Background To gain insight into the role of plantar intrinsic foot muscles in fall-related gait parameters in older adults, it is fundamental to assess foot muscles separately. Ultrasonography is considered a promising instrument to quantify the strength capacity of individual muscles by assessing their morphology. The main goal of this study was to investigate the intra-assessor reliability and measurement error for ultrasound measures for the morphology of selected foot muscles and the plantar fascia in older adults using a tablet-based device. The secondary aim was to compare the measurement error between older and younger adults and between two different ultrasound machines. Methods Ultrasound images of selected foot muscles and the plantar fascia were collected in younger and older adults by a single operator, intensively trained in scanning the foot muscles, on two occasions, 1–8 days apart, using a tablet-based and a mainframe system. The intra-assessor reliability and standard error of measurement for the cross-sectional area and/or thickness were assessed by analysis of variance. The error variance was statistically compared across age groups and machines. Results Eighteen physically active older adults (mean age 73.8 (SD: 4.9) years) and ten younger adults (mean age 21.9 (SD: 1.8) years) participated in the study. In older adults, the standard error of measurement ranged from 2.8 to 11.9%. The ICC ranged from 0.57 to 0.97, but was excellent in most cases. The error variance for six morphology measures was statistically smaller in younger adults, but was small in older adults as well. When different error variances were observed across machines, overall, the tablet-based device showed superior repeatability. Conclusions This intra-assessor reliability study showed that a tablet-based ultrasound machine can be reliably used to assess the morphology of selected foot muscles in older adults, with the exception of plantar fascia thickness. Although the measurement errors were sometimes smaller in younger adults, they seem adequate in older adults to detect group mean hypertrophy as a response to training. A tablet-based ultrasound device seems to be a reliable alternative to a mainframe system. This advocates its use when foot muscle morphology in older adults is of interest.
MULTIFILE
Abstract Aims: To lower the threshold for applying ultrasound (US) guidance during peripheral intravenous cannulation, nurses need to be trained and gain experience in using this technique. The primary outcome was to quantify the number of procedures novices require to perform before competency in US-guided peripheral intravenous cannulation was achieved. Materials and methods: A multicenter prospective observational study, divided into two phases after a theoretical training session: a handson training session and a supervised life-case training session. The number of US-guided peripheral intravenous cannulations a participant needed to perform in the life-case setting to become competent was the outcome of interest. Cusum analysis was used to determine the learning curve of each individual participant. Results: Forty-nine practitioners participated and performed 1855 procedures. First attempt cannulation success was 73% during the first procedure, but increased to 98% on the fortieth attempt (p<0.001). The overall first attempt success rate during this study was 93%. The cusum learning curve for each practitioner showed that a mean number of 34 procedures was required to achieve competency. Time needed to perform a procedure successfully decreased when more experience was achieved by the practitioner, from 14±3 minutes on first procedure to 3±1 minutes during the fortieth procedure (p<0.001). Conclusions: Competency in US-guided peripheral intravenous cannulation can be gained after following a fixed educational curriculum, resulting in an increased first attempt cannulation success as the number of performed procedures increased.
MULTIFILE
This paper will describe the rationale and findings from a multinational study of online uses and gratifications conducted in the United States, Korea, and the Netherlands in spring 2003. A survey research method of study was conducted using a questionnaire developed in three languages and was presented to approximately 400 respondents in each country via the Web. Web uses and gratifications were analyzed cross-nationally in a comparative fashion and focused on the perceived involvement in different types of on-line communities. Findings indicate that demographic characteristics, cultural values, and Internet connection type emerged as critical factors that explain why the same technology is adopted differently. The analyses identified seven major gratifications sought by users in each country: social support, surveillance & advice, learning, entertainment, escape, fame & aesthetic, and respect. Although the Internet is a global medium, in general, web use is more local and regional. Evidence of media use and cultural values reported by country and online community supports the hypothesis of a technological convergence between societies, not a cultural convergence.
DOCUMENT
This year, OPTIMAX was warmly welcomed by University College Dublin. For the sixth time students and teachers from Europe, South Africa, South America and Canada have come together enthusiastically to do research in the Radiography domain. As in previous years, there were several research groups consisting of PhD-, MSc- and BSc students and tutors from the OPTIMAX partner Universities or on invitation by partner Universities. OPTIMAX 2018 was partly funded by the partner Universities and partly by the participants.
DOCUMENT
Er wordt heel wat onderzoek gedaan naar jongeren en de manier waarop ze gebruik maken van ICT. Vaak om een algemeen beeld te krijgen van wat voor media ze zo al gebruiken en hoeveel tijd ze ermee bezig zijn. Meestal wordt de kans dan niet benut om aan jongeren zélf te vragen wat hun ervaringen zijn met ICT, met name bij het leren. Hoe ze vanuit die ervaringen aankijken tegen het inzetten van ICT bij het doen van huiswerk en welke verwachtingen ze eigenlijk hebben van het gebruik van ICT op school. Vandaar dat in Australië1 en in Nederland – met steun van Kennisnet - in de afgelopen maanden onderzoek is gedaan naar de verwachtingen en de ervaringen van studenten, leerlingen en jonge, startende leraren met betrekking tot het leren met ICT in het onderwijs. Dit artikel beschrijft de belangrijkste resultaten van dit onderzoek.
DOCUMENT
Lectorale rede bij de aanvaarding van het ambt van lector Medische Technologie Medische Technologie is een zeer breed begrip dat reikt van infuuspompen tot operatierobots tot lineaire versnellers, et cetera. In het vorige hoofdstuk is al uit de doeken gedaan waar het lectoraat Medische Technologie zich specifiek op richt: medische beeldvorming, radiotherapie en ICT in de zorg. Dat is bij elkaar een zeer breed vakgebied waarvan het lectoraat niet alle facetten kan bestrijken. Daarom richt het lectoraat zich op ontwikkelingen op die terreinen die belangrijke veranderingen in het werkproces teweeg kunnen brengen. Dat zijn de onderwerpen die van belang zijn voor de toekomstige Zorgprofessional 2.0. Hieronder worden de verschillende vakgebieden nader geïntroduceerd en er worden een aantal voor de Zorgprofessional 2.0 belangrijke historische trends beschreven. Samenvattend kan gesteld worden dat het lectoraat Medische Technologie zich heeft ontwikkeld van een specialistisch op radiotherapie gericht lectoraat, naar een breder op medische beeldvorming, radiotherapie, ICT in de zorg en eHealth georiënteerd lectoraat dat op diverse, met name gezondheidszorggerelateerde, terreinen een bijdrage levert aan de opleidingen van Hogeschool Inholland. De bijdrage van het lectoraat Medische Technologie heeft daarbij als doel afstudeerders van diverse studierichtingen op te leiden tot wat in deze rede wordt aangeduid met Zorgprofessional 2.0. Hiermee wordt in deze rede een beroepsbeoefenaar bedoeld die openstaat voor (ICT/technische) innovatie, die zorgconsumenten daarover kan adviseren en die innovatie in de beroepspraktijk weet te implementeren. Praktijkgericht onderzoek speelt daarbij een centrale rol: het draagt bij aan de onderzoekende blik van de Zorgprofessional 2.0, aan het up-to-date houden van de kennis van docenten en studenten en aan de verbinding met het werkveld.
DOCUMENT
Onder crossmedia wordt hier verstaan het gebruik van meerdere media (TV, Internet, mobiel, evenementen, print, radio et cetera) in de communicatie. Zodra meerdere media worden ingezet in het overbrengen van een boodschap of verhaal dringt de vraag zich op naar de ‘orkestratie’ van de verschillende media: Welke content op welk medium? Hoe verhouden de verschillende media zich tot elkaar? Waar is onderlinge versterking mogelijk? Welke eigenschappen van de verschillende media worden gebruikt in relatie tot de doelgroep? Et cetera. Deze vragen hebben de laatste jaren aan urgentie gewonnen door de opkomst en toenemende dominantie van internet en mobiele toepassingen. Dit heeft ingrijpende consequenties voor de productie, aggregatie, distributie en consumptie van content, waardoor het bijvoorbeeld veel makkelijker is geworden content over verschillende media te verspreiden en te consumeren (Van Vliet, 2008; Brussee & Hekman, 2009). In deze publicatie staan vijf afstudeeronderzoeken centraal die door studenten van de Hogeschool Utrecht zijn uitgevoerd, onder begeleiding van het lectoraat. In de vorige editie betrof dit in alle gevallen nog studenten van de opleiding Digitale Communicatie van de Faculteit Communicatie en Journalistiek, nu zijn er ook studenten betrokken van andere opleidingen van de faculteit en ook studenten van een andere faculteit (Natuur en Techniek). Het onderzoek van Lisanne Groenendaal naar kunstbeleving is gerelateerd aan een grotere onderzoekslijn naar de relatie tussen crossmedia en cultureel erfgoed (Van Vliet, 2009). Het onderzoek van Thomas Tijdink sluit aan bij het project History of the Future, naar de rol van toekomstverwachtingen uit het verleden voor onze huidige verwachtingen over nieuwe media. Het doorlopende onderzoek naar business modellen is de context geweest voor het onderzoek van Masoud Banbersta naar het succes van Twitter. En de vraag naar de rol van crossmedia in het onderwijs is door de afstudeerders Richard Deuzeman, Jeroen van Leeuwen en Yun Chen concreet gemaakt door te kijken naar de introductie van weblectures. Het spreekt dan ook voor zich dat de hier gepresenteerde onderzoeksresultaten slechts een tussenopname zijn die ingeweven zullen worden in andere publicaties en onderzoeksprojecten.
DOCUMENT
Het is een eer om met deze openbare lezing het ambt van hoogleraar Vaktherapie te aanvaarden. Temeer omdat dit de allereerste leerstoel Vaktherapie in Nederland is. Een bijzonder domein van behandelingen voor mensen met psychische aandoeningen en psychosociale klachten dat sinds jaren is ingebed in de geestelijke gezondheidszorg en in sectoren als de ouderenzorg, somatische zorg, basis- en voortgezet onderwijs. ‘Waarom nu pas?’ ‘Waarom is deze of een vergelijkbare, leerstoel niet eerder ingesteld, wetende dat deze behandelingen al jaren worden toegepast binnen de zorg en daarbuiten?’ Er zijn in Nederland veel vaktherapeuten, circa 5800. In vergelijking met de ongeveer 6700 psychotherapeuten in Nederland (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2018), is het dus geen klein gebied. Er is ook de actieve Federatie Vaktherapeutische Beroepen, dit is de koepelorganisatie van de verenigingen van vaktherapeutische disciplines. Ik ga daar later nog iets over te zeggen en over de ontwikkelingen die er momenteel gaande zijn. In het buitenland zijn er wel leerstoelen op dit gebied. Dus waarom nu pas een leerstoel Vaktherapie?
DOCUMENT