Rede, in verkorte vorm uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van lector Sustainable Water Systems aan Hogeschool VHL op donderdag 12 februari 2015 door lector dr. ing. Paul J. van Eijk. De missie van het lectoraat Sustainable Water Systems (SWS) is het verkrijgen van kennis en inzicht in de praktijk van de duurzame ontwikkeling van watersystemen. Het watersysteem wordt benaderd een vanuit brongericht, gebiedsgericht en actorgericht perspectief. De (a)quadruple helix doet een beroep op onze samenleving bij de verspreiding van innovaties. Duurzame watertechnologie wordt geïntegreerd in ruimte en maatschappij om zo de ‘innovation gap’ te verkleinen. Het lectoraat SWS levert via onderzoek en onderwijs een bijdrage aan de maatschappelijke opgave van de watertransitie.
DOCUMENT
Co-creation in a quintuple helix, the art of including natural environments of society in a living lab that includes different types of stakeholders and monitoring the quality of this process of co-creation.In the last decade, co-creation has not only become a widely used concept in academic discourses but also in public policies that aim to tackle so called 'wicked problems', a term coined in the 1970s (Rittel & Webber, 1973) that is nowadays often interchangeably used with societal challenges or SDGs.This focus on tackling societal challenges by governments in collaboration with citizens opened the door for new concepts such as ‘living labs’ in 2006 (Rădulescu et al., 2022) ‘policy labs’, ‘innovation hubs’, ‘co-creation labs’ and recently ‘public sector innovation (PSI) labs’ (Fuglsang & Hansen, 2022; Hansen & Fuglsang, 2020; McGann et al., 2021; Torvinen & Jansson, 2022). The use of labs has also been addressed by the OECD in their publication on innovation in the public sector outlook to make policymakers aware of the importance of public sector innovation (OECD, 2015).Literature research in combination with questionnaires into these types of labs showed that the definitions of PSI labs are quite ‘fuzzy’, sometimes even interchangeable and are heavily dependent on the national, regional and local context as well (McGann et al., 2018). In addition, research also showed that it is difficult to distinguish good practices, let alone to define specific conditions for these good practices (Meister Broekema et al., 2022).In addition, an inductive analysis of a large number of EU policies shows that on a conceptual level, the EU uses specific interpretations of social innovation (Moulaert & MacCallum 2019) and co-creation in open innovation (‘Open Innovation 2.0’ 2013), influenced by the concept of triple- and quadruple helix innovation in which universities, governments and enterprises are collaborating, sometimes for the benefit of society as a whole (Carayannis & Campbell 2012; Leydesdorff 2010). Co-creation as such is used merely as a criterion within social innovation projects that aim to tackle societal challenges, therefore neglecting the quality of the process of co-creation (Meister Broekema et al. 2021).In order to maximise the impact of co-creation and be able to tackle societal challenges such as climate change, it is therefore essential to focus more on the quality of co-creation between 4 helixes in these processes and include the environment as a fifth helix (quintuple helix innovation as defined by Carayannis et. al. 2012). In the talk, a novel framework will be presented that will support collaborators in a project that aims to tackle a societal challenge by including the right stakeholders at the right time and monitor progress and satisfaction continuously (Meister Broekema 2023) in a quintuple helix setting.This presentation will contribute mostly to SDG 17 (partnership for the goals) and SDG4 (Quality Education) and is best suited for SDG13 (Climate Action).The insights can be used to enable multiple stakeholders from government, education and research, enterprises and citizens within a natural environment (mountains & oceans) to co-create in a quintuple helix setting, maximising their impact on climate change and strengthening partnerships for this goal.
DOCUMENT
Dit proefschrift gaat over de veerkracht van regionale arbeidsmarkten en de bijdrage die een triple helix partnership daaraan kan leveren. Het rapporteert over een onderzoek waarin de Health Hub Roden als triple helix partnership centraal staat. Vanuit de opvatting dat dit uiteindelijk bijdraagt aan een sterkere concurrentiepositie van de economie wordt in zowel internationaal, nationaal als regionaal beleid de noodzaak benadrukt om de samenwerking tussen onderwijs, overheid en bedrijfsleven te versterken. Ook in de wetenschappelijke literatuur wordt veel geschreven over triple helix samenwerking. Een belangrijk deel van de triple helix literatuur beargumenteert vanuit de theorie hoe deze partnerships zouden (moeten) werken, maar de vraag hoe dergelijke partnerships in de praktijk werken, bleef tot nu toe onderbelicht in empirisch onderzoek.De aanleiding voor dit onderzoek is gelegen in de unieke kans die zich voordeed om Health Hub Roden, een triple helix partnership in de provincie Drenthe, en de betrokken partners longitudinaal en diepgaand te onderzoeken en zo in de ‘black box’ van een triple helix partnership te kijken om te achterhalen in hoeverre, en via welke mechanismen, een dergelijk partnership bijdraagt aan de economische veerkracht van de regio (in termen van werkgelegenheid en arbeidsparticipatie). Om inzicht te verkrijgen in de manier waarop die bijdrage precies geleverd zou kunnen worden, is op basis van literatuuronderzoek en empirisch onderzoek een globaal ordeningsmodel van mogelijke causale mechanismen ontwikkeld waarmee op microniveau in kaart gebracht kan worden in hoeverre er een bijdrage vanuit het triple helix partnership was. Het begrip causale mechanismen en het traceren daarvan staat centraal in de onderzoeksmethode process-tracing, die binnen dit onderzoek is gebruikt.Na het ontwikkelen van het globale ordeningsmodel is in kaart gebracht in hoeverre er in dit onderzoek bij dit concrete partnership voor de achtereenvolgende schakels waaruit de causale mechanismen zijn opgebouwd ook daadwerkelijk empirisch bewijs gevonden is. Op basis van het empirisch onderzoek kan gesteld worden dat er indicaties gevonden zijn voor een relatie tussen activiteiten vanuit het triple helix partnership en de ontwikkeling van werkgelegenheid en arbeidsparticipatie. Werkervaringsplaatsen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt hadden een positief effect op de arbeidsparticipatie. Daarnaast resulteerde het netwerk in meer omzet in bestaande markten, met vervolgens een effect op de werkgelegenheid. Samenwerking in projecten droeg bij aan productinnovatie, met (mogelijk op termijn) een werkgelegenheidseffect in bedrijven tot gevolg. Ook werden in het empirisch materiaal aanwijzingen gevonden voor een relatie tussen samenwerking in projecten en de kwantitatieve personeelsvoorziening in bedrijven doordat bedrijven op deze manier hun (innovatie)capaciteit tijdelijk (en gratis) konden uitbreiden of makkelijker nieuw personeel konden werven. Ook werd via samenwerking in projecten gewerkt aan de competenties van personeel. In het ontwikkelde ordeningsmodel werden tot slot mogelijke effecten op procesinnovaties (en vervolgens werkgelegenheid) en ondernemerschap beschreven, maar in deze case werden geen of nauwelijks effect vastgesteld. Met dit onderzoek is inzicht gegeven in mogelijke handelingsopties in triple helix samenwerking en de wijze waarop daarmee een bijdrage geleverd wordt aan werkgelegenheid en arbeidsparticipatie. De belangrijkste adviezen voor het vormgeven van toekomstige samenwerkingen hebben betrekking op de noodzaak van het bepalen van een gezamenlijke lange termijnagenda voor de triple helix samenwerking, het vragen van daadwerkelijk commitment van de betrokken partners, het verbeteren van het inzicht in de collectieve scholingsbehoefte en het stimuleren van informeel leren. Een eerste aanbevelingen voor vervolgonderzoek betreft het toetsen van de beschreven causale mechanismen in vervolgonderzoek. Daarnaast zou een onderzoeksagenda opgesteld kunnen worden waarin relevante onderwerpen het bevorderen van de vraagarticulatie,het bevorderen van samenwerking tussen bedrijven, de rol van docenten en onderzoekers in deze samenwerking, de kwaliteit (en toegevoegde waarde) van dergelijke projecten in vergelijking met de meer traditionele vormen van samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven en tot slot het stimuleren van open innovatieprojecten.
DOCUMENT
The goal of this paper is to present the emergence of a new cooperative model for sustainable regional development through social enterprise, rooted in a historical context of societal change in the Netherlands. Our case study is the Gebiedscoöperatie Westerkwartier (GCW), a large-scale area and integrated cooperative with more than 600 organizational and institutional members within the scope of the Dutch northern rural region Westerkwartier. The paper focuses on the mechanisms by which the cooperative facilitates new connections between actors in the quadruple helix of government, entrepreneurs, education and civil society, with the goal of generating both economic and social returns. Based on empirical evidence, possibilities are explored for new business models that combine economic thinking with innovative ways of utilising regional qualities for shared, value-driven governance and enterprise.
DOCUMENT
Het leven is continu leren. Een ‘rijke’ en veelzijdige leeromgeving draagt bij om dit ook daadwerkelijk te bewerkstelligen. Jong of oud, student of professional. Leren is van alle tijden en hiervoor dient de kennisinstelling haar onderwijs en onderzoek in te zetten ten behoeve van innovatie en vernieuwing voor bedrijfsleven en overheid. De doelstelling is een symbiose na te streven in een zgn. triple/quadruple helix setting.
DOCUMENT
The changing climate has an effect on the quality of life in our cities: heavier rainfall (resulting infloodings), longer periods of drought, reduced air and water quality and increasing temperatures incities (heat stress). Awareness about these changes among various stakeholders is of greatimportance. Every Dutch region is required to perform a stresstest indicating the effects of climatechange (o.a. flooding and heatstress) before 2020. The level of execution, area size and level ofparticipation of stakeholders, has intentionally been made flexible.To provide more insight into the approaches and best management practices to climate resilience,this article provides 3 examples of stresstests performed on several levels: single object real estatelevel, city level and national district level. The method ‘stresstestíng’, involves flood and heatstressmodeling, defines the current status of climate adaptation characteristics of an object, city or district.The stresstest form the base line and starting point for the national 3 step approach adaptationstrategy ‘analyse, ambition and action’.The 3 pilots have been evaluated as ‘successful’ by stakeholders and yielded a significant amount ofvaluable information, further improvement is recommended as increasing the participation of theprivate sector, in a ‘quadruple helix approach’. The learning points from these 3 examples ofstresstests will subsequently be implemented in the form of improved stresstesting in the nearfuture in (inter)national cities around the world.
DOCUMENT
Dit eindrapport behandelt het onderzoek van CDM@Airports, gericht op Collaborative Decision Making in de logistieke processen van luchtvrachtafhandeling op Nederlandse luchthavens. Dit project, met een looptijd van ruim twee jaar, is gestart op 8 november 2021 en geëindigd op 31 december 2023. HET PROJECT CDM@AIRPORTS OMVAT DRIE WERKPAKKETTEN: 1. Projectmanagement, dit betreft de algehele aansturing van het project incl. stuurgroep, werkgroep en stakeholdermanagement. 2. Onderzoeksactiviteiten, bestaande uit a) cross-chain-samenwerking, b) duurzaamheid en c) adoptie van digitale oplossingen voor datagedreven logistiek. 3. Management van een living lab, een ‘quadruple-helix-setting’ die fysieke en digitale leeromgevingen integreert voor onderwijs en multidisciplinair toegepast onderzoek.
MULTIFILE
The video gives an impression of the next business models quadruple helix partners are developing in de city of Groningen and the region Westerkwartier in order to develop areas in the city of Groningen.
VIDEO
Binnen het project Future-Proof Retail werden acht labformules ontworpen en getest. Het EHBR(etail) lab bleek een van de drie succesformules te zijn: alle betrokken stakeholders hebben deze vorm van samenwerking beoordeeld als heel positief. Tussen 2018 en 2020 vonden zes edities van het lab plaats in verschillende gemeenten in Zuid-Holland. Hierbij had De Haagse Hogeschool de leiding. Onder regie van de opleiding Ondernemerschap & Retail Management werden derde jaarsstudenten via een minor ingezet. De bedoeling van deze handleiding is om te zorgen voor een opschaling van het EHBR(etail) lab in meerdere Nederlandse regio’s en in samenwerking met andere hogescholen en mbo-onderwijsinstellingen. Hierbij is het belangrijk om te realiseren dat de regierol niet alleen specifieke expertise en ervaring in businessmanagement vraagt, maar ook een serieuze investering in tijd en geld. Bovendien is intensieve inzet van hbo-studenten nodig: twee dagen per week gedurende een semester, of minimaal een onderwijsblok van tien weken. Tijdens het living lab worden retailers geactiveerd en kan er een nieuw of aangepast businessmodel ontstaan. Zowel voor individuele retailers of een heel winkelgebied. De verschillende vragen die wor den opgepakt in een EHBR(etail) lab, zijn veel breder dan de vragen bij andere labs. Het inhoudelijke proces is compleet anders dan bij een Hype lab en Lab Circularity, namelijk iteratief - hierbij verwij zen wij graag naar de handleidingen van deze twee labs. Studenten doen met de eerste (hulp)vraag van de individuele retailer of van een heel winkelgebied als startpunt een empathisch onderzoek naar de omgeving. Ze gaan op zoek naar de vraag achter de vraag: wat is nu eigenlijk het probleem of de uitdaging van de ondernemer of het collectief? In het EHBR(etail) lab werken hbo-studenten, bij voorkeur samen met mbo-studenten, met onder zoekers en het bedrijfsleven aan innovatief onderzoek. Dat gebeurt in een zogenaamde quadruple helix-omgeving (zie figuur 1). In cocreatie ontwikkelen de verschillende partijen praktische tools. Gemiddeld nemen vijf tot twintig retailers deel aan een lab. Samen met de studenten doen ze bijvoorbeeld onderzoek naar de relevantie van de deelnemende retailers voor bestaande en nieuwe klanten. De studenten lichten bestaande businessmodellen inclusief ‘customer journey’ door. Het lab werkt in sprints van zes à tien weken, en de deelnemers hanteren de methode van design thinking. Het succes van het lab bleek namelijk in grote mate samen te hangen met de design-thinking skills van de betrokken studenten en docenten. Studenten die in labs het probleem van ondernemers en medewerkers konden herkaderen (het probleem áchter het probleem boven tafel wisten te krijgen), konden veel waarde toevoegen aan het leerproces van de ondernemer. Zeker omdat zij volgens design thinking verbeterplannen ook concreet konden toepassen en uittesten in experimenten.
DOCUMENT