De invoering van de bachelor-masterstructuur was aanleiding voor de HBO-I stichting, het samenwerkingsverband van hbo ict-opleidingen in Nederland, om de oude opleidings- en beroepsprofielen (2000) aan te passen aan de nieuwe ontwikkelingen in het Europese hoger onderwijs. In nauwe samenwerking met het bedrijfsleven heeft de HBO-I stichting vijftien bouwstenen voor competenties geformuleerd. Deze vormen de basis van de competenties die een pas afgestudeerde Bachelor of ICT, ook in internationaal perspectief, dient te bezitten. Competenties krijgen betekenis in een context. Daarom staat in het profiel een aantal karakteristieke in rekle beroepssituaties beschreven waar een pas afgestudeerde Bachelor of ICT daadwerkelijk in de praktijk mee te maken kan krijgen. De context waarin een Bachelor of ICT fungeert, bepaalt het individuele competentieprofiel. De context bepaalt tevens het niveau waarop de afgestudeerde Bachelor of ICT over de specifieke beroepscompetenties dient te beschikken. Het ict-domein is zeer breed. De nieuwe profielbeschrijving biedt ruimte aan hogescholen om specifieke invulling te geven aan hun onderwijsprogramma s die studenten opleiden tot Bachelor of ICT. Bij het (her)ontwerpen van deze onderwijsprogramma s kunnen de bouwstenen voor competenties uitstekend dienst doen. Het is aan de instelling om een specifieke invulling te geven aan een opleidingsprogramma dat de beschreven bouwstenen voor competenties omvat. Het profiel is ook een referentiekader voor de arbeidsmarkt om zicht te krijgen op wat iemand met die graad in huis heeft. En het is tevens een referentiekader voor aankomende studenten, schooldecanen en beroeps- en studiekeuzeadviseurs om gevoel te krijgen voor het werkveld van ict ers en voor de onderwijswegen daar naartoe. Binnen het nieuwe profiel van de Bachelor of ICT blijven bestaande ict-opleidingen als beroepsprofielen herkenbaar. Ook andere opleidingen leiden op tot Bachelor of ICT. Naast de bekende profielen kunnen in de toekomst andere opleidingsvarianten ontstaan. Voor al deze varianten, bestaand of toekomstig, vervullen de bouwstenen voor competenties de rol van een generieke profielbeschrijving. De opzet van het competentieprofiel is zodanig dat er uitdrukkelijk ruimte is voor opleidingen in individuele studenten om een breder opleidingsprofiel te kiezen. Daarmee is de nieuwe profielbeschrijving voorbereid op het ontstaan van een zogenaamde brede bachelor of ICT.
KIP-project van onderzoeksprogramma Maps4Society van STW. Uit de inleiding: Dit onderzoek beschrijft "manieren, waarop deformatiemetingen worden uitgevoerd, wat deformatiemetingen, zijn en hoe ze uitgevoerd moeten worden" "Geodetische deformatieanalyse is een onderbelicht vakgebied. Slechts een beperkt aantal mensen in Nederland is op dit vakgebied deskundig, terwijl het maatschappelijk belang groot is. De financiële en maatschappelijke consequenties van de conclusies die uit de deformatieanalyses volgen kunnen groot zijn."
MULTIFILE
This study explored the dimensionality and measurement invariance of a multidimensional measure for evaluating teachers’ perceptions of the quality of their relationships with principals at the dyadic level. Participants were 630 teachers (85.9% female) from 220 primary and 204 secondary schools across the Netherlands. Teachers completed the 10-item Principal–Teacher Relationship Scale (PTRS) for their principals. Confirmatory factor analyses (CFA) provided evidence for a two-factor model, including a relational Closeness and Conflict dimension. Additionally, multigroup CFA results indicated strong invariance of the PTRS across school type, teacher gender, and teaching experience. Last, secondary school teachers and highly experienced teachers reported lower levels of Closeness and higher levels of Conflict in the relationship with their principal compared to primary school teachers and colleagues with less experience. Accordingly, the PTRS can be considered a valid and reliable measure that adds to the methodological repertoire of educational leadership research by focusing on both positive and negative aspects of dyadic principal–teacher relationships.