Abstract: Technological innovation in the healthcare sector is increasing, but integration of information technology (IT) in the care process is difficult. Healthcare workers are important agents in this IT integration. The purpose of this study is to explore factors that feed motivation to use IT. Self-determination theory (SDT) is applied to study how motivational factors impact effective IT use among frontline caregivers in residential care settings. As the team is very important to these caregivers, the team is our unit of analysis. In an embedded single case study design, interviews were conducted with all nine members of a team effectively using IT. All three basic psychological needs from SDT - autonomy, competence and relatedness - were found to have impact on effective IT use, though autonomy was primarily experienced at team level. Conversely, the effective use of an IT collaboration tool influences relatedness.
MULTIFILE
From the paper: "Abstract This study investigates whether there are major differences between process management and innovation between the IT and more traditional industries. Although both industries are quite similar, the research results show that the IT industry is more innovative in comparison to more traditional industries. The traditional industries are more risk averse towards new technologies, which makes them less innovative than the IT industry."
MULTIFILE
To find out what is needed to speed up the adoption of open sharing and reuse of learning materials and open online courses in publicly funded Dutch institutions of Higher Education, a qualitative research study was conducted in fall 2016. This study examined issues of willingness of educators and management, barriers and enablers of adoption, and the role of institutional and national policy in the adoption of open sharing and reuse of learning materials and online courses. Fifty-five stakeholders (educators, board members, and support staff) in 10 Dutch Higher Education Institutions were interviewed. The main findings of this study are: motivation for sharing and reuse of learning materials for educators and managers is directly related to the ambition to achieve better education for students; sharing and reuse of learning materials is common practice, very diverse and not open accessible for the whole world, and important barriers include lack of awareness of opportunities for open sharing and reuse and lack of time. Based on the findings from the interviews, the last section of this paper presents conclusions and recommendations regarding how Dutch institutions for Higher Education can formulate effective policies to raise awareness, organize adequate support and provide time to experiment.
LINK
This study explores the evaluation of research pathways of self-management health innovations from discovery to implementation in the context of practice-based research. The aim is to understand how a new process model for evaluating practice-based research provides insights into the implementation success of innovations. Data were collected from nine research projects in the Netherlands. Through document analysis and semi-structured interviews, we analysed how the projects start, evolve, and contribute to the healthcare practice. Building on previous research evaluation approaches to monitor knowledge utilization, we developed a Research Pathway Model. The model’s process character enables us to include and evaluate the incremental work required throughout the lifespan of an innovation project and it helps to foreground that innovation continues during implementation in real-life settings. We found that in each research project, pathways are followed that include activities to explore a new solution, deliver a prototype and contribute to theory. Only three projects explored the solution in real life and included activities to create the necessary changes for the solutions to be adopted. These three projects were associated with successful implementation. The exploration of the solution in a real-life environment in which users test a prototype in their own context seems to be a necessary research activity for the successful implementation of self-management health innovations.
MULTIFILE
ICT in intelligente voertuigen levert innovatieve systemen op. Deze innovatieve systemen richten zich op maatschappelijke knelpunten (verkeersveiligheid, milieubelasting en congestie) en consumenten waarde. Recent wordt meer nadruk gelegd op maatschappelijke knelpunten. Vijf (5) a tien (10) jaar geleden werd de nadruk gelegd op het creëren van consumenten waarde. Deze innovatieve systemen moeten wel geaccepteerd worden door de eindgebruikers. Er is nog maar beperkt onderzoek gedaan naar acceptatie van veiligheidssystemen in intelligente voertuigen. Uit literatuuronderzoek komt naar voren dat verschillende vormen van acceptatie gehanteerd worden. Tevens blijkt dat veel onderzoekers spreken over acceptatie maar de acceptatie niet (kunnen) meten. Om inzicht te krijgen in het gedrag en beleving van bestuurders wordt in dit onderzoek voorgesteld om de evolutie van de cruise control (CC) naar adaptive cruise control (ACC) en naar cooperative adaptive cruise control (C-ACC) te gebruiken om acceptatie te voorspellen en te beoordelen. Er zijn bijzonder veel acceptatiemodellen en theorieën. Deze worden in de praktijk veelvuldig gebruikt binnen de Informatie en Communicatie Technologie (ICT). In deze paper wordt een route uitgezet voor het opzetten van een onderzoek waarbij gebruik gemaakt wordt van het UTAUT-acceptatiemodel. Dit onderzoek moet uitwijzen welke criteria de acceptatie beïnvloeden.
DOCUMENT
Background Literature on self-management innovations has studied their characteristics and position in healthcare systems. However, less attention has been paid to factors that contribute to successful implementation. This paper aims to answer the question: which factors play a role in a successful implementation of self-management health innovations? Methods We conducted a narrative review of academic literature to explore factors related to successful implementation of self-management health innovations. We further investigated the factors in a qualitative multiple case study to analyse their role in implementation success. Data were collected from nine self-management health projects in the Netherlands. Results Nine factors were found in the literature that foster the implementation of self-management health innovations: 1) involvement of end-users, 2) involvement of local and business partners, 3) involvement of stakeholders within the larger system, 4) tailoring of the innovation, 5) utilisation of multiple disciplines, 6) feedback on effectiveness, 7) availability of a feasible business model, 8) adaption to organisational changes, and 9) anticipation of changes required in the healthcare system. In the case studies, on average six of these factors could be identified. Three projects achieved a successful implementation of a self-management health innovation, but only in one case were all factors present. Conclusions For successful implementation of self-management health innovation projects, the factors identified in the literature are neither necessary nor sufficient. Therefore, it might be insightful to study how successful implementation works instead of solely focusing on the factors that could be helpful in this process.
LINK
In de maanden juli-december 2016 is door het lectoraat OER van Fontys Hogeschool ICT een onderzoek uitgevoerd om de volgende vraag te kunnen beantwoorden: Wat leidt tot c.q. is nodig voor een brede adoptie van delen van open leermaterialen en online cursussen en hergebruiken van open leermaterialen en cursussen door docenten in het bekostigde hoger onderwijs in Nederland? Bij 4 universiteiten en 6 hogescholen zijn totaal 55 semi-gestructureerde interviews afgenomen met docenten, bestuurders en ondersteuners. Onderwerpen die tijdens de interviews aan bod kwamen betroffen ambities met onderwijs, beleid, opvattingen over openheid in het onderwijs, motieven voor delen en hergebruiken, ervaringen met delen en hergebruiken, hindernissen die werden ondervonden, noodzakelijke randvoorwaarden en invloeden die geïnterviewden vanuit hun omgeving ervaren. Analyse van de interviews gaf de volgende resultaten: 1. Praktijken van delen en hergebruiken zijn erg divers qua openheid. Lang niet altijd zijn gedeelde leermaterialen toegankelijk voor iedereen, vaak ontbreekt een open licentie en processen als copyright clearing vinden niet altijd plaats; 2. Delen en hergebruiken van leermaterialen (al dan niet volledig open) gebeurt veel. Hierbij wordt vooral het bereiken van een hogere kwaliteit campusonderwijs nagestreefd; 3. Feedback op gedeelde materialen is cruciaal voor de motivatie van docenten om structureel materialen te delen; 4. Structureel delen en hergebruik binnen een instelling heeft meer kans van slagen wanneer het gekoppeld wordt aan andere beleidsthema’s zoals internationalisatie of aan onderwijsinnovaties zoals invoeren van blended leren; 5. Bij een aantal instellingen is sprake van zich ontwikkelend beleid op het gebied van open delen en hergebruiken van leermaterialen; 6. Docenten zijn onvoldoende bekend met aanwezigheid danwel inhoud van beleid; 7. De autonomie van de docent in het bepalen om met delen en hergebruiken aan de slag te gaan wordt als cruciaal gezien en als zodanig herkend en erkend, zowel door bestuur als door docenten zelf; 8. Delen en hergebruiken moeten uiteindelijk ten goede komen aan de student of een positief effect hebben op de efficiency van het onderwijs. Of en hoe dat daadwerkelijk gerealiseerd moet worden, is vaak nog niet duidelijk; 9. Docenten geven aan dat stimulering in termen van geld, tijd en ondersteuning essentieel is voor hen om tot structureel gedrag van delen en hergebruiken te komen. Tevens moeten voor hen de antwoorden op de what’s in it for me vraag duidelijk zijn; 10. Publiceren van MOOC’s wordt ervaren als een versneller voor de adoptie van open delen van materialen en cursussen binnen een instelling; 11. Acceptatie van open delen en hergebruiken op instellingsniveau, zich uitend in beleid dat vertaald is naar concrete activiteiten en richtlijnen, beïnvloedt brede adoptie ervan door docenten positief. Op basis van deze resultaten zijn de volgende aanbevelingen geformuleerd om brede adoptie van open delen en hergebruiken te realiseren binnen een instelling: 1. Maak de meerwaarde van open delen en hergebruiken duidelijk aan docenten; 2. Zorg bij deze verandering van de beeldvorming rondom open delen en hergebruiken bij docenten voor ondersteuning vanuit de instelling: op ICT-gebied, juridische en onderwijskundige aspecten, facilitering in tijd, aanwezigheid van een veilige experimenteerruimte en een ondersteunende infrastructuur; 3. Formuleer op faculteits-, instituuts- en instellingsniveau beleid op het gebied van open delen en hergebruiken dat de activiteiten die onder aanbeveling 1 en 2 genoemd worden mogelijk maakt; 4. Koppel beleid inzake open delen en hergebruiken aan andere thema’s van onderwijsvernieuwing of aan thema’s als internationalisering.
LINK
Een neerslag van het onderzoek dat is gedaan door de leden van de onderzoeksgroep die verbonden is aan het lectoraat Creative Industries and Social Innovation
DOCUMENT
Het belang van innovatie voor economische groei en het scheppen van werkgelegenheid in het MKB wordt erkend door zowel academici als politici. Er worden daarom programma’s ontwikkeld om innovatie te stimuleren. Met deze maatregelen ontstaat de vraag te bepalen of deze initiatieven succesvol zijn en zo ja, in welke mate. In de literatuur hebben we geen indicator gevonden die ons in staat stelt de mate van innovativiteit van MKB bedrijven te bepalen voor een dergelijke interventie en daarna. De hoofdvraag van ons onderzoek was dan ook: hoe kunnen we het effect van een interventie voor het bevorderen van de innovatiekracht van MKB-bedrijven meten? Kijkend naar de definities van innovatie zoals die zijn verzameld door King & Anderson (2002) hebben we vastgesteld dat een bedrijf innovatief genoemd mag worden als het met opzeten succesvol nieuwe ideeën implementeert. Succesvol wil in dit verband zeggen: het draagt bij aan de winst en dus aan de continuïteit van het desbetreffende MKB-bedrijf. Door de verschillende (bewuste) innovaties te identificeren samen met de ondernemer en te berekenen wat de winstgevendheid is geweest van de innovaties, kunnen we de ’innovatiewinst’ van de ondernemer berekenen. Dit bedrag delen door de omzet creëert een indicator waarmee de innovativiteit van de organisatie door de tijd gemeten kan worden. Wij stellen daarom de volgende definitie van innovatiekracht voor: KIKR = [ [Winst Innovatie1+Winst Innovatie2+ ... +Winst Innovatie5] / Omzet] x 100. De ratio kan alleen met voldoende betrouwbaarheid bepaald worden door een gestructureerd interview met de directeur/ eigenaar van de het bedrijf door een gekwalificeerde gesprekspartner. De auteurs realiseren zich dat dit gesprek op zichzelf misschien een interventie is, omdat de ervaring leert dat het innovatiebewustzijn van de ondernemer er door toeneemt. Om te bepalen of dit daadwerkelijk zo is, en om te testen of de KIKR inderdaad als bruikbare maat voor innovatiekracht kan worden gebruikt is vervolgonderzoek noodzakelijk. Desalniettemin zijn de auteurs van mening dat met de KIKR de innovatiekracht van bedrijven door de tijd heen gemeten kan worden en daarmee een bruikbaar instrument is om het effect te bepalen van interventies die innovatiekracht moeten vergroten. The importance of innovation as an engine for economic growth and the creation of employment opportunities is acknowledged by both academia and politicians. This makes the need for good innovation measures crucial. In the third edition of the Oslo Manual (2005), a need for proper indicators to capture the changes in the nature and landscape of innovation is voiced. According to the manual, a considerable body of models and analytical frameworks for innovation were developed in the 1980s and 1990s. Over time, the scope of what is considered as innovation has been widened and expanded to include marketing and organizational innovation. In this paper, we focus on innovative performance as a measure of success. This is part of ongoing research in the Netherlands in The Hague region. This research is framed within an approach based on action research. We have worked with 45 SMEs in four sectors. This has formed the basis for the conceptual development of innovative performance as a new metric for the measurement of a successful innovation. In this paper, we review our findings thus far and explore the validity of innovative performance as an appropriate indicator for measuring innovation within SMEs.
DOCUMENT
Een van de belangrijkste ontwikkelingen in het onderwijs is het gebruik van nieuwe kennismedia: media voor het genereren, begrijpen en delen van kennis. Denk aan social media, serious gaming, apps, tablets en smartphones. De grote vraag is: hoe ga je als school om met deze mediaontwikkelingen? In dit whitepaper presenteren we de roadmap van ons onderzoek naar de educatieve implementatie van de iPad (Engelstalig document)
DOCUMENT