Divorce is a common and complex phenomenon with high social impact, especially when it involves pervasive conflict. This chapter discusses an analytic content-based framework for gaining an in-depth understanding of divorce. It considers seven inter- related dimensions: time, conflict, relationships, violence, systems, cooperation and communication. Each dimension can be further related to the exacerbating factors of addiction and psychiatric illness. This analytical method points the way to de- escalating domestic conflict and sometimes intimate violence after divorce by listen- ing to and properly interpreting the voices of children and parents. Partner violence and controlling behaviour before, during and after divorce can arise from the struggle of one partner to attack and diminish the other, or by both partners contending for power as the family breaks up. The resulting conflict can disrupt the parental partner- ship in ways that traumatize them and interfere with their children’s right to grow up in safe surroundings, nurtured and guided by both parents. Social professionals who respond effectively are able to look beyond stereotypes to sense the unique and subtle patterns underlying the intense and persistent discord characteristic of high-conflict divorce. Only when the particular aspects of those patterns are understood and prop- erly addressed can (co-) parenting be restored to assure the children of post-divorce safety and well-being.
Ruim een half miljoen kinderen in Nederland groeien op in een gezin waarin een of beide ouders psychische problemen of een verslaving heeft. De opvoeding van hun kinderen kent voor deze ouders bijzondere uitdagingen, met het risico dat psychische problematiek verergert en/of haar weerslag heeft op de kinderen. Effectieve hulp aan deze gezinnen vraagt om integrale samenwerking tussen het jeugddomein en de geestelijke gezondheidszorg voor volwassenen (v-ggz). In de regio Haaglanden worden een aantal pilots uitgevoerd om bij gezinnen met ernstige, complexe problematiek naast jeugdhulp ook expertise of ondersteuning vanuit de v-ggz in te zetten. Het gaat daarbij om de volgende projecten: ‘Beter Thuis’ (Den Haag, Zoetermeer en ‘Integraal 0-6-team in de wijk’) en ‘Ggz bij Jeugdbescherming west’ (vanuit Indigo en Impegno). Dit onderzoek heeft als doel inzicht te geven in de meerwaarde van deze pilots, in het bijzonder wanneer het gaat om de integratie van jeugdhulp en v-ggz.
Op basis van een longitudinaal onderzoek onder (oorspronkelijk)120 jongeren die vanaf 1990 regelmatig werden geinterviewd, wordt beschreven welke veranderingen zich voordoen in de zorg-werk orientaties van jonge ouders en uitstellers van ouderschap. Ook wordt geanalyseerd welke factoren deze veranderingen beinvloeden. In een theoretische inleiding wordt beschreven hoe de verschillende moderniseringsparadoxen in het leven van kinderen, vrouwen en mannen bijdragen aan het in stand houden van het zogenoemde anderhalf model waarbij mannen voltijds werken en vrouwen arbeid en zorg combineren. Op basis van gegevens uit vijf rondes van interviews onder (inmiddels) 27-31 jarige jongvolwassenen werd een indeling gemaakt in keuzebiografische en standaardbiografische ouders en uitstellers van ouderschap. Van alle groepen wordt beschreven hoe zij met hun partners onderhandelen over de zorg-arbeid verdeling en van welke vorm van kinderopvang zij gebruik (wensen) te maken. De resultaten laten zien dat jong volwassenen in Nederland vooral op een pragmatisch niveau onderhandelen. Voor jonge vrouwen blijkt het belangrijk dat hun partners bijdragen aan huishoudelijk werk en meehelpen bij de zorg voor hun kinderen gedurende de drukste uren van de dag. Maar met betrekking tot meer fundamentele vragen zoals een (her) verdeling van betaalde arbeidsuren en zorguren tussen partners en gebruik maken van verlofregelingen worden behoeften en wensen nauwelijks uitgewisseld.
Adequate gezondheidsvaardigheden van ouders zijn onontbeerlijk voor gezonde groei en ontwikkeling van hun kind en de basis voor stevig ouderschap. Bijna een derde (29%) van de Nederlandse bevolking heeft echter beperkte gezondheidsvaardigheden. Zij hebben moeite met begrijpen en toepassen van informatie van zorgverleners en regie voeren over hun gezondheid. Dit heeft negatieve invloed op gezondheidsgedrag van ouders in de zorg voor de gezondheid van henzelf en hun kinderen. Beperkte gezondheidsvaardigheden zijn complex en lastig te veranderen. Afstemmen van zorgverleners op beperkte gezondheidsvaardigheden is hierin een eerste stap. Verloskundigen en kraamverzorgenden willen beperkte gezondheidsvaardigheden beter herkennen. Tegelijk willen ze aansluitend op elkaar, optimaal afstemmen op beperkte gezondheidsvaardigheden van ouders. Onderzoeksvraag Hoe kunnen geboortezorgverleners effectief worden toegerust met bruikbare werkwijzen voor optimale afstemming op ouders met beperkte gezondheidsvaardigheden? Doelen 1. Breed gedragen en bruikbare gesprekstool om beperkte gezondheidsvaardigheden bij ouders te herkennen: de CHAT-geboortezorg. 2. Ontwerp van werkwijzen voor 3 domeinen die relevant zijn voor afstemmen van geboortezorg op beperkte gezondheidsvaardigheden van ouders: ondersteunende zorgrelaties, bevorderen van ondersteunende persoonlijke relaties van ouders en afstemmen door communicatie-op-maat. 3. Op bruikbaarheid en draagvlak getoetste en doorontwikkelde werkwijzen voor afstemming op beperkte gezondheidsvaardigheden. 4. Duurzame doorwerking en disseminatie van project- en onderzoeksresultaten in de beroepspraktijk, onderwijs en onderzoek. Met extra aandacht voor verbinding met jeugdgezondheidszorg en huisartsgeneeskunde om continuïteit van zorg na de perinatale periode te bevorderen. Methoden • Participatief Actie Onderzoek om werkwijzen te ontwikkelen in co-creatie met ouders en zorgverleners. • Most Significant Change, QQ-10 en MIDI-vragenlijsten voor kwalitatieve en kwantitatieve evaluatie- en effectmetingen. Resultaat Een interprofessioneel pakket werkwijzen voor geboortezorgverleners dat bestaat uit een breed geëvalueerde gesprekstool om beperkte gezondheidsvaardigheden bij ouders te herkennen en uit werkwijzen om de zorgverlening op hen af te stemmen binnen de domeinen (1) ondersteunende relatie met zorgverleners, (2) ondersteunende persoonlijke relaties en (3) informatievoorziening.