Diadema sea-urchins play a vital role in maintaining a balanced coral reef ecosystem by grazing away algae and creating bare substrate for coral recruitment. The RAAKPRO Diadema project aims to develop interventions to improve larval recruitment and juvenile survival to increase local Diadema populations. To do this, researchers are investigating the larval and settlement stage of Diadema populations around the islands of Saba and St. Eustatius. First results show that some locations have a high suitability for “assisted natural recovery”.
DOCUMENT
Introduction: Sensor-feedback systems can be used to support people after stroke during independent practice of gait. The main aim of the study was to describe the user-centred approach to (re)design the user interface of the sensor feedback system “Stappy” for people after stroke, and share the deliverables and key observations from this process. Methods: The user-centred approach was structured around four phases (the discovery, definition, development and delivery phase) which were fundamental to the design process. Fifteen participants with cognitive and/or physical limitations participated (10 women, 2/3 older than 65). Prototypes were evaluated in multiple test rounds, consisting of 2–7 individual test sessions. Results: Seven deliverables were created: a list of design requirements, a personae, a user flow, a low-, medium- and high-fidelity prototype and the character “Stappy”. The first six deliverables were necessary tools to design the user interface, whereas the character was a solution resulting from this design process. Key observations related to “readability and contrast of visual information”, “understanding and remembering information”, “physical limitations” were confirmed by and “empathy” was additionally derived from the design process. Conclusions: The study offers a structured methodology resulting in deliverables and key observations, which can be used to (re)design meaningful user interfaces for people after stroke. Additionally, the study provides a technique that may promote “empathy” through the creation of the character Stappy. The description may provide guidance for health care professionals, researchers or designers in future user interface design projects in which existing products are redesigned for people after stroke.
DOCUMENT
Objectives: To investigate immediate changes in walking performance associated with three implicit motor learning strategies and to explore patient experiences of each strategy. Design: Participants were randomly allocated to one of three implicit motor learning strategies. Within-group comparisons of spatiotemporal parameters at baseline and post strategy were performed. Setting: Laboratory setting. Subjects: A total of 56 community-dwelling post-stroke individuals. Interventions: Implicit learning strategies were analogy instructions, environmental constraints and action observation. Different analogy instructions and environmental constraints were used to facilitate specific gait parameters. Within action observation, only videotaped gait was shown. Main measures: Spatiotemporal measures (speed, step length, step width, step height) were recorded using Vicon 3D motion analysis. Patient experiences were assessed by questionnaire. Results: At a group level, three of the four analogy instructions (n=19) led to small but significant changes in speed (d=0.088m/s), step height (affected side d=0.006m) and step width (d=–0.019m), and one environmental constraint (n=17) led to significant changes in step width (d=–0.040m). At an individual level, results showed wide variation in the magnitude of changes. Within action observation (n=20), no significant changes were found. Overall, participants found it easy to use the different strategies and experienced some changes in their walking performance. Conclusion: Analogy instructions and environmental constraints can lead to specific, immediate changes in the walking performance and were in general experienced as feasible by the participants. However, the response of an individual patient may vary quite considerably.
DOCUMENT
Objective. Clinicians may use implicit or explicit motor learning approaches to facilitatemotor learning of patients with stroke. Implicit motor learning approaches have shown promising results in healthy populations. The purpose of this study was to assess whether an implicit motor learning walking intervention is more effective compared with an explicit motor learning walking intervention delivered at home regarding walking speed in people after stroke in the chronic phase of recovery. Methods. This randomized, controlled, single-blind trial was conducted in the home environment. The 79 participants, who were in the chronic phase after stroke (age = 66.4 [SD = 11.0] years; time poststroke = 70.1 [SD = 64.3] months; walking speed = 0.7 [SD = 0.3] m/s; Berg Balance Scale score = 44.5 [SD = 9.5]), were randomly assigned to an implicit (n = 38) or explicit (n = 41) group. Analogy learning was used as the implicit motor learning walking intervention, whereas the explicit motor learning walking intervention consisted of detailed verbal instructions. Both groups received 9 training sessions (30 minutes each), for a period of 3 weeks, targeted at improving quality of walking. The primary outcome was walking speed measured by the 10-MeterWalk Test at a comfortable walking pace. Outcomes were assessed at baseline, immediately after intervention, and 1 month postintervention. Results. No statistically or clinically relevant differences between groups were obtained postintervention (between-group difference was estimated at 0.02 m/s [95% CI = −0.04 to 0.08] and at follow-up (between-group difference estimated at −0.02 m/s [95% CI = −0.09 to 0.05]). Conclusion. Implicit motor learning was not superior to explicit motor learning to improve walking speed in people after stroke in the chronic phase of recovery. Impact. To our knowledge, this is the first study to examine the effects of implicit compared with explicit motor learning on a functional task in people after stroke. Results indicate that physical therapists can use (tailored) implicit and explicit motor learning strategies to improve walking speed in people after stroke who are in the chronic phase of recovery.
DOCUMENT
Zorgprofessionals in de revalidatie helpen cliënten met beperkingen om zo goed mogelijk in het dagelijks leven te functioneren. Voor mensen die een beroerte hebben gehad, is het opnieuw aanleren en uitvoeren van dagelijkse bewegingen zoals lopen complex. Aangezien de motorische problematiek meestal vergezeld gaat met cognitieve stoornissen, zoals geheugenstoornissen, wordt het leren extra bemoeilijkt. Therapeuten constateren dat de huidige (veelal verbale) aanpak onvoldoende resultaat bij deze doelgroep oplevert. Nieuwe wetenschappelijke inzichten veronderstellen dat impliciet (onbewust) motorisch leren juist voor de cliënten met cognitieve problemen een aanpak is die het aanleren van bewegingen makkelijker maakt. De centrale onderzoeksvraag: Welke kennis hebben therapeuten nodig om de onbewuste motorische leerstrategieën analogie leren, foutloos leren en observationeel leren toe te passen en ondersteunende technologieën op cliëntgerichte wijze in te zetten om het effectief en efficiënt aanleren en zelfstandig oefenen van het lopen bij cliënten na een beroerte mogelijk te maken? Het onderzoek leverde voor therapeuten wetenschappelijk onderbouwde concrete kennis op over de toepassing van onbewuste motorische leerstrategieën en de inzet van eenvoudige technologieën bij cliënten met een beroerte en mogelijk gepaard gaande cognitieve stoornissen in de dagelijkse praktijk. Tijdens het onderzoek (vier werkpakketten) was er voortdurend een wisselwerking tussen onderzoek en praktijk. Gebleken is dat naast de therapeuten ook informele zorgverleners hun naasten graag willen ondersteunen in hun revalidatietraject. Zij zien dat de onbewuste leerstrategieën een positief effect hebben. Echter de leerstrategieën zijn binnen het RAAKPRO project alleen vertaald naar instructies voor therapeuten. Deze zijn niet geschikt om toegepast te worden door informele zorgverleners. Top-Up project: Kennis over de toepassing van impliciet motorisch leren uit de RAAKPRO aanvraag vertalen naar instructie- en voorbeeldmateriaal voor informele zorgverleners, zoals mantelzorgers, zodat zij de revalidant beter kunnen begeleiden bij het (impliciet) motorisch leren van bewegingen in de thuissituatie en sociale omgeving en het gehele revalidatietraject versterkt.
In de eindrapportage van het RaakPro IMDEP project [1] hebben we aangegeven dat ten aanzien van demo 6 niet alle gestelde onderzoeksvragen beantwoord konden worden. Het plan was om de in Nederland ontwikkelde CIGS zonnecelmodule van Solliance op een façade te vergelijken met verschillende commerciële dunne film zonnecel-modules en een standaard silicium zonnecel module op de balustrade van het balkon van Flexhouse. In het IMDEP project zijn voor november 2015 wel de 2 commerciële dunne film zonnecelmodules en de standaard silicium zonnecel modules gerealiseerd. Na overleg met projectpartner TNO-Solliance is komen vast te staan dat de benodigde dunne CIGS modules van Solliance binnen de projectperiode van IMDEP niet te voorzien waren, maar wel voor het einde van 2016. Bij het eindevent waar meer dan 40 bedrijven uit de zonne-energie en bouw wereld aanwezig waren, werd nogmaals herhaalt dat ze graag meer kennisinteractie en informatie over de ontwikkelingen van (dunne) film zonnepaneel wilde krijgen. We zouden graag in de periode tot januari 2018 de volgende onderzoeksvraag, die we in het IMDEP project niet konden afronden en in de eindrapportage en eindevent benoemd is, dan ook graag in de Top-up regeling van SIA willen onderzoeken. Dit in nauwe samenwerking met Solliance. Hoe is de performance (elektrische opbrengst) en de reliability van het CIGS product van Solliance ten opzichte van commerciële producten standaard silicium, commerciële CIGS en dunne film silicium producten in een gevel toepassing gedurende een periode van een half jaar en kunnen deze produkten op korte termijn op de markt een rol gaan spelen? Dit top-up project is voor Solliance en Hyet van belang omdat het inzicht geeft in hoe hun producten zich verhouden tot de commerciële producten en hoe hun producten door hun potentiele klanten ontvangen worden. De Wijk van Morgen bij Zuyd Hogeschool is een ideale locatie om bedrijven en onderzoeksgroepen bij deze ontwikkelingen te helpen. Voor dunne film zonnepanelen wordt een grote markt verwacht, omdat ze: - veel lichter gemaakt kunnen worden; - makkelijker op maat gemaakt kunnen worden; - en op grote schaal ook goedkoper gemaakt kunnen worden. Installateurs en andere partijen in de bouwwereld zijn zeer geintereseerd naar de komst van deze produkten, omdat ze nieuwe markten voor hun kunnen openen, waar nu niet silicium zonnepanelen gebruikt kunnen worden. Mede het IMDEP project is aanjager geweest voor het lectoraat Zonne-energie in de Gebouwde Omgeving. Het heeft de mogelijkheid geboden om kennis uit te bouwen over demonstratie en monitoring van zonnepanelen. Het heeft in 2016 geleid tot een onderzoekslijn van 4 fte, waarbinnen 2 TKI projecten en 1 Interreg project lopen. Dit Top-up project geeft de mogelijkheid om deze onderzoekslijn verder te versterken. [1] Eindrapportage IMDEP, 26-4-2016.
Achtergrond: De installatiebranche staat voor een aantal grote uitdagingen. Het personeel in de installatietechniek vergrijst en minder jongeren kiezen voor een baan in de installatiebranche. Tegelijkertijd vindt er een inhoudelijke transitie plaats mede gedreven door technologische innovaties van prestatiegericht installeren naar mensgericht installeren. Het betekent dat installaties in gebouwen niet alleen energiezuinig behoren te zijn maar ook behoren zij bij te dragen aan het welzijn en de gezondheid van de gebruikers. Grotere bedrijven zetten meer en meer opkomende technologieën in maar het is nog niet duidelijk of dit aantrekkelijk werkt voor jongeren om te kiezen voor de installatiebranche. Ook het huidige personeel behoort op een andere manier dan gewend te werken. Verder is het niet duidelijk hoe snel het MKB kan meebewegen in de opkomst van opkomende technologieën. Doel: In hoeverre is de installatiebranche (met name het MKB) gereed om te kunnen werken met opkomende technologieën. Een nevendoel sluit aan bij een bekende belemmerende factor, namelijk het tekort aan jongeren. Om jongeren te enthousiasmeren is daarom tevens het streven om met het veld op te halen wat aantrekellijke use cases zijn om jongeren beter te informeren over het gebruik van opkomende technologieën in de installatiebranche). Vragen zijn; Hoe opereert het MKB in de installatiebranche bij het gebruik van AI en AR? Wat zijn aantrekkelijke use cases voor het gebruik van opkomende technologiën? Hoe krijgen wij onze mensen, maar ook jongeren gereed om te werken in een digitale werkomgeving? Aanpak: Actieonderzoek, inventariseren hoe er wordt gewerkt met AI en AR (interviews inclusief beslissingtechniek, werkbezoeken naar aantrekkelijke use cases en analyse van documentaties). Consortium: Kennistellingen, MKB, groot bedrijven en het ROC. Verwacht resultaat: Overzicht van aantrekkelijke use cases, animatie over werken met AI en AR in de installatiebranche en een RAAKpro vooraanmelding over inzet van AI en AR in de installatiebranche.
Het RaakPRO project INTRALOG (1/9/2015-31/8/2019) heeft inzicht opgeleverd in de toepassing van autonoom rijden op distributiecentra (DCs). Het project heeft door de samenwerking van hogescholen en universiteiten met bedrijven, kenniscentra en branchevertegenwoordigers, op de thema’s businessmodellen en technologische innovatie in de ontwikkeling van autonoom rijden, een uniek resultaat bereikt. Een autonoom rijdende Yard Truck, gestuurd door Multi Agent System voor het beheer van de logistieke infrastructuur op een distributiecentrum. De aansturing en organisatie van de externe logistiek op een distributiecentrum (DC) door een Multi Agent Systeem (MAS), borgt een optimale inzet van autonoom rijdende Yard Trucks. In de ontwikkeling van het MAS is onderzoek uitgevoerd bij de logistieke partners van INTRALOG. Doel was inzicht in de logistieke eisen en randvoorwaarden vervoersbewegingen op DCs en deze te vertalen in kritische prestatie indicatoren (KPIs) voor de autonome Yard Trucks. De realisatie van een autonoom rijdende Yard Truck op modelschaal is gedaan door de ontwikkeling van een rij-robot (controller) die in staat is om los van de infrastructuur een Yard Truck autonoom over en binnen een bestaande infrastructuur te dirigeren. De randvoorwaarden voor het uitvoeren van de voertuigbewegingen van de Yard Truck, zijn voortgekomen uit de KPIs die bepaald zijn aan de hand van de onderzochte businessmodellen. Centraal in de Top-Up staan twee aspecten: 1) de ontwikkeling van een video waarin het autonoom dokken centraal staat dat gestuurd wordt door een MAS-applicatie en 2) een seminar gericht op de toepassing van het resultaat van INTRALOG op distributiecentrums. De doelstelling van de Top-up is primair het verspreiden van het gedachtegoed van INTRALOG, maar ook het: o Vergroten van het netwerk van het consortium van INTRALOG; en o Demonstreren om versneld tot een real life product te komen.
Het onderzoek van deze postdoc richt zich op ecologisch duurzame voedingsconcepten voor het verbeteren van de spiergezondheid, algehele gezondheid en vitaliteit van ouderen met obesitas. De specifieke focus op het ecologisch duurzame aspect van de voeding is een nieuwe onderzoekslijn binnen het Lectoraat Voeding & Beweging (Center of Expertise Urban Vitality), naast en in aansluiting op de bestaande lijn gericht op kwetsbare ouderen en spierbehoud. Deze postdocpositie is heel relevant voor de praktijk: obese ouderen zijn een sterk groeiende doelgroep met in de nabije toekomst 1 miljoen mensen. Tot nu toe worden voor deze doelgroep vaak dierlijke eiwitten geadviseerd, vanwege de hoge kwaliteit en het positieve effect op de spieren. Dierlijke eiwitten zijn echter niet duurzaam. Slimme combinaties van plantaardige eiwitbronnen hebben naar verwachting ook een hoge eiwitkwaliteit, met een veel lagere ecologische voetafdruk. Daarbij zijn plantaardige voedingspatronen geassocieerd met een lager risico op chronische aandoeningen. Hier is nog maar heel weinig praktijkgericht onderzoek naar gedaan, terwijl dit erg relevant is voor de toekomstige praktijk. Vanaf september 2020 rolt de opleiding Voeding & Diëtetiek een nieuw curriculum uit waarin studenten in en met de praktijk gaan werken voor een diepere leerervaring. Nieuwe onderzoeksprojecten binnen het Lectoraat Voeding & Beweging -waaronder deze postdoc- worden ingebed in verschillende fasen van het onderwijs waarin samengewerkt wordt in co-creatie met docenten, werkveldpartners en andere stakeholders voor het ontwerpen van passende oplossingen voor verschillende doelgroepen. Samenvattend: de postdoc onderzoekslijn is heel waardevol en nodig voor de eiwittransitie en de praktijk van de diëtist, en relevant voor het leren van studenten en docenten. De postdoc is momenteel designer van het nieuwe curriculum van de opleiding Voeding & Dietetiek en is in de afrondende fase van haar promotietraject waarin ze al veel ervaring heeft opgedaan met dit onderwerp.
In het project “ADVICE: Advanced Driver Vehicle Interface in a Complex Environment” zijn belangrijke onderzoeksresultaten geboekt op het gebied van het schatten van de toestand en werklast van een voertuigbestuurder om hiermee systemen die informatie geven aan de bestuurder adaptief te maken om zo de veiligheid te verhogen. Een voorbeeld is om minder belangrijke informatie van een navigatiesysteem te onderdrukken, zolang de bestuurder een hoge werklast ervaart voor het autorijden en/of belangrijke informatie juist duidelijker weer te geven. Dit leidt tot een real-time werklast schatter die geografische informatie meeneemt, geavaleerd in zowel een rijsimulator als op de weg. In de ontwikkeling naar automatisch rijden is de veranderende rol van de bestuurder een belangrijk (veiligheids) onderwerp, welke sterk gerelateerd is aan de werklast van de bestuurder. Indien rijtaken meer geautomatiseerd worden, wijzigt de rol van actieve bestuurder meer naar supervisie van de rijtaken, maar tevens met de eis om snel en gericht in te grijpen indien de situatie dit vereist. Zowel deze supervisie als interventietaak zijn geen eenvoudige taken met onderling een sterk verschillende werklast (respectievelijk lage en (zeer) hoge werklast). Of een goede combinatie inclusief snelle overgangen tussen deze twee hoofdtaken veilig mogelijk is voor een bestuurder en hoe dit dan het beste ondersteund kan worden, is een belangrijk onderwerp van huidig onderzoek. De ontwikkeling naar autonoom rijden verandert niet alleen de rol van de bestuurder, maar zal ook de eisen aan het rijgedrag van het voertuig beïnvloeden, de voertuigdynamica. Voor de actieve bestuurder kunnen snelle voertuigreacties op bestuurdersinput belangrijk zijn, zeker voor een ‘sportief’ rijdende bestuurder. Indien dit voertuig ook automatische rijtaken moet uitvoeren, kan juist een meer gelijkmatig rijgedrag gewenst zijn, zodat de bestuurder ook andere taken kan uitvoeren. Dit stelt eisen aan vertaling van (automatische) input naar voertuigreactie en aan de voertuigdynamica. Mogelijk wil zelfs een sportieve bestuurder een meer comfortabel voertuiggedrag tijdens automatisch rijden. Eveneens voor deze twee voertuigtoestanden, menselijke of automatische besturing, moet gezocht worden naar een goede combinatie inclusief (veilige) overgangen tussen deze twee toestanden. Hierbij speelt de werklast en toestand van de bestuurder een doorslaggevende rol. In de geschetste ontwikkelingen in automatisch rijden kunnen de onderzoeksresultaten van ADVICE een goede ondersteuning bieden. Veel van deze ontwikkelingen worstelen met het schatten van de werklast van de bestuurder als cruciaal (veiligheids) aspect van automatisch rijden. De ADVICE resultaten zijn echter gepresenteerd voor beperkt publiek en gepubliceerd op conferenties, waarvan de artikelen veelal slechts tegen betaling toegankelijk zijn. Daarnaast zijn dergelijke artikelen gelimiteerd in aantal pagina’s waardoor de over te dragen informatie beperkt is. Om een betere doorwerking van ADVICE aan ‘iedereen’ te realiseren en tevens de mogelijkheden hiervan in de toekomst van automatisch rijden te plaatsen, willen wij top-up gebruiken om hierover een artikel te schrijven en dit in een peer-reviewed Open Access tijdschrift online toegankelijk te maken. Hierdoor wordt de informatie voor iedereen, gratis toegankelijk (open access), is de inhoud uitgebreider aan te geven (tijdschriftartikel) en is de inhoud en kwaliteit goed en relevant voor het vakgebied (peer-reviewed).