This study investigated the influence of personality traits and the differential effect of product categories on brand love. Carroll and Ahuvia (2006) claim that it is relatively easier for hedonic and self-enhancing products to obtain brand love. Nevertheless, in relation to the field of consumer-brand relationships, contradictory findings exist regarding the effects of product category on relationship quality. Christy et al. (1996), Veloutsou (2007), and Wilson (2011) point to a positive effect for the influence of high product category involvement on the brand relationship quality, whereas Valta (2013) finds no support at all. Current empirical studies on brand love, however, focus on a single product category from rather high-involvement categories like consumer electronics or apparel (Batra et al., 2012; Rauschnabel et al., 2013). This raises the question whether brand love can only be obtained in those product categories. An application of the Rossiter–Percy grid is thus carried out to measure the direct influence of product category on brand love. Furthermore, we explore whether product category offers an additional explanation for the varying results of personality traits on relationships. We propose that product category acts as a moderator between personality and brand love. Therefore, the research questions this study will seek to answer are the following: RQ1: To what extent does personality influence brand love? RQ2: To what extent does the product category influence brand love? RQ3: To what extent does the product category moderate the relationship between personality and brand love?
LINK
‘Als bewust en onbewust het niet met elkaar eens zijn, naar welk systeem luistert de klant dan?’ Stel: je loopt tegen sluitingstijd in een winkel en je hebt nog maar enkele minuten om je boodschappen te doen. Het personeel is de winkel al aan het opruimen, terwijl jij nog snel langs de schappen snelt en wat boodschappen voor het avondeten in je mandje doet. Welke producten zul je kiezen? Je kunt kiezen uit een enorm assortiment, maar je hebt maar weinig tijd om er over na te denken. Waarschijnlijk kies je voor de producten die je al kent en waar je een goed gevoel over hebt, zonder hier al te veel over na te denken. Zou je wat meer tijd hebben, dan zou je waarschijnlijk wat langer stil staan bij jouw keuze en een meer rationele afweging maken.
LINK
De culturele industrie staat onder druk. De subsidiënten en de sponsors trekken zich terug. De vraag is hoe Oerol zonder verlies aan identiteit nieuwe verdienmodellen kan introduceren op de volgende edities. Oerol trekt in 10 dagen 55.000 bezoekers waarvan er 25.000 het paspoort kopen waarmee toegang tot de koop van tickets mogelijk is. Dit aantal moet omhoog kunnen. Tevens veronderstellen wij dat de bezoeker niet bewust is van het risico die de particuliere organisatie van Oerol loopt bij iedere editie. In het rapport staat een analyse van de situatie waarbij de programmering- piramide alsmede de customer life-time value theorie wordt ingepast en aanbevelingen van verdienmodellen.
DOCUMENT
Deze studie verkent wat hbo-honoursstudenten, vergeleken met reguliere studenten, belangrijk vinden in de benadering door hun docenten. Honoursstudenten vragen volgens de literatuur om een andere doceerbenadering dan reguliere studenten, omdat ze meer uitdaging willen en aankunnen. Vanuit de veronderstelling dat hbo-honoursstudenten beschikken over een relatief hoge motivatie en goed ontwikkelde leerstrategieën,is de relatie tussen motivatie, leerstrategie en docentvoorkeur onderzocht. Metvragenlijstonderzoek (N = 194) is nagegaan hoe tweedejaars honours- en reguliere studenten van de Hanzehogeschool Groningen zichzelf beoordelen op motivatie en leerstrategie en hoe zich dat verhoudt tot hun voorkeur voor een doceerbenadering.Honours- en reguliere studenten scoren zichzelf significant verschillend: honoursstudenten zeggen meer intrinsiek gemotiveerd te zijn, meer waarde aan hun studie te hechten en meer te vertrouwen op hun eigen kunnen. Daarnaast beoordelen ze hun vermogen tot kritisch denken en tot metacognitieve zelfregulatie hoger dan reguliere studenten dat doen. Honoursstudenten tonen een sterkere voorkeur voor docenten die in hun benadering kritisch en integratief denken, actief leren en zelfregulatie bevorderen. Er is geen overtuigend bewijs gevonden voor de verwachting dat motivatie en leerstrategieën van honoursstudenten de voorkeur voor een zelfregulatie-bevorderende docent voorspellen.
DOCUMENT
Inleiding Het doel van dit vragenlijstonderzoek was om in kaart te brengen op welke manieren en op welke momenten mensen met diabetes mellitus type 2 willen participeren bij de ontwikkeling en toepassing van e-health, en welke factoren daarop van invloed zijn. Methode Via verschillende online platforms en de nieuwsbrief van de Diabetesvereniging Nederland is een digitale vragenlijst verspreid met zowel gesloten als open vragen. Informatie werd verzameld over: 1) bereidheid tot participatie; 2) voorkeuren over de vorm van participatie; 3) beïnvloedbare factoren voor participatie, zoals motivatie, competentie, middelen, sociale invloed en uitkomstverwachtingen; 4) achtergrondkenmerken. Resultaten Er zijn 160 vragenlijsten geanalyseerd. Ruim 75% van de respondenten heeft interesse in patiëntparticipatie. De meeste respondenten prefereren solistische participatiemethoden boven groepsparticipatie, respectievelijk 93% en 46%. De helft denkt voldoende kennis te hebben om mee te kunnen doen aan patiëntparticipatie en 40% denkt een waardevolle inbreng te kunnen hebben. Als vergoeding wensen deelnemers vooral het gratis gebruik van nieuwe technologie. Conclusie Omdat mensen verschillen in hun voorkeuren voor momenten en manieren van participatie, is het aan te bevelen daarvoor verschillende vormen van participatie en vergoedingen aan te bieden tijdens het gehele proces van ontwikkeling tot toepassing van e-health.
MULTIFILE
In dit onderzoek is gekeken of HBO-docenten een voorkeur hebben voor studenten met een bepaalde leerstijl, zoals getypeerd door Kolb. In één van de docententeams van de opleiding Media, Informatie en Communicatie aan de Hogeschool van Amsterdam is een kleinschalig kwantitatief onderzoek uitgevoerd. Alle 23 docenten van dit team kozen uit twintig stellingen drie leerstrategieën zij het meest typerend vinden voor een goede student. Elk van deze strategieën is gekoppeld aan een van de vier leerstijlen van Kolb, vijf strategieën per leerstijl. Voor elke leerstijl is gekwantificeerd hoe vaak daarbij bijbehorende stellingen zijn genoemd, en vervolgens zijn de uitkomsten aan analyse onderworpen. Hieruit bleek een significante afwijking van de verwachte verdeling: het aantal keren dat docenten kozen voor een strategie behorende tot de leerstijl ‘doener’ is niet gebaseerd op een evenredige verdeling van de strategieën over de leerstijlen. Geconcludeerd kan worden dat de resultaten ondersteuning bieden voor de hypothese: docenten kiezen, gevraagd naar leerstrategieën die de leerstijl van een student typeren, voor één leerstijl als beste. Er worden ook andere leerstijlen gekozen, maar het is significant dat de docenten samen, als team, een voorkeur voor studenten met één leerstijl hebben, in dit geval die van ‘doener’.
MULTIFILE
De uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen heeft duidelijk gemaakt dat de regeringscoalitie van VVD en PvdA veel zetels heeft verloren. Dus zouden de oppositiepartijen de kans moeten krijgen om een nieuwe regering te vormen.
LINK
Op 22 april is het Earth Day, een dag waarop sinds 1970 wereldwijd aandacht wordt gevraagd voor milieubescherming en duurzaamheid. Een belangrijk thema, want de aarde staat onder druk door klimaatverandering en andere milieuproblemen. In Nederland zijn er verschillende initiatieven vanuit de overheid, het bedrijfsleven en ook burgers om te verduurzamen. Maar hoe belangrijk vinden kiezers het eigenlijk dat Nederland duurzamer en klimaatneutraal wordt? En wie is daar volgens hen voor verantwoordelijk en waar lopen ze tegenaan bij het (verder) verduurzamen van hun eigen leven? In deze blogpost bespreken we de resultaten van een recent en landelijk representatief onderzoek onder ruim 2.500 consumenten naar de opvattingen van Nederlandse kiezers over duurzaamheid. De resultaten van dit onderzoek zijn samengevat in een interactief, online dashboard: https://goldman.eco/de-relatie-tussen-de-politieke-voorkeur-van-nederlanders-en-duurzaam-leven-lessen-voor-earth-day/
MULTIFILE
Protocollair gestuurde zorg en individuele afstemming van verpleegkundige zorg lijken op gespannen voet te staan met elkaar, maar is dit ook zo? In de evidence-based practice (EBP) zijn drie componenten belangrijk voor een zorgvuldige besluitvorming: bewijs uit wetenschappelijk onderzoek, kennis over best practices en kennis over voorkeuren en waarden van zorgvragers. Veel belang wordt toegekend aan bewijs uit wetenschappelijk onderzoek dat vooral zichtbaar is in de toepassing in richtlijnen en protocollen. In de huidige regelgerichte zorg ligt veel nadruk op het naleven van die protocollen, veel minder aandacht gaat uit naar het afstemmen op de individuele voorkeuren van de patiënt.
DOCUMENT
Om goede en verantwoorde zorg te kunnen bieden, streeft de paramedicus naar evidence-based practice. Evidence-based practice is het zorgvuldig, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal en evidence om beslissingen te nemen met individuele patiënten om de zorgverlening te verbeteren. De praktijk van evidence-based practice impliceert het integreren van individuele professionele kennis van de paramedicus met de wens en voorkeur van de patiënt en het beste externe bewijsmateriaal dat vanuit systematisch onderzoek beschikbaar is. De voorkeuren, wensen en verwachtingen van de patiënt spelen bij de besluitvorming een centrale rol.
DOCUMENT
Om goede en verantwoorde zorg te kunnen bieden, streeft de paramedicus naar evidence-based practice. Evidence-based practice is het zorgvuldig, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal en evidence om beslissingen te nemen met individuele patiënten om de zorgverlening te verbeteren. De praktijk van evidence-based practice impliceert het integreren van individuele professionele kennis van de paramedicus met de wens en voorkeur van de patiënt en het beste externe bewijsmateriaal dat vanuit systematisch onderzoek beschikbaar is. De voorkeuren, wensen en verwachtingen van de patiënt spelen bij de besluitvorming een centrale rol.
DOCUMENT