Hoofdstuk 2 in Hoe de bal blijft rollen. Naar meer vitaliteit van voetbalverenigingen. Het begrip vitaliteit klinkt bekend. Iedereen knikt als het wordt gebruikt. Maar wat wordt ermee bedoeld? En hoe kan inzicht in dit thema verenigingen ondersteunen bij het verbeteren van hun functioneren? Deze vragen staan in dit hoofdstuk centraal. We zetten eerst uiteen dat het voor sportverenigingen die willen werken aan hun vitaliteit van belang is een omslag in denken te maken van vitaliteit als begrip naar vitalisering als proces. Vervolgens onderzoeken we welke factoren van belang zijn bij dat proces van vitalisering. Deze factoren bieden verenigingen handvatten om mee aan de slag te gaan.
Vanuit de professionals in de strafrechtketen is er een grote behoefte aan snelle en betrouwbare DNA-analyses die buiten de laboratoria op of nabij een plaats delict kunnen worden uitgevoerd. Een sneller opsporingsproces draagt bij aan een betere aanpak van criminaliteit. Met nieuwe forensische DNA-technieken kunnen snel analyseresultaten worden gegenereerd die de opsporing verder kunnen helpen. Het is echter een complexe uitdaging om deze technieken daadwerkelijk in te zetten in de huidige opsporingspraktijk. Hoe werkt deze techniek, wanneer kan de techniek wel of juist niet worden ingezet, wat zijn de kosten en de baten, en welke resultaten kunnen ermee worden behaald? Bij het starten van een DNA-onderzoek op locatie spelen allerlei kwaliteitseisen en juridische waarborgen waarmee DNA-onderzoek is omgeven. Ook gaat het gebruik van deze techniek gepaard met nieuwe taken, rollen en verantwoordelijkheden van de professionals die betrokken zijn bij het proces van opsporing en vervolging, en met een nieuwe wijze van samenwerking tussen ketenpartners. In dit project is een nieuwe werkwijze – de LocalDNA-procedure – ontwikkeld en getoetst. Deze procedure is gericht op het effectief gebruik van een snelle mobiele DNA-analyse techniek door forensische rechercheurs en een snelle informatiestroom tussen de ketenpartners van de politie, het Nederlands Forensisch Instituut en het Openbaar Ministerie. Uit het onderzoek is gebleken dat de LocalDNA-procedure kan worden ingezet binnen een beperkt aantal zaken en voornamelijk geschikt is voor bloedsporen. Wanneer de procedure kan worden ingezet is deze belovend. Het DNA-onderzoek leidt relatief vaak tot een bruikbaar DNA-profiel waarmee verder kan worden gerechercheerd. Gemiddeld zorgt de inzet van de LocalDNA-procedure voor een grote versnelling in het algehele opsporingsproces bij zaken die hebben geleid tot snelle identificatie en opsporing van verdachten. Naast de belovende resultaten laat het onderzoek ook zien dat de procedure nog niet geschikt is voor onmiddellijke inzet in de praktijk. Belangrijke knelpunten zijn onder andere dat de gebruikte DNA- analyseapparatuur momenteel nog niet los van een aanvullende kwaliteitscontrole kan worden uitgevoerd, dat het (beslissings-) ondersteunend systeem voor het selecteren van zaken en sporen nog verder moet worden ontwikkeld en de opvolging van een snel resultaat verdere uitwerkt moet worden. Ten behoeve van implementatie in de praktijk heeft het onderzoek mogelijkheden inzichtelijk gemaakt waarmee geconstateerde knelpunten kunnen worden ondervangen en aspecten waarmee rekening moet worden gehouden bij het ontwikkelen van de toekomstige procedure en de mogelijke inrichting hiervan. Onder andere zal aanvullend onderzocht moeten worden of andere apparatuur en bemonsteringsmethoden betere resultaten opleveren, of scherpere keuzes gemaakt moeten worden ten aanzien van de sporen die voor snelle DNAprocedure in aanmerking komen, hoe de ondersteuningstool verder geoptimaliseerd en geïmplementeerd kan worden en wat de invloed is als de LocalDNA-procedure niet op een vaste locatie maar op de plaats delict zelf wordt ingezet.Nader onderzoek en opvolging van de aanbevelingen die zijn voortgevloeid uit dit onderzoek zullen inzichtelijker maken hoe een snelle DNA-onderzoeksroute en een snelle informatieoverdracht tussen ketenpartners optimaal kan worden ingezet voor het versnellen van de opsporingspraktijk.
Aangejaagd door hogere klanteisen, het snelle tempo van technologische ontwikkelingen en demografische verschuivingen en daaruit voortvloeiende toenemende personeelstekorten, staan mkb-bedrijven voor de uitdaging om te investeren in adaptiviteit en leervermogen van hun medewerkers. Mkb-bedrijven en hun medewerkers zullen steeds slimmer gebruik moeten maken van nieuwe technologie en zichzelf continu moeten doorontwikkelen. Vooral voor de groep praktisch opgeleide medewerkers ligt er een uitdaging om ze proactief te stimuleren en een cultuur te creëren waarin leren en ontwikkelen een vanzelfsprekend onderdeel is van het werk en waarbij de diversiteit aan menselijk kapitaal optimaal wordt benut (SER, 2021). In zo’n werkomgeving ontstaan steeds meer creatieve samenwerkingsprocessen tussen een verscheidenheid aan mensen binnen de organisatie, tussen bedrijven onderling en met onderwijsinstellingen. Veel mkb-bedrijven onderschrijven de noodzaak van zo’n leercultuur. Echter, deze bedrijven ervaren dat het hen zelf onvoldoende lukt om een leercultuur van de grond te krijgen. Het is lastig voor mkb-bedrijven om inzicht te krijgen in de eigen leercultuur en te achterhalen welke interventies passen om deze cultuur concreet te verbeteren. In dit project onderzoeken we samen met tien mkb-bedrijven hun leercultuur door middel van een gevalideerde leercultuurscan en door het toepassen en monitoren van passende interventies. We monitoren deze interventies op basis van de ‘realistic evaluation’ benadering en trachten daarmee te achterhalen welke interventies in de mkb-praktijk effectief zijn. Op basis van de onderzoeksresultaten ontwikkelen we een toolbox met een set van interventies voor de mkb-praktijk. Om dit te realiseren werken we intensief samen met kennispartners Hogeschool Saxion, Hogeschool Rotterdam en Universiteit Twente. Verder bestaat het consortium uit brancheorganisatie Bouwend Nederland, Stichting OOM (scholingsadviesbureau van sociale partners in de Metaalbewerking), Regio Zwolle – programma Human Capital Agenda, Centre of Expertise TechYourFuture, VNO-NCW en arbeidsmarktregio Zwolle. De effectieve interventies voor een leercultuur leiden tot (praktische) kennisontwikkeling voor mkb-bedrijven, onderwijs en wetenschap.