Dit vaardighedenboek is geschreven voor drie groepen lezers: studenten, docenten en afgestudeerde juristen. Studenten kunnen het boek gebruiken om inzicht te verwerven in de verschillende manieren waarop juristen te werk gaan bij het verrichten van onderzoek, bij het argumenteren en bij het presenteren. Het schetst de stappen die bij de verschillende verrichtingen worden gezet; het biedt hulpmiddelen om de taken te volbrengen en de criteria waaraan een goede taakvervulling moet voldoen. Het boek biedt docenten zowel hulp bij de instructie als handvatten voor de feedback en beoordeling. Afgestudeerde juristen kunnen dit boek gebruiken om te reflecteren op de eigen vaardigheid en krijgen hulpmiddelen aangereikt om deze verder te ontwikkelen.
DOCUMENT
Litska Strikwerda en Anke van Gorp (beiden hoofddocent en onderzoeker aan de Hogeschool Utrecht) richten zich op de dilemma's bij het gebruik van OxRec, een digitaal instrument dat een inschatting maakt van recidiverisico's en dat wordt gebruikt door medewerkers van de reclassering.
DOCUMENT
Self-efficacy is een belangrijk begrip uit de sociaal cognitieve theory van Bandura (1997) en duidt op het geloof dat mensen hebben in hun kunnen om een bepaalde taak in een toekomstige situatie succesvol uit te voeren. Self-efficacy van leraren duidt op het geloof van leraren in hun kunnen om het leren van studenten positief te beïnvloeden. Leraren met een hoge mate van self-efficacy hebben een sterkere positieve invloed op de prestaties, de motivatie en schoolattitude van leerlingen, dan leraren met een lage mate van self-efficacy. Daarom is het van belang dat lerarenopleidingen aandacht besteden aan het ontwikkelen van self-efficacy bij hun studenten. Omdat binnen het competentiegerichte opleiden van leraren assessments een belangrijke plaats innemen, wordt in deze dissertatie onderzocht hoe assessment de self-efficacy van studenten beïnvloedt en hoe vervolgens de lerarencompetenties worden beïnvloed. Allereerst is onderzocht van welke factoren binnen het hoger onderwijs is gebleken dat deze de self-efficacy van studenten positief beïnvloeden. Hieruit bleek dat de self-efficacy van studenten wordt verhoogd als zij succeservaringen opdoen en als zij verbaal worden ondersteund door hun omgeving. Van deze bevindingen zijn 2 factoren afgeleid die van kenmerkend zijn voor een competentie assessment en die in deze dissertatie nader worden onderzocht. De eerste factor is de authenticiteit van een assessment, dit duidt op de mate waarin tijdens een assessment zaken worden getoetst die belang zijn voor het beroep van leraar. De tweede factor is de feedback die aan studenten wordt verstrekt tijdens het assessment. Om de invloed van deze factoren op de self-efficacy van studenten te kunnen meten, is er een self-efficacy vragenlijst ontwikkeld, specifiek gericht op 1e jaarstudenten van een lerarenopleiding. Omdat studenten in het 1e jaar werken aan de ontwikkeling van 6 competenties, is het instrument bedoeld om de self-efficacy van studenten met betrekking tot de zes lerarencompetenties (interpersoonlijk, pedagogisch, vakinhoudelijk en didactisch, organisatorisch, samenwerking met collega’s en reflectie en ontwikkeling) te diagnosticeren. Uit studie twee bleek dat de vragenlijst voldoende betrouwbaar en valide is om het diagnostisch instrument te gebruiken tijdens de begeleiding van studenten. Tevens kwam uit deze studie enig bewijs voor de stelling dat studenten aan een lerarenopleiding beginnen met een globale ongedifferentieerde self-efficacy, en dat als zij ervaringen opdoen met lesgeven er een verdere differentiatie van hun self-efficacy plaatsvindt. In de derde studie werd de kernvraag van deze dissertatie onderzocht. Hieruit bleek dat naarmate de studenten, de prestatie die zij bij het assessment moeten leveren als authentieker ervaren, des te sterker dit hun self-efficacy van de 6 competenties beïnvloedt. Verder bleek dat naarmate studenten de kwaliteit van de verstrekte feedback als hoger ervaren, des te sterker dit hun self-efficacy op 4 van deze 6 competenties beïnvloedt. Tenslotte bleek uit deze studie dat de genoemde assessment-factoren de leerresultaten van studenten op de lerarencompetenties indirect beïnvloeden, dit houdt in dat de assessmentfactoren de self-efficacy van studenten beïnvloeden en dat de self-efficacy van studenten vervolgens van invloed is op leerresultaten van studenten op de lerarencompetenties. In de vierde studie zijn enkele resultaten uit de derde studie diepgaand onder de loep genomen. Door een aantal studenten te interviewen is onderzocht hoe de ervaringen die studenten opdoen tijdens een assessment bijdragen aan hun self-efficacy. Hieruit bleek dat de genoemde assessmentfactoren tijdens zowel de voorbereidingsfase, de interviewfase als de feedbackfase van het portfolio competentie assessment, de self-efficacy van studenten positief beïnvloeden. Voortkomend uit de onderzoeksresultaten, worden op het einde van de dissertatie enkele adviezen voor lerarenopleidingen beschreven.
DOCUMENT
Met de Gerechtsdeurwaarderswet van 2001 heeft de marktwerking zijn intrede gedaan in deze juridische beroepsgroep. Het vestigingsbeleid is sindsdien geliberaliseerd en de tarieven voor de opdrachtgevers zijn vrijgegeven. Deze marktwerking heeft gevolgen gehad voor de onderlinge verhouding tussen de gerechtsdeurwaarders, die voortaan concurrenten van elkaar zijn, en voor de verhouding met de grote opdrachtgevers, die de prijs voor de aangeboden diensten kunnen bepalen. De commercialisering heeft ook gevolgen gehad voor de schuldenaar: door het gevecht om de opdrachtgevers, de manier van contracteren en de soms voorkomende voorfinanciering zijn de verhoudingen verhard. In deze context is aandacht voor hoge professionele en ethische standaarden noodzakelijk. In de opleiding tot kandidaat-gerechtsdeurwaarder moeten de kernwaarden uitdrukkelijk worden benadrukt, omdat door marktwerking de aandacht voor deze waarden vermindert en soms zelfs lijkt te verdwijnen. In dit promotie onderzoek stond de vraag centraal hoe de opleiding tot (kandidaat-)gerechtsdeurwaarder er, gezien de ontwikkelingen in de beroepsuitoefening, uit zou moeten zien.
DOCUMENT
De aandacht voor wetenschap en techniek in het basisonderwijs wordt vaak impliciet gebaseerd op de theorie van leren door doen. Er moet voorkomen worden dat wetenschap en techniek alleen beschouwd worden als praktisch handelend bezig zijn. Wetenschap en techniek bieden ook veel kansen om kinderen stevige cognitieve uitstapjes te doen.
DOCUMENT
In deze oratie wordt ingegaan op de problemen en paradoxen bij de versterking van de positie van wetenschap en techniek in het basisonderwijs. Waarom is het belangrijk dat (alle) kinderen hiermee in aanraking komen? Welke invulling moet wetenschap en techniek krijgen willen we kinderen effectief 'oriënteren op de wereld', het centrale kerndoel in dit domein? Kunnen we leerkrachten hiertoe in staat stellen? Het basisonderwijs is niet gediend met de associatie van wetenschap en techniek met 'moeilijk, vies, gevaarlijk'. Daarom wordt vaak benadrukt dat wetenschap en techniek 'leuk' is. Maar: dit kan leiden tot een verwaarlozing van het leren. We willen leraren die een onderzoekende houding bij leerlingen kunnen stimuleren en ontwikkelen. Maar: op school domineren instruerende didactiek en kant en klare werkbladen. We willen leraren die niet terugschrikken voor een domein van enorme omvang en die zich willen blijven verdiepen. Maar: de pabo trekt overwegend studenten met talenten die niet op het cognitieve vlak liggen. We willen dat scholen meer tijd besteden aan wetenschap en techniek. Maar: de politiek fixeert zich eenzijdig op rekenen en taal, en er zijn geen standaarden voor wetenschap en techniek. In de oratie worden oplossingsrichtingen verkend, evenals de mogelijkheden die praktijk te veranderen. Daarbij gaat het om het versterken van kennisbasis en zelfvertrouwen van leraren en pabostudenten, uitwerking van de didactiek van onderzoekend en ontwerpend leren, curriculumontwikkeling voor de pabo en versterking van de samenwerking met scholen, ook via het concept 'opleiden in de school'. Integratie speelt een sleutelrol. Kunnen we wetenschap en techniek niet beter als opwaartse kracht voor al het onderwijs van de basisschool positioneren in plaats van als het zoveelste vakje?
DOCUMENT
Een heftige vraag natuurlijk maar toch vraag ik me wel eens af hoe wetenschappelijk de wetenschap is vandaag de dag. Natuurlijk weten we met Kuhn, Polanyi en Bateson dat we voortdurend attent dienen te zijn op het gevaar van ideologie en dat het wetenschappelijk paradigma ook een component van sociale acceptatie heeft. We zijn niet zo gediend van afwijkende uitgangspunten in het wetenschappelijk bedrijf. Maar toch, hoe wetenschappelijk is wetenschap? Dit is natuurlijk een veel te algemene vraag, ik weet het en ik hoor het u zeggen, maar in het bestek van deze column doe ik het.
DOCUMENT
De meerderheid van de gepromoveerden en postdocs komt terecht in een baan buiten de wetenschap. Toch weten we maar weinig over hoe ze dit ervaren. Nieuw onderzoek onder zowel gepromoveerden als hun niet-wetenschappelijke werkgevers laat zien dat de veronderstelde kloof tussen wetenschap en bedrijfsleven minder groot is dan dikwijls gedacht. Hoe kunnen we die verder dichten?
DOCUMENT
Als opbrengst van het project verbreding techniek basisonderwijs [VTB] hebben rond 2010 ruim 2500 basisscholen wetenschap en techniek opgenomen in hun curriculum. Daarnaast zien we dat ook steeds meer scholen die niet aan het VTB-project deelnemen door het "virus" aangestoken worden en hun onderwijs programma aanpassen. Het is wenselijk om heldere maatstaven en criteria (benchmarks) te ontwikkelen die scholen ondersteunen bij het vaststellen van de kwaliteit van hun wetenschap-en techniekonderwijs. Dit betekent dit dat voor het vaststllen van de kwaliteit van invoering van wetenschap en techniek aandacht moet gegeven worden aan de kwaliteit van de onderwijsdoelen, gebruikte materialen, werkvormen en toetsing. Daarbij is het fundamenteel om vast te stellen hoe het onderwijsconcept en de kwaliteiten (kennis, vaardigheden en attitude) van de individuele leraar daarbinnen een plek hebben.
DOCUMENT
Wetenschap en techniek op de basisschool maakt duidelijk hoe (aanstaande) leerkrachten kinderen kunnen helpen zich te oriënteren op zichzelf en de wereld binnen het domein van wetenschap en techniek. Het is geschreven voor pabo-studenten, leraren basisonderwijs en iedereen die betrokken is bij actuele ontwikkelingen in dit domein. Het boek sluit aan bij het 'Masterplan Ruimte voor Talent - Ruimte voor Wetenschap en Techniek'. Wetenschap en techniek op de basisschool gaat in op de volgende vragen: Waarom is wetenschap en techniek belangrijk? Wat is de inhoud van het domein wetenschap en techniek? Wat onderzoekend en ontwerpend leren? Hoe herken en beoordeel je leerresultaten bij kinderen? Hoe kun je zelf onderwijs ontwikkelen over wetenschap en techniek? Hoe kun je leerlingen stimuleren leerzame gesprekken met elkaar te voeren? Hoe ga je om met diversiteit? Hoe kun je wetenschap en techniek integreren met andere vakken?
DOCUMENT