In dit webinar neemt Mascha Enthoven deelnemers mee om samen te onderzoeken hoe bestuurders actualiteiten rondom het NPO en de ontstane leervertraging anders kunnen bekijken en hoe de externe eis vanuit het NPO geherformuleerd kan worden als opdracht. Een goede wisselwerking tussen het primaire proces, het collectief en de buitenwereld geeft ruimte aan professioneel handelen van leraren(-teams). Tijdens het webinar bespraken deelnemende bestuurders hoe zij professionele ruimte creëren in hun lerarenteams zodat de inzet van coronagelden het professioneel handelen van leraren in het primaire proces kunnen versterken.
LINK
Doelgroep Steunend Relationeel Handelen (SRH) is gericht op mensen die psychische en sociale kwetsbaarheid ervaren, in het bijzonder mensen die te maken hebben met ontwrichtende ervaringen, psychische aandoeningen, verslaving of dakloosheid en het daarmee gepaard gaande risico op sociale uitsluiting. SRH kan toegepast worden in de geestelijke gezondheidszorg (ggz), de maatschappelijke opvang (mo), de jeugdzorg, de verstandelijk gehandicaptenzorg (vg) en de ouderenzorg. Doel Het hoofddoel van Steunend Relationeel Handelen (SRH) is het realiseren van persoonlijk en maatschappelijk herstel en daarmee het verbeteren van de kwaliteit van leven van mensen die psychische en sociale kwetsbaarheid ervaren. Aanpak De kern van de aanpak kan worden samengevat in vier werkwoorden: Verbinden, Verstaan, Verzekeren en Versterken. De professional streeft naar het realiseren van een werkzame persoonlijk-professionele relatie (verbinden). Hij vormt een zo goed mogelijk beeld van wat vanuit het perspectief van de ander belangrijk is in relatie tot herstel en het verbeteren van kwaliteit van leven (verstaan). Op basis van deze informatie biedt hij ondersteuning die enerzijds gericht is op de kwetsbaarheid (verzekeren) en anderzijds op het vergroten van mogelijkheden (versterken). SRH is een vorm van relationele, krachtgerichte zorg gericht op versterking van de mogelijkheden van de cliënt en de kwaliteit van de samenleving (netwerken en sociale en fysieke omgevingen). De aanpak bestaat uit de volgende zes stappen. 1. Opbouwen en onderhouden van een ‘werkzame’ relatie. 2. Verzamelen van informatie. 3. Cliënt helpen wensen te formuleren, keuzes te maken en doelen te stellen. 4. Cliënt helpen een Persoonlijk Plan te maken (inclusief Ondersteuningsplan). 5. Plan helpen uitvoeren. 6. Proces volgen; leren van ervaringen, evalueren en bijstellen. De duur van de interventie en de frequentie en intensiteit van de contacten verschillen per persoon en per setting. Hoewel er een zekere volgorde zit in deze activiteiten, zijn het niet allemaal afgebakende stappen. Zo gaat het opbouwen en borgen van een werkzame relatie door gedurende het gehele proces. De handelingen van de professional worden voortdurend afgestemd op wat de cliënt en de situatie vragen. Tegelijkertijd blijft de professional toekomst- en ontwikkelingsgericht werken. Materiaal De methodiek wordt onder andere beschreven in het praktijkboek Werken in Verbinding, geschreven door Dirk den Hollander en Jean Pierre Wilken en in 2020 uitgegeven bij uitgeverij SWP in Amsterdam. Het boek beschrijft de uitgangspunten en de algemene werkwijze van SRH, behandelt stapsgewijs de methodiek en diverse praktische tools die daarbij gebruikt kunnen worden. Onderzoek Er is in de loop van de jaren veel onderzoek verricht naar SRH. Hieruit komt naar voren dat de interventie mensen die kampen met psychische en sociale kwetsbaarheid ondersteunt bij herstel en kwaliteit van leven. De methodiek biedt professionals veel mogelijkheden om hulp- en dienstverlening effectief in te richten.
DOCUMENT
Dit onderzoek speelt zich af tegen het licht van een aantal belangrijke en veelomvattende maatschappelijke veranderingen, zoals geformuleerd in het recent verschenen rapport Meer van waarde van de Vereniging Hogescholen (2014): De door ontwikkeling van de netwerksamenleving De druk op de overheidsfinanciën De decentralisatie van sociaal beleid en de bijbehorende transities Deze veranderingen zijn van invloed op de ontwikkeling van de Social Worker en vragen om een actualisering van de professionele inzet. Met name het aansluiten bij de participatie en zelfregie van hulpvragers (zoals omschreven in ‘Meer van waarde’, 2014) vormt een aanknopingspunt voor studenten die zich vanuit eigen ervaring kunnen identificeren met hun cliënten. In toenemende mate ontstaat binnen het onderwijs ook de overtuiging dat het werken met eigen ervaring een plek moet krijgen in de beroepsopleiding. Ervaringskennis vormt een erkende derde kennisbron naast kennis uit theorie en praktijk. Deze en meer vormden de aanleiding om een verkenning te doen, welke studenten behoren tot de eerder benoemde groep (a), óf zij hun ervaringen willen inzetten in een beroeps/ opleidingskader (b) en wat zij aangeven nodig te hebben om hun ervaringen te bewerken (c).
DOCUMENT
In de loop van de vorige eeuw is de sportwereld ingrijpend veranderd. Vaneen lokale liefhebberij van enkele welgestelden groeide sport uit tot eensteeds commerciëler georganiseerde en wereldwijd verspreidevrijetijdsindustrie. In het verlengde hiervan nam de maatschappelijke ensociaal-economische impact van het verschijnsel sport zienderogen toe.Alleen al in ons land waren er anno 2007 ruim 118.000 fte betaalde en zo’nanderhalf miljoen vrijwillige werkers actief in de bedrijfstak sport. Rondomhet faciliteren van sportbeoefening en de productie en marketing vansportgerelateerde producten en diensten verrichtte een groeiend aantalondernemers, beleidsfunctionarissen en leidinggevende managersprofessioneel werk. Onder de noemer sportmanagement ontwikkelde zichde afgelopen decennia in het veranderende sportlandschap langzaam maarzeker een nieuw beroepsdomein.Binnen het domein sportmanagement zijn in deze studie op basis vanliteratuuronderzoek vier soorten beroepspraktijken onderscheiden: twee opAnglo-Amerikaanse en twee op Rijnlands-Europese leest geschoeidemanagementpraktijken. In die praktijken creëren verschillende sportorganisatieswaarde voor uiteenlopende belanghebbenden. Van eengemeenschappelijke beroepsidentiteit is vooralsnog geen sprake.
DOCUMENT
Reflectie op de vraag hoe professioneel, of methodisch het handelen in de praktijk van professionele begeleiding in feite is. In dit artikel verkennen we drie voorbeelden uit onze begeleidingspraktijk waarin we ons verbazen over de wending die het gesprek krijgt, of kan krijgen. We onderzoeken daarbij zowel het methodische als het magische. Ook al is het niet goed (be) grijpbaar wat een begeleider daarin doet, we doen toch een poging om te expliciteren wat er gebeurt. En wel hoe we als begeleider ervaren, dat in de begeleiding inderdaad iets magisch lijkt te gebeuren.
DOCUMENT
In het mbo zijn opleidingsteams de centrale organisatie-eenheden. Binnen die teams werken docenten en onderwijsondersteuners aan curriculum, kwaliteit,innovatie en andere taken. Bij dat samen werken hoort ook samen leren. En dat is nog niet zo gemakkelijk. Onmisbaar is een professioneel frame: een gemeenschappelijk kompas dat richting geeft aan alle activiteiten van het team, ofwel: een set gedeelde beelden over ‘goed werk’.
DOCUMENT
Een verpleegkundige die evidence-based handelt, maakt gebruik van zowel wetenschappelijk onderzoek als zijn eigen professionele ervaringskennis, gecombineerd met de kennis en voorkeuren van de patiënt. Een gangbare benadering om dit evidence-based handelen in de praktijk te krijgen, is het ontwikkelen van een richtlijn om deze vervolgens in de gezondheidszorg te implementeren. Hoewel deze werkwijze gangbaar is, is ze slechts beperkt succesvol. Inmiddels is er beginnend bewijs dat cultuur en leiderschap sleutelelementen zijn bij het implementeren van richtlijnen, zodat er meer nodig is om professioneel gedrag te veranderen dan de professional ‘bloot stellen’ aan een richtlijn. Een dergelijke gedragsverandering is een complex proces, omdat dit handelen onderhevig is aan zowel intrinsieke (persoonsgebonden) als extrinsieke (contextgebonden) factoren.
LINK
Van reclasseringswerkers wordt vakmanschap verwacht. Dat wil zeggen op basis van kennis van zaken op het juiste moment en op de juiste manier verantwoord beslissingen nemen, die passen bij de situatie en bij de cliënt. Dat vraagt om het combineren van methodisch en theoretische kennis met eigen expertise als professional (op grond van scholing en ervaring) in goede afstemming met behoeften en mogelijkheden van de cliënt. Het nemen van beslissingen op basis van de combinatie van deze drie ‘kennisbronnen’ noemen we een evidence based practice. Dat is in het reclasseringswerk niet altijd vanzelfsprekend en vanwege het gedwongen kader ook niet altijd gemakkelijk. Met het project ‘Gebundelde kracht’ hebben we bij verslavingsreclassering Fivoor in Leiden en Den Haag onderzocht hoe reclasseringswerkers die drie kennisbronnen (wetenschappelijke kennis, cliëntexpertise en professionele expertise) gebruiken in het nemen van beslissingen en welke rol intercollegiale toetsing (ICT) daarin heeft.
DOCUMENT
In het mbo zijn teams de eenheden waar het om draait. Zij zijn verantwoordelijk voor kwaliteit en innovatie. Kwaliteit, ook in innovaties, is echter steeds moeilijker vast te pakken. Het werk wordt complexer en onzekerder, ook omdat het werkveld waartoe opgeleid wordt, verandert. Teamwork is nodig omdat het werk simpelweg niet alleen gedaan kan worden; je kunt niet meer alleen overzien wat goed is en wat het goede is om te doen. Tel daarbij op dat veel partijen een beeld hebben bij die kwaliteit - ouders, studenten, overheden, inspectie, de school, en natuurlijk collega’s -, dan stijgt de complexiteit en is wat goed is om te doen nog lastiger te bepalen. Het werken in teams is daarbij in zichzelf ook uitdagend. Samenwerken, samen een beeld hebben van de opdracht, samen een ambitie hebben: zaken die niet vanzelf gaan, maar die wel nodig zijn als we ervan uit gaan dat professionals goed werk willen leveren; wij doen dat. Als team werken aan complexe opdrachten vraagt leren: het niet-weten in die complexiteit aangaan. Het vraagt vanzelfsprekend ook dat het team resultaat boekt. In dit leren en realiseren is het hebben van een gedeelde set aan normen van belang: die geeft richting aan gezamenlijk handelen en houvast voor gezamenlijke reflectie. Want geen reflectie zonder norm en geen betekenisvolle actie zonder reflectie. We weten echter dat het samen komen tot een set aan normen, een professioneel frame zoals wij dat noemen, niet eenvoudig is, juist vanwege die complexiteit en vanwege de uitdagingen van teamwerk. De vraag die daarom in dit door het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) gesubsidieerde onderzoek centraal staat, luidt: hoe kan een team samen bepalen wat goed werk is in de klus die voorligt? De formulering als onze hoofdvraag is: ‘Op welke wijze kunnen teams in het mbo leren een professioneel frame te vormen zodat dit leidt tot een grotere effectiviteit van het team en wat zijn daarbij de randvoorwaarden?’. We hebben deze vraag onderzocht samen met zeven teams die één tot anderhalf schooljaar aan de slag zijn geweest met hun eigen opdracht. We hebben ze in die tijd in gemiddeld vijf à zes bijeenkomsten ondersteund. Omdat we ook wilden leren hoe we het teamleren het beste konden ondersteunen, zijn de teams in twee rondes gestart. Het belangrijkste inzicht is dat het waarderen en benutten van eerdere ervaringen nodig is in het samen bepalen van goed werk. Wat kom je in de nieuwe complexe opdracht tegen waar je al eerder ervaring in hebt opgedaan? In de ervaringen start het met elkaar zoeken naar: dit vinden wij goed werk.
MULTIFILE