There are few studies of stalking recidivism and none examining risk factors for recidivistic stalking of the same victim versus a different victim. Data from 70 clients of Dutch community forensic mental health clinics was used to investigate the prevalence of stalking recidivism, risk factors, and any potential protective effect of psychological treatment. Over 50% were again reported to police for stalking over two years, including 21% who stalked a new victim. No risk factors were significantly related to future stalking and psychological treatment was unrelated to recidivism. Possible explanations for these findings and directions for future research are discussed.
DOCUMENT
Engineering Schools were among the first to address the challenge of Sustainable Development, and integrate Sustainable Development into their curricula. This paper identifies a tendency that this progress is stalking. Main factors are an increased tendency to train more narrowly specialized engineers, while specialized SD programs sometimes became an alibi to remove SD course from the major programs. Broader engineering programs are required for mainstreaming SD in engineering education. DOI: 10.15341/jmer(2155-7993)/01.09.2019/003 LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/karel-mulder-163aa96/
DOCUMENT
Op het congres presenteerden twee Italianen een paper, waarin ze onderzochten of ISP's aan te klagen zijn wanneer zij het mogelijk maken dat iemand een ander stalkt en van het slachtoffer compromitterende beelden maakt. Deze misdaad is op zich niet nieuw, maar door het internet kan het nu wel op wereldschaal.
DOCUMENT
Dit onderzoek is een eerste verkenning in Nederland naar de impact op slachtoffers van online delicten, de behoeften van slachtoffers en de verantwoordelijkheden van politie, justitie en andere instanties bij de afhandeling van dergelijke delicten. Daarbij is er bijzondere aandacht voor de vraag in hoeverre en hoe de situatie en behoeften van slachtoffers van online criminaliteit afwijken van de situatie en behoeften van slachtoffers van traditionele offline delicten. Immers, als daar meer zicht op is wordt ook duidelijk of het bestaande slachtofferbeleid – dat ontwikkeld is voor traditionele offline delicten – voorziet in de behoeften van slachtoffers van online criminaliteit. Onder de noemer ‘online criminaliteit’ vallen diverse delicten die kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën: cybercriminaliteit en gedigitaliseerde criminaliteit. Onder cybercriminaliteit vallen delicten waarbij de ICT-structuur zelf doelwit is én waarbij voor het plegen van dat delict ICT van wezenlijk belang is voor de uitvoering. Voorbeelden zijn het hacken van een database met persoonsgegevens of het platleggen van een website van een bank met een zogenaamde DDoS-aanval. Dit soort delicten wordt ook wel cyber dependent crimes genoemd. Onder gedigitaliseerde criminaliteit vallen traditionele offline delicten die ook online kunnen worden gepleegd. Voorbeelden zijn fraude via internet en de verspreiding van kinderpornografisch materiaal. Dit soort delicten wordt ook wel cyber enabled crimes genoemd. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/rutgerleukfeldt/
DOCUMENT
Inschatten van het risico van herhaald delictgedrag is steeds belangrijker in het forensisch sociale domein. In dit artikel wordt beschreven hoe de risicotaxatie het best vorm kan krijgen in de praktijk en wat de rol van de verpleegkundig specialist hierin kan zijn. Aan de hand van de casus over Kimberly wordt duidelijk hoe risicotaxatie gebruikt kan worden in de behandeling.
DOCUMENT
While criminality is digitizing, a theory-based understanding of the impact of cybercrime on victims is lacking. Therefore, this study addresses the psychological and financial impact of cybercrime on victims, applying the shattered assumptions theory (SAT) to predict that impact. A secondary analysis was performed on a representative data set of Dutch citizens (N = 33,702), exploring the psychological and financial impact for different groups of cybercrime victims. The results showed a higher negative impact on emotional well-being for victims of person-centered cybercrime, victims for whom the offender was an acquaintance, and victims whose financial loss was not compensated and a lower negative impact on emotional well-being for victims with a higher income. The study led to novel scientific insights and showed the applicability of the SAT for developing hypotheses about cybercrime victimization impact. In this study, most hypotheses had to be rejected, leading to the conclusion that more work has to be done to test the applicability of the SAT in the field of cybercrime. Furthermore, policy implications were identified considering the prioritization of and approach to specific cybercrimes, treatment of victims, and financial loss compensation.
MULTIFILE
Although the prevalence of cybercrime has increased rapidly, most victims do not report these offenses to the police. This is the first study that compares associations between victim characteristics and crime reporting behavior for traditional crimes versus cybercrimes. Data from four waves of a Dutch cross-sectional population survey are used (N = 97,186 victims). Results show that cybercrimes are among the least reported types of crime. Moreover, the determinants of crime reporting differ between traditional crimes and cybercrimes, between different types of cybercrime (that is, identity theft, consumer fraud, hacking), and between reporting cybercrimes to the police and to other organizations. Implications for future research and practice are discussed. doi: https://doi.org/10.1177/1477370818773610 This article is honored with the European Society of Criminology (ESC) Award for the “Best Article of the Year 2019”. Dit artikel is bekroond met de European Society of Criminology (ESC) Award for the “Best Article of the Year 2019”.
MULTIFILE
In deze lezing neem ik jullie mee in het denken over kindermishandeling en geweld in intieme relaties. Het inzicht in kindermishandeling en de aanpak ervan heeft zich ogenschijnlijk los ontwikkeld van de aandacht en aanpak voor geweld in intieme relaties (ook wel huiselijk geweld of partnergeweld genoemd). Pas recent komt meer aandacht voor en wetenschappelijk onderzoek naar de samenhang hiertussen, en voor een integrale en systeemgerichte aanpak met aandacht voor alle gezinsleden. Oog voor genderverschillen is hierbij (nog) niet vanzelfsprekend. Dat kinderen als kwetsbare partij tegenover de ouders bescherming behoeven door de overheid is algemeen geaccepteerd en vastgelegd in de wet. Dat volwassenen beschermd moeten worden in een intieme relatie is echter van een andere orde. In Nederland zijn mannen en vrouwen voor de wet gelijk. Dat betekent niet dat de patriarchale verhoudingen en ongelijkheden tussen mannen en vrouwen maatschappelijk gezien zijn verdwenen, zoals onder meer de discussie omtrent Me Too laat zien. Juist bij verschuivende machtsverhoudingen kan geweld toenemen (Van Lawick, 2003; Yerden, 2008). Bij geweld, dwang en controle in intieme relaties zijn er verschillen tussen slachtofferschap van vrouwen en mannen. Geweld uit onmacht of stressfactoren binnen intieme relaties heeft een ander effect op kinderen dan dwingende controle binnen intieme relaties. Wat dit betekent voor de bescherming en hulp aan kinderen en volwassenen en hoe dit vanuit een geïntegreerde visie kan worden vormgegeven is een enorme uitdaging. In deze lezing geef ik een aantal overdenkingen mee over de samenhang tussen kindermishandeling en geweld in intieme relaties, dilemma’s in het bieden van hulp en bescherming, en toekomstbeelden. Het gaat bij kindermishandeling en partnergeweld over onveiligheid. Onveiligheid kan bestaan uit allerlei vormen van geweld, zoals fysiek, psychisch, of seksueel geweld, maar ook uit verwaarlozing of financiële uitbuiting. Onveiligheid kan eveneens betekenen dat een ouder, bijvoorbeeld wegens psychiatrische problematiek, niet de zorg, aandacht en liefde kan geven die een kind nodig heeft. Onveiligheid gaat over het ontbreken van respect en vertrouwen, over de subjectieve beleving van veiligheid in termen van ‘mogen zijn wie je bent’. Om juridisch in te kunnen grijpen bij kindermishandeling moet sprake zijn van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van het kind. Dit is niet hetzelfde als ‘opgroeien in onveiligheid’ en kan fricties opleveren. Het is duidelijk dat beide termen, onveiligheid en een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van het kind, geen objectief vast te stellen begrippen zijn, het heeft ook subjectieve elementen. De invulling van de begrippen veranderen in de tijd (Adriaenssens et al., 1998; Baartman, 2009).
DOCUMENT
Het doel van dit onderzoek was de samenwerking tussen de zorg-, straf- en bestuursketen te optimaliseren voor gezinnen waar huiselijk geweld plaatsvindt. Dit met als uiteindelijk doel om geweld in deze gezinnen duurzaam te beëindigen. De eerste onderzoeksvraag was hoe de samenwerking binnen het Zorg- en Veiligheidshuis geoptimaliseerd kan worden, passend bij de visie van gefaseerde ketenzorg. De tweede onderzoeksvraag richtte zich op de impact van de verbeteracties: de gespreksleidraad en de deelname van cliënten aan multidisciplinaire overleggen. Wat leren we hieruit over de samenwerking rond huiselijk geweld en over het proces van het onderzoek?
MULTIFILE
Ondanks het feit dat het Schadefonds inmiddels 40 jaar bestaat, lijkt het erop dat veel slachtoffers de weg naar het Schadefonds niet weten te vinden. Onderzoek in 2008 wees uit dat het Schadefonds een vijfde van de werkelijke doelgroep bereikt (Hoogeveen & van Burik, 2008). De belangrijkste oorzaak voor het beperkte doelgroepbereik is volgens dit onderzoek dat het bestaan van het Schadefonds onvoldoende bekend is. In een recent uitgevoerd onderzoek wordt ingeschat dat het potentiële bereik van het Schadefonds verdrievoudigd kan worden (Leiden, Scholten & Ferwerda, 2016). Er is dus een groot aantal slachtoffers dat geen beroep doet op een tegemoetkoming in de geleden schade terwijl zij daar wel recht op hebben. De rol van de ketenpartners, of instanties die mogelijk kunnen (door)verwijzen naar het Schadefonds, is echter onbekend. Dit onderzoek heeft als doel het Schadefonds inzicht te geven in de rol van de samenwerkingspartners inzake de doorverwijzing naar het Schadefonds. Op basis van de uitkomsten willen de onderzoekers concrete aanbevelingen doen aan het Schadefonds ter verbetering van de doorverwijzing door haar samenwerkingspartners zodat meer slachtoffers de weg weten te vinden naar het Schadefonds.
DOCUMENT