Hoe ervaren en beoordelen jongeren de alledaagse opvoeding door hun ouders? Deze vraag staat centraal in het onderzoek dat Hogeschool INHolland in opdracht van de afdeling Jeugd van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) van de gemeente Amsterdam heeft uitgevoerd op twee scholen voor voortgezet onderwijs in Amsterdam. Wat vinden jongeren van de opvoedkwaliteiten van hun ouders? Bieden ze begeleiding en steun? En zouden ouders volgens de jongeren aanvullend advies en informatie kunnen gebruiken bij de opvoeding van tieners?
DOCUMENT
Een literatuurstudie naar het versterken van informele en formele verbindingen rondom jeugdigen en gezinnen in de specialistische hulpverlening. Wat is er internationaal en nationaal bekend over het versterken van de samenwerking tussen het informele en formele netwerk? Deze vraag heeft centraal gestaan. In deze literatuurstudie staat beschreven welke kenmerken jeugdigen belangrijk vinden in de relatie met hun sociaal werker en andere belangrijke volwassenen. Ook worden er verschillende netwerkbenaderingen beschreven, waaronder de JIM-aanpak. In de conclusie worden er handelingsalternatieven geboden voor de professional. Deze literatuurstudie dient als vooronderzoek voor een praktijkonderzoek waarin er met een dossieranalyse wordt gekeken naar de mate waarin professionals het netwerk van jeugdigen en gezinnen optimaal benutten.
DOCUMENT
De werkwijze 1Gezin1Plan (1G1P) beoogt multiprobleemgezinnen integraal, planmatig en doelgericht te helpen door hen actief te betrekken bij de hulp. De vaak onderling verweven problemen van deze gezinnen bestrijken meerdere gebieden, waardoor zij te maken hebben met veel verschillende instellingen. Met 1G1P maken gezin en betrokkenen gezamenlijk een samenhangend gezinsplan en bespreken de voortgang tijdens rondetafeloverleggen. Hoe krijgt regievoering door het gezin vorm in de praktijk? En wat betekent dat voor professionals en gezinnen? Oorspronkelijke publicatie op BSL-SpringerLink 12 okotober 2018 DOI: https://doi.org/10.1007/s12459-018-0168-0
MULTIFILE
De mondgezondheid van veel jonge kinderen in Nederland is slecht. Vooral kinderen uit gezinnen met een lagere sociaaleconomische positie (SEP) hebben last van tandbederf (cariës) en worden onvoldoende bereikt voor preventieve mondzorg. Ouders van deze kinderen hebben vaak te weinig baat bij huidige voorlichtingsmethoden om adviezen omtrent mondverzorging, fluoridegebruik en voeding in praktijk te brengen. Ook mondzorgverleners geven aan sterk behoefte te hebben aan kennis en handvatten om het mondgezondheidsgedrag van ouders en kinderen te kunnen veranderen. In 2017 is de Uitblinkers-interventie ontwikkeld om de mondgezondheid van jonge kinderen te verbeteren. Uitblinkers is een gespreksmethodiek die ingrijpt op de onderliggende opvoeding- en gezinsfactoren die een drempel vormen voor een goede mondverzorging bij het kind. Hierbij worden wetenschappelijk-gefundeerde gesprekstechnieken toegepast en componenten gebruikt uit pedagogische interventies die effectief zijn gebleken voor de preventie van overgewicht bij kinderen. Uitblinkers is met veel enthousiasme door het mondzorgveld ontvangen en pilotonderzoek laat veelbelovende resultaten zien. Aanhoudende vragen uit het werkveld zijn of de Uitblinkers-interventie daadwerkelijk effectief is in het verbeteren van mondgezondheidsgedrag, vooral bij kinderen met lage SEP, en wat er nodig is om de interventie te kunnen uitvoeren in de praktijk. Daarnaast spraken mondzorgverleners de behoefte uit voor dezelfde interventie voor het verbeteren van voedingsgedrag. Deze aanvraag is daarom gericht op de effectevaluatie, toepassing en doorontwikkeling van de Uitblinkers-interventie. In 20 mondzorgpraktijken wordt een niet-gerandomiseerde, gecontroleerde trial uitgevoerd naar het effect van de interventie op poetsgedrag. Voorafgaand en gedurende de trial worden kwalitatieve gegevens verzameld over implementatiefactoren die de uitvoering van de interventie belemmeren of bevorderen. Daarnaast wordt co-design toegepast met ouders, mondzorgverleners en jeugdverpleegkundigen voor de doorontwikkeling van de Uitblinkers-interventie op voedingsgedrag, voor toepassing op het consultatiebureau. De vergaarde kennis is zeer relevant voor het werkveld en onderwijs om de kloof in mondgezondheid tussen verschillende SEP groepen terug te kunnen dringen.
Aanleiding Het is belangrijk om de opvoedingskracht van ouders en de sociale steun rond gezinnen te versterken. De Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) hebben hierin een belangrijke taak: preventie en het bieden van laagdrempelige opvoedingshulp bij lichte opgroei- en opvoedvragen, en waar nodig doorverwijzen naar zwaardere vormen van hulp. Dit noemen we preventief en omgevingsgericht werken. In de CJG’s zijn het vooral de frontliniewerkers - de pedagogisch consulenten, de maatschappelijk werkers en de sociaal verpleegkundigen – die invulling moeten geven aan het preventief en omgevingsgericht werken. Zij geven aan dat zij behoefte hebben aan gereedschap om:• Sociale pedagogische netwerken in buurten en wijken te versterken.• Opvoedingsvragen van ouders te verhelderen en daarop in te spelen.• Tijdig te kunnen signaleren wanneer zij de hulp van specialisten moeten inroepen. Doelstelling De hoofdvraag van dit project luidt dan ook: Op welke wijze kunnen frontliniewerkers invulling geven aan het preventief en omgevingsgericht werken, zodat zij de opvoedkracht van ouders en de pedagogische kwaliteit van de sociale omgeving van gezinnen versterken? Welke handvatten, instrumenten, vaardigheden, kennis en attitude hebben deze professionals daarvoor nodig? Het hart van dit project is de kenniswerkplaats die bestaat uit frontliniewerkers, docent/onderzoekers en studenten, die vanuit hun eigen inbreng en deskundigheid samenwerken. Via de kenniswerkplaats wordt geleerd door te doen. Ook wordt nadrukkelijk gezocht naar de intuïtieve kennis en behoeften van collega-professionals door mee te lopen met frontliniewerkers en hen te interviewen. De kenniswerkplaats vraagt feedback van inhoudsdeskundigen. Zij toetst haar resultaten aan de mening van de schakelgroep, waar het middenmanagement deel van uitmaakt. Dit gebeurt met het oog op de implementatie van de producten op de werkvloer. Beoogde resultaten Het project Een stap naar voren wil een lerende omgeving bieden voor professionals, studenten en docenten. Zij zullen instrumenten voor het werkveld ontwikkelen, zoals een gereedschapskist met praktische instrumenten. De oplossingen dragen bij aan een positief opvoedingsklimaat in buurten en gezinnen en op termijn tot een vermindering van verwijzing naar (en dus kosten van) de tweedelijnszorg. Voor het onderwijsveld levert dit project inzicht in de benodigde competenties voor preventief en omgevingsgericht werken voor de opleidingen sociale studies en verpleegkunde. Tot slot levert dit project kennis op voor het onderzoeksveld, zoals een methodiek om ‘tacit knowledge’ (impliciete kennis) bij professionals op te halen.
De transitie en transformatie in de Jeugdhulp gaat samen met de wens van gemeenten en rijksoverheid om kinderen die niet meer thuis kunnen wonen niet meer in (gesloten) residentiele voorzieningen maar zo veel mogelijk in pleeggezinnen en gezinsgerichte voorzieningen op te vangen. Als gevolg hiervan, neemt het aantal jeugdigen met complexe zorgvragen toe in gezinshuizen (in 2016 50% meer! bron: factsheet gezinshuizen). Onderzoek aan Hogeschool Leiden heeft de afgelopen jaren aangetoond dat in gezinshuizen een beter leefklimaat aanwezig is dan in residentiële voorzieningen en de gesloten jeugdhulp. Toch gaat plaatsing niet altijd goed, vaak vanwege complexe problemen van deze kinderen. Dan moeten ze weer naar een andere plek. Volgens recent onderzoek hebben kinderen in gezinshuizen gemiddeld al 3,6 plaatsingen achter de rug. Voor het kind en de hulpverlening is een overplaatsing een traumatische gebeurtenis zoals in de aangrijpende documentaire ‘Alicia’ was te zien (Zdoc november j.l.). Deze negatieve jeugdervaring komt bovenop eerdere negatieve jeugdervaringen in hun leven en heeft grote gevolgen voor hun latere ontwikkeling. Samen met een landelijk dekkend netwerk van ongeveer 400 gezinshuizen en overkoepelende (zorg)instellingen onderzoeken drie hogescholen (Leiden, Windesheim en CHE) en een universiteit (Tilburg) voor welke kinderen (achtergrond, problematiek) gezinshuizen een geschikte hulpverleningsvorm zijn en wat dit betekent voor zowel de organisatie van de hulpverlening als deskundigheid van gezinshuisouders. Dit leidt tot implicaties voor het werkveld, maar ook voor het hbo-onderwijs. Hierbij is er ook aandacht voor wat gezinshuisouders nodig hebben om hun werk goed te kunnen doen en het vol te kunnen houden. Opbrengsten van het onderzoek zullen worden gebruikt om een beloftevol transformatiedoel te realiseren: overplaatsingen voorkomen en een stabiele en duurzame plek voor kinderen die het niet getroffen hebben omdat ze niet meer thuis kunnen wonen.
Lectoraat, onderdeel van NHL Stenden Hogeschool