De rol van het personeel in penitentiaire inrichtingen (PI) is de laatste decennia drastisch gewijzigd. Waar voorheen het waarborgen van veiligheid voorop stond, is er gaandeweg – mede door een veranderende populatie – meer aandacht gekomen voor zorgaspecten in het werk van inrichtingswerkers. Werken met aandacht voor zowel zorg als veiligheid noemen we hybride werken. Om met coaching en scholing goed aan te sluiten op hybride werken is het belangrijk te weten hoe penitentiair inrichtingswerkers (piw’ers en zbiw’ers) denken over hun werk en over de omgang met gedetineerden. In deze rapportage worden de resultaten van dit onderzoek, de opvattingen van piw’ers en zbiw’ers, in kaart gebracht.
DOCUMENT
The domestic use of natural gas for heating is the prevalent option in the Netherlands. However, heat pumps will be mandatory in most Dutch households by 2026. Therefore, insights are needed in how citizens perceive this technology, by taking into account various societal, technological, economic, environmental, and political aspects. Our research offers a systematic investigation of the multiple viewpoints of heat pump users and their neighbors in Groningen, northern Netherlands. Using Q-methodology, we identified three distinct but interrelated and shared viewpoints: the realistic users, the hesitant neighbors and the enthusiastic advocates. All three shared viewpoints incorporate social influence and cognitive considerations, with the positive environmental impacts of heat pumps being highlighted in unison. Cognitive considerations relate mainly to technical and economic concerns. Social influence considerations often hint at the necessity of making prior agreements with the neighbors. We argue that the findings of this study can support policymakers toward the development of an integrated heat transition strategy.
DOCUMENT
Het is common knowledge dat feitelijke onveiligheid en onveiligheidsbeleving niet zonder meer hetzelfde zijn. In de beleving van onveiligheid spelen allerlei factoren een rol die verder gaan dan de concrete problemen van criminaliteit, overlast en antisociaal gedrag. Dat maakt het een lastig te duiden fenomeen, voor de wetenschap, maar ook voor de politiek. En dat terwijl onveiligheidsbeleving een grote rol speelt in het maatschappelijk debat. Politici zijn doodsbenauwd onvoldoende gehoor te geven aan de roep om veiligheid. Ook in overheidsbeleid is men meer gaan koersen op de maatschappelijke onveiligheidsbeleving (Van den Herrewegen 2011). Het valt echter te betwijfelen of men deze gemakkelijk kan beïnvloeden (Terpstra en van der Vijver 2005). De culturele dimensies van onveiligheid, zoals”angsten, wantrouwen, emoties, behoefte aan vertrouwen en bescherming” (Terpstra 2009, p. 123) verander je niet zo snel. Onveiligheidsbeleving lijkt met andere woorden een referentiepunt zonder vaste coördinaten, en dat maakt het koersen erop tot een hachelijke zaak. In het wetenschappelijk onderzoek zijn tal van factoren in kaart gebracht die een rol spelen in de beleving van onveiligheid, zoals eerdere slachtofferervaringen, omgevingsfactoren en persoonlijkheidstrekken (bijvoorbeeld Hale 1996). Er is echter kritiek op deze voornamelijk kwantitatieve onderzoekstraditie omdat zich deze “hult in conceptuele onduidelijkheid en uitblinkt in ad-hoc operationaliseringen” (Pleysier 2010, p. 33). Het multi-dimensionale karakter van onveiligheidsbeleving maakt operationalisatie tot een complexe aangelegenheid. Ondanks de grote wetenschappelijke aandacht,“surprisingly little can be said conclusively about the fear of crime”(Ditton en Farrall 2000, p. xxi). Men zou vooral repeterend in plaats van cumulatief te werk zijn gegaan, waardoor veel lacunes in de wetenschap zijn achtergebleven (Pleysier 2010).
DOCUMENT
Given the urgency of global energy transition, small- and medium-sized cities often undergo rapid changes. What is often missing, however, is a better understanding of how residents of those places perceive, and relate to the various aspects of local energy transition process and spatial outcomes. This study focuses on the Hoogkerk district of Groningen in the Northern Netherlands, where we used Q-Methodology to identify shared viewpoints. Our findings reveal three main viewpoints: a) the importance of protecting local spatial and environmental values, b) prioritising energy-saving approaches notably for the vulnerable segments of the society, and finally c) the need for comprehensive district-level planning led by the municipality. These findings underscore the importance of integrated approaches that address both spatial and process aspects of local energy transition. We argue that these insights can support policymakers and the local citizen initiative towards the development of an integrated local energy vision.
DOCUMENT
In Social Work research there is a strong debate on the distinctiveness and methodological quality, and how to address the dilemma of rigour and practice relevance. Given the nature of Social Work the field has developed a characteristic research culture that puts emphasis on giving voice to service users and disseminating research knowledge in practice, especially in a stream of so called practice-based research. However, there is no consensus on how to best contribute to the practice of Social Work through research and at the same time producing rigourous scientific outcomes, resulting in methodological pluralism. Studying the perceptions of Social Work researchers on their role, the aims and values of Social Work research and their research approach, provides insight into the methodological pluralism of Social Work research. Thirty-four professors specialising in practice-based Social Work research participated in a Q methodology study. Q methodology combines qualitative and quantitative methods. It helped reveal and describe divergent views as well as consensus. The analysis led to the identification of three differing viewpoints on Social Work research, which have been given the following denominators: The Substantiator, The Change Agent and The Enlightener. The viewpoints provide researchers in the field of Social Work with a framework in which they can position themselves in the methodological pluralism. Researchers state that the viewpoints are helpful in clarifying perspectives on good research, facilitate the discourse on methodological choices to further develop and strengthen Social Work research as a scientific discipline
DOCUMENT
Ruim twee eeuwen geleden (in 1821) is het Nederlandse gevangenisstelsel ingevoerd. Het doel van vrijheidsbeneming lag aanvankelijk vooral in vergelding en zedelijke verbetering of, zoals Molleman1 het beschrijft, in ‘beleren en bekeren’. Doel en vorm van het gevangeniswezen maakten in de loop der tijd veel veranderingen door: van lijfstraffen naar inzetten op opvoeding en gedragsverandering; van eenzame opsluiting naar meerpersoonscellen; van het verdienen van privileges om te luchten/sporten naar het recht op bezoek en geloofsbeoefening; van inzetten op zwaardere beveiligingsmaatregelen naar het voorkomen van detentieschade. Niet alleen doel en vorm veranderden in de loop der tijd, ook de gevangenispopulatie veranderde; bij de huidige doelgroep die in een penitentiaire inrichting (PI) verblijft, is steeds meer sprake van meervoudige en complexe problematiek. Zo kampt een substantieel deel met problematisch middelengebruik, velen hebben last van psychische klachten of stoornissen, en bij veel gedetineerden is sprake van een licht verstandelijke beperking. De hiervoor geschetste veranderingen van doel, vorm en doelgroep vragen andere (nieuwe) vaardigheden van penitentiair inrichtingswerkers (piw’ers). Mede vanwege toenemende zorg om gedetineerden met een complexe problematiek zijn er naast piw’ers ook zorg- en behandelinrichtingswerker (zbiw’er)5 werkzaam in de PI’s. Op dit moment werken er circa 3500 piw’ers en zbiw’ers in een Nederlandse PI. Hoewel verschillend opgeleid, werkzaam in verschillende regimes en met verschillende doelgroepen staan zij allemaal min of meer voor dezelfde opdracht: het realiseren van een goed leefklimaat dat detentieschade kan voorkomen en kan bijdragen aan re-integratie van gedetineerden. Daarin is in toenemende mate ook aandacht voor herstelgericht werken met oog voor slachtoffer en samenleving. Dat vraagt een hybride manier van werken. Dat is het bewaken en bewaren van de veiligheid van gedetineerden en personeel combineren met het bieden van zorg aan gedetineerden en hen motiveren voor en voorbereiden op een delictsvrije toekomst na detentie. Het is belangrijk dat inrichtingswerkers geschoold en begeleid worden in het ontwikkelen van deze meer hybride werkwijze. Om dat adequaat te doen is het belangrijk aan te sluiten bij hun opvattingen. Die bepalen immers een deel van het handelen. Opvattingen van inrichtingswerkers kennen en daarop aansluiten in scholing en begeleiding kan effect hebben op de aard van de begeleiding van gedetineerden. Er is nog betrekkelijk weinig onderzoek gedaan naar opvattingen van inrichtingswerkers over hun werk, enkele (kleinschalige) uitzonderingen daargelaten. Dit artikel beschrijft een onderzoek naar opvattingen van inrichtingswerkers over hybride werken, uitgevoerd in PI Vught. Resultaten bieden richting voor coaching en scholing van inrichtingswerkers, zowel voor de PI’s zelf als voor de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en andere opleidingsinstituten.
DOCUMENT
The knowledge base for Social Work is strengthening. Underpinning of Social Work deriving from scientific research is necessary given the growing complexity of the work and its context. How this research should be conducted and to what type of outcomes it must lead, is part of an ongoing debate. In the Netherlands, practice-based research at Universities of Applied Sciences (UAS) is a relative new approach. Social Work research groups at UAS assert to conduct practice-based research in order to contribute to knowledge and support the objectives of Social Work. The current study was carried out to obtain insight into the characteristics of this research approach. A sample of publications was analysed in terms of knowledge purpose, methodology, and level and type of participation. Results show a strong focus on producing descriptive knowledge and to a lesser extent on control knowledge, using primarily qualitative research methods, and with limited direct participation by stakeholders. In order to practice more what they preach the research can strengthen by doing more empirical research, by diversifying the research in terms of design and methods and increasing the level of participation of stakeholders
DOCUMENT
In dit artikel zal getoetst worden of de WOZ-waarde valide en betrouwbaar is als marktwaarde-indicator van de vastgoedportefeuilles van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). De belangrijkste bijdrage van onderhavig onderzoek is dat uit de uitkomsten van het empirische onderzoek blijkt dat er in het kader van de Wet WOZ sprake is van een significante overwaardering ten opzichte van de marktwaarde (transactieprijs). Gemeenten hebben moeite om de WOZ-waarden van de objecten zoals die in de vastgoedportefeuilles van het Rijk voorkomen, correct vast te stellen. Zeker gezien de bredere toepassing van de WOZ-waarde kan dit onderzoek aanleiding zijn tot een hernieuwde afweging van het gebruik, met name waar het minder courant vastgoed betreft.
DOCUMENT