In maart 2020 breekt in Nederland de coronacrisis uit. Nadat de maatschappelijke impact hiervan langzaam duidelijk wordt, gaan vrijwel direct allerlei maatschappelijke initiatieven van start. Van muziekoptredens voor verpleeghuizen, tot onlineboodschappenhulp; de coronacrisis laat allerlei vormen van onderlinge solidariteit en samenwerking zien. Ook in Den Haag ontstaan spontaan allerlei initiatieven. Zo is begin april het Haagse initiatief ‘Niet hangen maar helpen’ uitgebreid in het (landelijke) nieuws. Uitgangspunt van dit initiatief is dat jongeren niet op straat hangen en daardoor mogelijk boetes oplopen, maar in plaats daarvan kwetsbare ouderen helpen door het brengen van maaltijden en daarmee ook lokale ondernemers steunen. Ook de bewonerscoöperatie Moerwijk haalt in die periode het landelijke nieuws doordat zij een maaltijdenactie zijn gestart, omdat de voedselbank Haaglanden tijdelijk dichtgaat. De opkomst van dergelijke spontane initiatieven sluiten aan op bevindingen uit een grootschalig surveyonderzoek naar de maatschappelijke impact van corona. Hieruit blijkt dat vormen van informele solidariteit als gevolg van de coronacrisis zijn toegenomen in Den Haag en andere steden (Engbersen et al. 2020; Rusinovic et al. 2020). Over het ontstaan en de duurzaamheid van de initiatieven is echter weinig bekend. De centrale vraag van deze studie is dan ook hoe deze maatschappelijke initiatieven in coronatijd zijn ontstaan en hoe deze initiatieven zich kunnen ontwikkelen tot duurzame samenwerkingsverbanden om zo ook op langere termijn de nadelige gevolgen van de coronacrisis het hoofd te kunnen bieden.
Na het verschijnen van de nieuwe heruitgave van Rudolf Steiner's economiecursus, heeft uitgever en publicist John Hogervorst een twintigtal lezingen gehouden in Nederland en een daarvan was op het Novaliscollege in Eindhoven. Daarin legt hij de uitgangspunten en visie uit voor een groter publiek. Vervolgens gaat hij ook met mensen in discussie over de actualiteit en relevantie van deze visie.
Verschillende politieke partijen streven naar een solidaire economie waarbij de lasten eerlijk verdeeld zijn . Aan de hand van enkele voorbeelden wordt aangetoond dat de politieke en economische praktijk juist het tegendeel bewijst. Wie meer geld heeft krijgt meer rente voor zijn spaargeld dan mensen met een kleine beurs. De kleinverbruiker op energiegebied betaalt een hogere prijs dan de grootverbruiker. Voor microkredieten worden veel hogere rentepercentages gerekend dan voor consumptieve kredieten.