Even though citizen and patient engagement in health research has a long tradition, citizen science in health has only recently gained attention and recognition. However, at present, there is no clear overview of the specifics and challenges of citizen science initiatives in the health domain. Such an overview could contribute to highlighting and articulating the different needs of stakeholders engaged in any form of citizen science in the health domain. It may also encourage the input of citizens and patients alike in health research and innovation, policy, and practice. This paper reports on a survey developed by the European Citizen Science Association (ECSA)’s Working Group “Citizen Science for Health,” to highlight the perceived characteristics and enabling factors of citizen science in the health domain, and to formulate a direction for future work and research. The survey was available in six languages and was open between January and August 2022. The majority of the 254 respondents were from European countries, and the largest stakeholder respondent group was researchers. Respondents were asked about their perspectives on the particular characteristics of citizen science performed in health and biomedical research, as well as the challenges and opportunities it affords. Ethics, the complexity of the health domain, and the overlap in roles whereby the researcher is sometimes also the subject of research, were the main issues suggested as being specific to citizen science in health. The top two areas that respondents identified as in need of development were “balanced return on investment” and “ethics.” This publication discusses these and other conditions with references to current literature.
MULTIFILE
Artikel student Hoger Toeristisch en Recreatief Onderwijs. Onderzoek naar hoe de meerwaarde van het creëren van arbeidsplaatsen voor mensen die leven met een beperking en daardoor een afstand tot de arbeidsmarkt hebben, het beste in kaart kan worden gebracht
MULTIFILE
Summary Project objectives This study fits into a larger research project on logistics collaboration and outsourcing decisions. The final objective of this larger project is to analyze the logistics collaboration decision in more detail to identify thresholds in these decisions. To reach the overall objectives, the first step is to get a clearer picture on the chemical and logistics service providers industry, sectors of our study, and on logistics collaboration in these sectors. The results of this first phase are presented in this report. Project Approach The study consists of two parts: literature review and five case studies within the chemical industry. The literature covers three topics: logistics collaboration, logistics outsourcing and purchasing of logistics services. The five case studies are used to refine the theoretical findings of the literature review. Conclusions Main observations during the case studies can be summarized as follows: Most analyzed collaborative relationships between shippers and logistics service providers in the chemical industry are still focused on operational execution of logistics activities with a short term horizon. Supply management design and control are often retained by the shippers. Despite the time and cost intensive character of a logistics service buying process, shippers tendering on a very regular basis. The decision to start a new tender project should more often be based on an integral approach that includes all tender related costs. A lower frequency of tendering could create more stability in supply chains. Beside, it will give both, shippers and LSPs, the possibility to improve the quality of the remaining projects. Price is still a dominating decision criterion in selecting a LSP. This is not an issue as long as the comparison of costs is based on an integral approach, and when shippers balance the cost criterion within their total set of criteria for sourcing logistics services. At the shippers' side there is an increased awareness of the need of more solid collaboration with logistics service providers. Nevertheless, in many cases this increased awareness does not actually result in the required actions to establish more intensive collaboration. Over the last years the logistics service providers industry was characterized by low profit margins, strong fragmentation and price competition. Nowadays, the market for LSPs is changing, because of an increasing demand for logistics services. To benefit from this situation a more pro-active role of the service providers is required in building stronger relationships with their customers. They should pay more attention on mid and long term possibilities in a collaborative relation, in stead of only be focused on running the daily operation.
In de schoonmaakbranche is de werkdruk hoog . Hierdoor worden gebouwen dagelijks niet goed genoeg schoongemaakt. Er heerst krapte op de arbeidsmarkt. Schoonmaakwerk is vooral handmatig werk en is ook zwaar werk. De schoonmaakbranche is dringend op zoek naar technologische oplossingen die het werk in de toekomst kunnen verlichten. Eén van die technologische oplossingen is de introductie van schoonmaakrobots , die op dit moment mondjesmaat op de markt worden gebracht. Schoonmaakorganisaties weten nog niet goed hoe deze robots efficiënt in te zetten, het vergt nog veel tijd om ze te kunnen gebruiken en schoonmaakmedewerkers zijn terughoudend om ermee te werken. Het project Assisted Cleaning Robots (ACR) richt zich op de volgende onderzoeksvraag: “hoe integreer je robottechnologie in het werkproces in de schoonmaakbranche, zodat een robot enerzijds zo optimaal mogelijk het werkproces ondersteunt, en anderzijds zo optimaal mogelijk met de mens samenwerkt.” Wat hierin optimaal is en hoe dit gemeten kan worden, is onderdeel van het onderzoek en is afhankelijk van de technologische mogelijkheden, de mensen die er mee werken, en de werkomgeving. In dit project werken Fontys Hogeschool Engineering, Fontys Hogeschool Techniek & Logistiek en de Haagse Hogeschool samen met schoonmaakorganisaties CSU en Hectas en andere bedrijven (toeleveranciers van schoonmaakrobots als ontwikkelaars), nationaal samenwerkingsverband Holland Robotics en brancheorganisatie Schoonmakend Nederland. Dit project kent een looptijd van twee jaar en gaat van start op 1 november 2021. In dit project worden nieuwe schoonmaakprocessen gedefinieerd en wordt op basis van deze processen technologie ontwikkeld (waar doorgaans eerst een nieuw product wordt ontwikkeld en daarna pas gekeken naar hoe dit product in te zetten). In dit project staat de mens die met de technologie in het proces moet gaan werken centraal. De technologie en het proces worden gevalideerd middels praktijktests met de betrokken schoonmaakorganisaties, op representatieve locaties. Hieruit worden lessen getrokken voor verbeteringen.
Met de Impuls 2020 geeft Hogeschool Leiden een vervolg aan de ambitie om te komen tot verdere profilering van ons praktijkgerichte onderzoek. We gaan met ons netwerk in gesprek om te komen tot aanscherping van ons profiel en willen met dit aangescherpte profiel nieuwe netwerkpartners aanspreken. De vijf kenniscentra van de hogeschool hebben elk een traject gekozen dat past bij hun ontwikkeling. Zo werkt een van de vijf kenniscentra een SPRONG-aanvraag uit waarin zij vanuit het doorsnijdende thema Sleuteltechnologieën werken aan maatschappelijke vraagstukken op het inhoudelijke thema Gezondheid en Zorg. Een ander kenniscentrum werkt met diverse netwerkpartners drie onderzoeksvoorstellen uit. Andere kenniscentra verscherpen hun onderzoeksprofiel, bijvoorbeeld bij KC Samen Redzaam bekijkt men hoe vanuit de systeembenadering de werkelijkheid schematisch weergegeven kan worden om kwetsbare gezinnen beter te ondersteunen. De impulsgelden stellen onze hogeschool in staat om dit traject gezamenlijk te starten en als kenniscentra met elkaar op te trekken. We werken toe ‘Naar een Leids narratief voor praktijkgericht onderzoek’. Ons trajectvoorstel zet met name in op het verbeteren van de strategische positionering van het onderzoek van onze hogeschool. Daarnaast willen we de impulsgelden besteden aan kosten die zijn ontstaan door het uitlopen van onderzoeksprojecten door COVID-19. Het is allereerst van belang om lopend onderzoek samen met partners tot een goed einde te brengen. Daarnaast is het ook belangrijk om docent-onderzoekers, die tijdens de lockdown minder onderzoekstijd hadden, in de gelegenheid te stellen hun onderzoek te continueren. Hiermee behouden we onze onderzoeksgroepen en consortia. Als laatste willen we de impulsgelden besteden aan het zichtbaar maken van beschikbare onderzoeksondersteuning en het ophalen van ondersteuningsbehoeften bij onderzoekers. Hiertoe willen we workshops rond datamanagement en wetenschappelijke integriteit organiseren. Deze workshops leveren input voor de doorontwikkeling van de organisatie van praktijkgericht onderzoek en draagt bij aan de versterking van de onderzoeksfunctie van de hogeschool.
Smartcity- en innovatieprofessionals die bij gemeenten werken aan de inzet van technologie en data voor het oplossen van maatschappelijke problemen zien een impasse ontstaan. Ze beschouwen de moeizame samenwerking met inwoners, bedrijven en collega’s en het gebrek daarbij aan grip op ieders belangen als de belangrijkste oorzaken van dit probleem. Zowel de gemeentelijke als de wetenschappelijke wereld gelooft in de bijdrage die smartcitytechnologie kan leveren aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen van steden, bijvoorbeeld op het gebied van verkeerscongestie of klimaatverandering. De realiteit is anders: softwaretoepassingen voor smart cities blijven vaak in het pilotstadium hangen. Het ontbreekt aan een goede balans tussen belangen van de gemeente, bedrijven en inwoners en aan inzicht in de opbrengst die zij voor ogen hebben. Bewoners twijfelen bijvoorbeeld aan het nut voor hun buurt, bedrijven vragen zich af wat de return-on-investment is of eigenaarschap ontbreekt bij gemeente-ambtenaren van de afdeling waarvoor de toepassing wordt ontwikkeld. Betrokken gemeentelijke smartcity- en innovatieprofessionals hebben daarom behoefte aan een eenvoudig te gebruiken instrumentarium. Dit zou helpen om de samenwerking met bedrijven, inwoners en collega’s te verbeteren, zodat minder smartcitytoepassingen in het pilotstadium stranden en de zogenaamde pilotmoeheid waar nu sprake van is, wordt bestreden. Onderzoek laat inderdaad zien dat effectieve samenwerking met alle stakeholders essentieel is bij de ontwikkeling van smartcitytoepassingen. Smartcityonderzoek beschrijft problemen, maar biedt te weinig praktisch toepasbare handreikingen. In dit onderzoeksproject ontwikkelen we een collaborativegovernance-instrumentarium dat helpt om de knelpunten in de samenwerking met stakeholders op te lossen. Smartcity- en innovatieprofessionals bij gemeenten krijgen hiermee ondersteuning om de balans te zoeken tussen opbrengsten voor de stad als geheel en de belangen van en beoogde opbrengst voor individuele stakeholders. Casestudyonderzoek bij gemeenten, bestaande uit interviews, focusgroepen en deskresearch vormt de basis voor de ontwikkeling. Het instrumentarium wordt vervolgens toegepast, geëvalueerd en verbeterd in lopende ontwikkeltrajecten voor smartcitytoepassingen.