Een van de kernvragen van de Innovatiewerkplaats Healthy aging bij arbeid is hoe regionale samenwerking hieraan kan bijdragen. Beide onderwerpen staan hoog op de agenda van IWP partner FNV Bondgenoten. Van hen uit kwam ook het idee om de informatie die uit door hen gevoerde loopbaangesprekken en gegeven loopbaantrainingen komt te gebruiken om meer zicht te krijgen op de aanbodzijde van de Noordelijke arbeidsmarkt. Idee is dat wanneer dit inzicht groter is, het eenvoudiger zou moeten zijn om tot een match met de vraagzijde te komen. Idee daarachter is weer dat een goede match tussen vraag een aanbod leidt tot duurzame(re) inzetbaarheid. Bijgaand 'report part' beschrijft de eerste resultaten van de analyses van gesprekken en trainingen met FNV leden. Geanalyseerd is met behulp van het 'Vliegwiel' voor begeleid werken. Dit vliegwiel genereert vragen waarmee zicht kan worden gekregen op zowel kennis en vaardigheden als op wat mensen werkelijk motiveert en drijft. Dit totaalbeeld is nodig om een zinvolle uitspraak te kunnen doen over het Noordelijk human capital. Uit de eerste resultaten blijkt vooral hoe belangrijk werk voor mensen is, en hoe belangrijk men het vindt om nuttig bezig te zijn en gewaardeerd te worden. Het gemiddeld opleidingsniveau ligt rond MBO 2/3 en mensen geven aan open te staan voor scholingsmogelijkheden. Momenteel zijn er 28 gesprekken ge-analyseerd, het is de bedoeling dat hiermee vanaf februari 2015 verder mee wordt gegaan binnen de kaders van een afstudeeropdracht HRM/TP.
Background: In 2009, the Steering Committee for Pregnancy and Childbirth in the Netherlands recommended the implementation of continuous care during labor in order to improve perinatal outcomes. However, in current care, routine maternity caregivers are unable to provide this type of care, resulting in an implementation rate of less than 30%. Maternity care assistants (MCAs), who already play a nursing role in low risk births in the second stage of labor and in homecare during the postnatal period, might be able to fill this gap. In this study, we aim to explore the (cost) effectiveness of adding MCAs to routine first- and second-line maternity care, with the idea that these MCAs would offer continuous care to women during labor. Methods: A randomized controlled trial (RCT) will be performed comparing continuous care (CC) with care-as-usual (CAU). All women intending to have a vaginal birth, who have an understanding of the Dutch language and are > 18 years of age, will be eligible for inclusion. The intervention consists of the provision of continuous care by a trained MCA from the moment the supervising maternity caregiver establishes that labor has started. The primary outcome will be use of epidural analgesia (EA). Our secondary outcomes will be referrals from primary care to secondary care, caesarean delivery, instrumental delivery, adverse outcomes associated with epidural (fever, augmentation of labor, prolonged labor, postpartum hemorrhage, duration of postpartum stay in hospital for mother and/or newborn), women’s satisfaction with the birth experience, cost-effectiveness, and a budget impact analysis. Cost effectiveness will be calculated by QALY per prevented EA based on the utility index from the EQ-5D and the usage of healthcare services. A standardized sensitivity analysis will be carried out to quantify the outcome in addition to a budget impact analysis. In order to show a reduction from 25 to 17% in the primary outcome (alpha 0.05 and bèta 0.20), taking into account an extra 10% sample size for multi-level analysis and an attrition rate of 10%, 2 × 496 women will be needed (n = 992). Discussion: We expect that adding MCAs to the routine maternity care team will result in a decrease in the use of epidural analgesia and subsequent costs without a reduction in patient satisfaction. It will therefore be a costeffective intervention. Trial registration: Trial Registration: Netherlands Trial Register, NL8065. Registered 3 October 2019 - Retrospectively registered.
In February 2017, seven partners signed a contract to collaborate on a project called the Healthy Workplace. Measuremen, Menzis, Health2Work, ENGIE, Planon, and Hanzehogeschool Groningen are dedicated to make the regular workplace a healthy workplace. Health is of primary importance for both the employee and employer. Employees want to be healthy, feel energized and reach an old age. While every organization wishes for the benefits of energized and healthy employees by increased engagement and less absenteeism.
LINK
Je leven steeds langer maar brengen die extra jaren niet in goede gezondheid door. Hierdoor neemt de vraag naar zorg toe.Tegelijk neemt het aantal mensen dat professionele zorg- en mantelzorg kan leveren af. In heel Nederland, maar zeker in hetNoorden waar krimp en vergrijzing relatief sterk zijn, zorgt dit voor druk op het gezondheidssysteem. Daarnaast is er een grotegroep mensen met één of meer chronische aandoeningen zoals COPD, obesitas en kanker en psychische klachten zoalsdepressie en chronische stress. Het goede nieuws is dat deze aandoeningen vaak te voorkomen zijn door een gezondereleefstijl. Om de toenemende druk op het gezondheidssysteem af te remmen zijn interventies gericht op de preventie daaromvan groot belang.In de huidige praktijk komt een sluitende preventieve aanpak bij mensen met gezondheidsrisico’s onvoldoende van de grondomdat de inzet te versnipperd en onvoldoende consistent is. Ook is er o.a. geen betaaltitel en daarmee geen tijd bijprofessionals in de gezondheidszorg. Voor een dergelijke omslag is het noodzakelijk dat er ruimte komt om als gemeenten enzorgverzekeraars gezamenlijk te kunnen investeren in preventie. In de in mei jl. gepubliceerde Landelijke NotaGezondheidsbeleid 2020-2024 is een eerste aanzet gegeven voor de aanpak van de belangrijkste gezondheidsvraagstukkensubsidieaanvraag_relevantie_disciplines_digitaal / GrantApplication-Relevance_discipline_digitalDossier nummer / Dossier number: 50-55505-98-201CONCEPTAangemaakt door ProjectNet / Generated by ProjectNet: 25-11-2020 13:44 2volgens het principe Health in All Policies. In het Nationaal Preventie Akkoord (NPA) wordt de wens voor een lokale vertalinggeuit, met de gemeente als regisseur samen met maatschappelijke partners. Ook wordt daarin de verbinding met NationaalSportakkoord en regionale zorgafspraken gelegd. Het in januari 2020 gestarte Preventie Overleg Groningen (POG) is hetregionale antwoord op deze gewenste ruimte voor preventie. Het POG is conform het NPA ontstaan vanuit de behoefte van dedeelnemende partijen om intensiever samen te werken, om meer samenhang aan te brengen tussen elkaars beleid en om vanelkaar te leren. Deze subsidieaanvraag sluit naadloos aan op de programmalijn van het POG; ‘Veilige en gezondeleefomgeving.’ Binnen deze lijn is het doel om een omgeving in te richten die uitnodigt tot gezond gedrag en ontmoeting. Hetversterken van gezondheid en welzijn van inwoners in hun eigen omgeving, waarbij preventie, ondersteuning en zorg insamenhang worden gebracht.De Ieefstijlproblematiek in Groningen uit zich vooral op het terrein van overgewicht, inactiviteit, roken en psychischeaandoeningen. Dit blijkt onder meer uit het onlangs verschenen Regiobeeld Noord (Menzis, 2020). Gemiddeld sporten erminder mensen in Groningen vergeleken met het gemiddelde van heel Nederland. Door het gezonder maken van de werk- enleefomgeving is er nog een aanzienlijke gezondheidswinst te behalen (VTV 2018). Dit aandeel ligt tussen de 4% (milieu) en19% (gedrag). Zorgkosten kunnen worden verlaagd door hierop in te zetten. Een gezonde fysieke leefomgeving kan bijdragenaan bijvoorbeeld de vermindering van eenzaamheid en overgewicht.Het is dan zaak om interventies zo goed mogelijk te laten aansluiten op de plaatselijke context en met draagvlak van debewoners. Dat de ene gemeente de andere niet is, blijkt ook uit het Regiobeeld Noord van Menzis, waarbij er grotegezondheidsverschillen bestaan tussen en binnen gemeenten. Dit benadrukt de urgentie voor een contextspecifiekepreventieaanpak
“Het gevreesde zorginfarct” (NRC, 25-11-2022); “Hoe inhalige cardiologen een zorginfarct veroorzaken’ (Volkskrant, 26-11, 2022)’ “Het zorginfarct is volgens Bos al begonnen” (De Gelderlander, 2-07-2022), zo maar willekeurig een aantal krantenkoppen van afgelopen kwartaal over een vastlopend zorgsysteem. In de diverse recente artikelen worden tal van experts aangevoerd, waaronder Wouter Bos, bestuursvoorzitter zorgverzekeraar Menzis en Joep de Groot, bestuursvoorzitter CZ. Opvallende afwezigen zijn de verpleegkundigen. Hun expertise komt in de diverse journalistieke artikelen rondom dit thema nauwelijks aan bod laat een eerste verkenning die we uitvoerden in het kader van ons verpleegkundig opinieleiderschaps- programma (Van Wijk et. Al. 2022). Toch mengen verpleegkundigen zich weldegelijk in het debat over het zorginfarct. Zo laten enkelen van zich horen op opiniepagina’s “Laat verpleegkundigen meepraten” (Trouw, 8-02, 2022). Ook via social media zijn enkele verpleegkundigen nadrukkelijk aanwezig in het debat. Zo is influencer Teun Toebes een niet te missen stem in discussies rondom de zorg voor mensen met dementie. Met hem is er een groeiende groep verpleegkundigen die zijn of haar expertise als ‘nurse-fluencer’ laat horen. Hoe verhouden deze opinies zich ten opzichte van het debat zoals dat via de journalistiek gevoerd wordt over het zorgdebat? In deze studie willen we analyseren welke nurse-fluencers - als identificeerbare opinieleiders en speekbuizen van verpleegkundige kennis (Poyry et al, 2022) - zich laten horen in het debat rondom het zorginfarct, welke argumenten ze ter sprake brengen en wat hun motieven zijn om zich via deze kanalen te manifesten. De studie moet inzage(n) geven in de manier waarop het onlinedebat zich verhoudt ten opzichte van het journalistieke debat over dit thema en handelingsperspectieven geven voor journalisten, verpleegkundigen en het onderwijs rondom het belichten van verpleegkundige expertise in het publieke debat.