Inhibition of the sodium–glucose cotransporter 2 (SGLT2) by canagliflozin in type 2 diabetes mellitus results in large between-patient variability in clinical response. To better understand this variability, the positron emission tomography (PET) tracer [18F]canagliflozin was developed via a Cu-mediated 18F-fluorination of its boronic ester precursor with a radiochemical yield of 2.0 ± 1.9% and a purity of >95%. The GMP automated synthesis originated [18F]canagliflozin with a yield of 0.5–3% (n = 4) and a purity of >95%. Autoradiography showed [18F]canagliflozin binding in human kidney sections containing SGLT2. Since [18F]canagliflozin is the isotopologue of the extensively characterized drug canagliflozin and thus shares its toxicological and pharmacological characteristics, it enables its immediate use in patients.
DOCUMENT
Inhibition of the sodium−glucose cotransporter 2 (SGLT2) by canagliflozin in type 2 diabetes mellitus results in large between-patient variability in clinical response. To better understand this variability, the positron emission tomography (PET) tracer [18F]canagliflozin was developed via a Cu-mediated 18F-fluorination of its boronic ester precursor with a radiochemical yield of 2.0 ± 1.9% and a purity of >95%. The GMP automated synthesis originated [18F]canagliflozin with a yield of 0.5−3% (n = 4) and a purity of >95%. Autoradiography showed [18F]canagliflozin binding in human kidney sections containing SGLT2. Since [18F]canagliflozin is the isotopologue of the extensively characterized drug canagliflozin and thus shares its toxicological and pharmacological characteristics, it enables its immediate use in patients.
DOCUMENT
Objective: In myocardial perfusion single-photon emission computed tomography (SPECT), abdominal activity often interferes with the evaluation of perfusion in the inferior wall, especially after pharmacological stress. In this randomized study, we examined the effect of carbonated water intake versus still water intake on the quality of images obtained during myocardial perfusion images (MPI) studies. Methods: A total of 467 MIBI studies were randomized into a carbonated water group and a water group. The presence of intestinal activity adjacent to the inferior wall was evaluated by two observers. Furthermore, a semiquantitative analysis was performed in the adenosine subgroup,using a count ratio of the inferior myocardial wall and adjacent abdominal activity. Results: The need for repeated SPECT in the adenosine studies was 5.3 % in the carbonated water group versus 19.4 % in the still water group (p = 0.019). The inferior wall-to-abdomen count ratio was significantly higher in the carbonated water group compared to the still water group (2.11 ± 1.00 vs. 1.72 ± 0.73, p\0.001). The effect of carbonated water during rest and after exercise was not significant. Conclusions: This randomized study showed that carbonated water significantly reduced the interference of extra-cardiac activity in adenosine SPECT MPI. Keywords: Extra-cardiac radioactivity, Myocardial SPECT, Image quality enhancement, Carbonated water
DOCUMENT
Precieze cijfers en feiten over gezelschapsdieren ontbreken in Nederland. Huidige gegevens over bijvoorbeeld het aantal huisdieren zijn vooral gebaseerd op schattingen. Het ontbreken van inzicht en bewijslast op basis van nauwkeurige en actuele feiten en cijfers kan negatieve gevolgen hebben voor onder andere zorgkwaliteit, voorlichting en toezicht op dierenwelzijn en diergezondheid.Het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) heeft drie groene hogescholen de opdracht gegeven om te verkennen of het haalbaar is een landelijke structurele monitoring van feiten en cijfers over gezelschapsdieren op te zetten. En dat te vertalen naar aanbevelingen. De verkenning richtte zich op de diergroepen hond, kat en konijn. Er zijn interviews afgenomen bij overheid(sdiensten), NGO’s, brancheorganisaties, kennisinstellingen en één handelsplatform. Aanvullend is specifiek voor de hondensector in twee aan het project gerelateerde afstudeeronderzoeken informatie verkregen over dataverzameling en monitoring. Eén onderzoek richtte zich op de hele sector, de andere op dataverzameling binnen dierenasielen. Hiervoor zijn ook interviews afgenomen en deskstudies uitgevoerd. Deze informatie tezamen geeft inzicht in belangen en doelen van belanghebbenden, de meest relevante data, haalbaarheid, draagvlak en goede praktijken die als voorbeeld kunnen dienen voor een gezamenlijke monitor.Doelen en belangen met betrekking tot een monitoringssysteem lopen ver uiteen. Desondanks scharen alle geïnterviewde stakeholders zich achter een structurele en gezamenlijke monitoring. Het draagvlak is groot. Ze geven heel duidelijk aan dat integratie met ‘eigen systemen’ belangrijk is. Daarom wordt voor een nationale monitoring een ‘overkoepelend’ systeem aanbevolen dat de verschillende systemen verbindt. Veel stakeholders geven aan dat voor dit overkoepelende systeem de verplichte chipregistratie (hond, later kat) een wezenlijke rolspeelt. Ze suggereren om gegevens uit andere systemen aan een uniek chipnummer te koppelen. Dit betekent tegelijkertijd dat een totaalmonitor voor konijnen minder kansrijk is aangezien voor deze diergroep geen verplichte chipregistratie bestaat en ook niet in voorbereiding is.Technische en methodische haalbaarheid worden door de stakeholders niet als probleem gezien. Wel worden hierbij gebruiksgemak, tijdsextensief, veilige opslag van data, en overzichtelijke invoer en presentatie alsrandvoorwaarden benoemd. Dit geeft mogelijkheden voor real-time en continue monitoring. Aanbevolen wordt om in eerste instantie te starten met het monitoren van aantallen dieren en dierstromen als meest relevante feiten en cijfers. Welzijns- en gezondheidsdata zijn op termijn een belangrijke aanvulling. Privacywetgeving en kosten worden gezien als de grootste knelpunten met betrekking tot haalbaarheid. Anonimiteit en gelaagde toegang tot de data kunnen een oplossing bieden voor privacy issues. Respondenten benoemen kosten als noodzakelijk voor de gewenste kwaliteit in en volledigheid van data. Kosten kunnen wellicht worden verlicht aan de hand van subsidies.Vertrouwen, tenslotte, is hét sleutelwoord om tot een gezamenlijk monitoringssysteem in de gezelschapsdierensector te komen. Dit moet zorgvuldig worden opgebouwd. Daarom is het allereerst van belang om per stakeholder een nadere diagnose te doen welke data deze partij heeft die interessant is voor de monitor, en wat de bereidheid is om deze data te delen en onder welke condities. De volgende stap is om met welwillende partijen aan de slag te gaan en de kwaliteit en representativiteit van de data te beoordelen. En indien van toepassing, hoe een koppeling tussen commerciële en niet-commerciële partijen te maken is vanwege uiteenlopende belangen.
DOCUMENT
Van 5 tot en met 12 november 2012 vond in de koepelzaal van Academie Minerva een projectweek plaats in het kader van Anke Coumans installatie als lector Image in Context. Het Lectoraat Image in Context bestudeert de nieuwe rollen die kunstenaars en ontwerpers ontwikkelen wanneer zij hun werk relateren aan de samenleving. De studenten van Autonome Beeldende Kunst en Vormgeving die deelnamen aan deze projectweek werkten onder leiding van beeldend kunstenaar Bart Lodewijks aan een expositie met de titel De Kunsten en Het Politieke. Het materiaal dat deze projectweek heeft opgeleverd, is de basis voor het eerste cahier van het lectoraat Image in Context van het kenniscentrum Kunst & Samenleving. Het cahier bevat de volgende onderdelen: De grond onder onze voeten Een reflectie van Bart Lodewijks op de projectweek Werk en reflecties Anna Rijkens, Antoinet Pastoor, Marjet Zwaans, Marco Stoelwinder, Ferdi Speelman, Brenda Sariowan, Tobi van Ringen, Doris Laczkò, Roel Hooghiem, Tijmen van Dijk, Iris Leenknegt, Rosemarie Swingle, Irene Sanchez Izquierdo, Francesca Lai, Ruben Jager, Ilse Vos, Lean Meinders, Elke Uijtewaar, Gisanne Hendriks, Nynke v/d Bij, Marco Hol, Frank Hopman Reflecties op de projectweek door enkele deelnemende studenten van Academie Minerva: Anna Rijkens, Doris Laczkó, Iris Leenknegt, Tobi van Ringen, Ilse Vos Bart Lodewijks en de kunst van het verbinden De visie van Anke Coumans op de werkwijze van Bart Lodewijks
DOCUMENT
Dit proefschrift behandelt de vraag hoe maatschappelijke actoren (‘crisismakelaars’) een sluimerende crisis aan de orde stellen, en hoe, op grond van inzicht in dit soort processen, overheidscommunicatie kan bijdragen aan het eerder identificeren en beter interpreteren van een dergelijke crisis.
DOCUMENT
Een diagnose dementie verandert je leven ingrijpend. Je hebt behoefte aan verhalen, ervaringen en tips van anderen. Van mensen die zelf wéten wat dat betekent: leven met dementie, elke dag. Dit boek beschrijft hoe alles anders wordt: je activiteiten, de relaties met mensen om je heen, je zelfgevoel en hoe mensen tegen je aankijken. Jacoba Huizenga heeft hier onderzoek naar gedaan, uitgevoerd bij en samen met mensen met dementie. Zij zette als eerste in Nederland een groep ervaringsdeskundigen op die medeonderzoekers zijn. Deze groep noemt zichzelf Brain Power. Brain Power heeft het initiatief genomen om het onderzoek naar ‘Alledaags leven met dementie’ ook toegankelijk te maken voor anderen. Dit boek is gemaakt voor mensen die leven met dementie, hun naaste omgeving, partners, familie en vrienden. Ook voor professionals zoals casemanagers, huisartsen, en anderen. Met hart en ziel is gewerkt om de ervaringen, inzichten en levenswijsheden samen te brengen in dit boek. Boekscout: Hoe leef ik met dementie? van J. Huizenga, H. Tigchelaar en Brain Power: E. Doorn, M. Geurtsen, R. den Hartoog, A. Linskens https://www.boekscout.nl/shop2/boek/9789089281661
MULTIFILE