Blog in het kader van het onderzoeksproject ‘The Network is the Message‘ Met dit onderzoek willen Hogeschool Rotterdam en Hogeschool Utrecht een antwoord geven op de vraag: “Hoe kan de effectiviteit van communicatie in online sociale netwerken worden beoordeeld en verbeterd?” In deze blog: Dit blog is wat anders dan je gewend bent. Het is een zogenoemde DIY (Do it Yourself) of tutorial. Door middel van een stappenplan met afbeeldingen gaan we je proberen wegwijs te maken in het kopiëren van webdata, iets wat een belangrijke rol speelt in het project.
Meten is weten. Daar zijn we het allemaal over eens. Maar hoe zorg je er voor dat je op het goede moment en met het juiste meetinstrument een zinvolle meting doet? Meten is immers geen doel op zich. Onlangs kwam een nieuwe uitgave van het boek Meten in de praktijk: Stappenplan voor het gebruik van meetinstrumenten in de praktijk uit. Hoog tijd om stil te staan bij meten in de dagelijkse ergotherapiepraktijk en daar een stappenplan voor te presenteren.
Dit artikel is eerder gepubliccerd in het Nederlands Vlaams Tijdschrift voor Palliatieve Zorg, 2020-16 https://nvtpz.org/ Samenvatting (Nederlands) Het kwaliteitskader Palliatieve zorg beschrijft als standaard: Proactieve zorgplanning wordt tijdig en op passende wijze aan de orde gesteld, bij voorkeur door de hoofdbehandelaar of centrale zorgverlener of door de patiënt en diens naasten. Voor het palliatief adviesteam van een thuiszorgorganisatie in het oosten van Nederland is in drie deelonderzoeken onderzocht hoe verzorgenden en verpleegkundigen (V&V) proactieve zorgplanning in de praktijk vormgeven. In de deelonderzoeken zijn diverse onderzoeksmethoden toegepast: interviews, vragenlijsten en focusgroepen. In totaal hebben 238 V&V deelgenomen: 4 in interviews, 185 door het invullen van een vragenlijst en 49 in focusgroepen. Uit de resultaten blijkt dat V&V afwachtend zijn in het aangaan van gesprekken over wensen en behoeften. Dit gesprek wordt niet structureel gepland bij zorgvragers die in aanmerking komen voor een palliatieve zorgbenadering. Voornamelijk hbo2 -verpleegkundigen spreken vroegtijdig over het lijden (59%) en overlijden (55%) in de toekomst. Mbo3 -verzorgenden niveau 3 stellen deze onderwerpen het minst aan de orde, resp. 11% en 9%. V&V maken tot op heden geen gebruik van gesprekstools, maar alle drie de geselecteerde gesprekshulpen 1) Gesprekswijzer Proactieve zorgplanning, 2) Flowchart en 3) Wensenboekje lijken als set implementeerbaar in de thuiszorgorganisatie. Samenvatting (Engels)2 The quality framework Palliative care describes as standard: Proactive care planning is addressed in a timely and appropriate manner, preferably by the main professional or central care provider or by the patient and his relatives. For the palliative advisory team of a home care organization in the east of the Netherlands, three sub-studies investigated how nurses and certified nurses perform proactive care planning in practice. Various research methods were applied in the sub-studies: interviews, questionnaires and focus groups. A total of 238 nurses and certified nurses participated: 4 in interviews, 185 in a questionnaire and 49 in focus groups. The results show that (certified) nurses are cautious when entering into discussions about wishes and needs. These discussions are not structurally planned by all care recipients who are eligible for a palliative care approach. Especially, bachelor nurses speak early about the suffering (59%) and death (55%) in the future, whereas certified nurses level 3 addressing these subjects the least, resp. 11% and 9%. Up to now, (certified) nurses do not use conversation aids. All three selected conversation aids by this care organization 1) Conversation guide Proactive care planning, 2) Flowchart and 3) Wish booklet seem to be able to implement as a set
MULTIFILE
Bedrijfsovername is een grote uitdaging voor agrarische familiebedrijven, waarbij het sociaal-emotioneel welzijn van de familie is geïdentificeerd als een belangrijk knelpunt. Vanuit het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is in 2019 het beleidsprogramma Duurzame Bedrijfsopvolging gestart om het aantal succesvolle bedrijfsoverdrachten te verhogen. Een belangrijk onderdeel hiervan is een op te richten Kenniscentrum. Dit project wil het Kenniscentrum voeden met onderzoek naar de familiale dimensie van bedrijfsopvolging. Het praktijkonderzoek wordt uitgevoerd door een consortium bestaande uit het Lectoraat Familiebedrijven van Hogeschool Windesheim, Aeres Hogeschool Dronten, Van Hall Larenstein Leeuwarden, het Fries Sociaal Planbureau, het NAJK en LTO Noord. Doel van dit project is het inventariseren en evalueren van de ondersteunende advies- en kennisinfrastructuur op de familiale dimensie bij het opvolgingstraject van agrarische familiebedrijven. Dit doen we door inzichten op te halen bij zestien agrarische bedrijfsfamilies, in verschillende stadia van het opvolgingsproces. In het project vergelijken we hoe de families en de ondersteunende advies- en kennispartijen omgaan met de belangen en behoeften van verschillende familieleden (opvolgers, overdragers, partners en niet-opvolgers) tijdens het opvolgingsproces. Daarnaast wordt kwantitatief onderzoek gedaan onder studenten op de twee deelnemende agrarische hogescholen, om de behoeften en verwachtingen van potentiële opvolgers en niet-opvolgers ten aanzien van bedrijfsoverdracht in kaart te brengen. Het project moet resulteren in gevalideerde verbetervoorstellen (stappenplannen) voor zowel agrarische bedrijfsfamilies als adviseurs gericht op de verschillende stadia van bedrijfsopvolging. Ook worden spelvormen ontwikkeld om moeilijke en relationeel ingewikkelde onderwerpen beter bespreekbaar te maken in het agrarisch onderwijs. Tot slot worden de resultaten van het onderzoek geschikt gemaakt voor gebruik binnen agrarische scholen om het curriculum over de zachte kant van bedrijfsopvolging te versterken.
Food hubs in Noord-Nederland zien een mogelijkheid tot substantiële verbreding van hun dienstverlening door regionale voedselproducten niet alleen aan eindconsumenten te verkopen, maar ook aan grotere instellingen zoals zorgaanbieders. Van de laatste hebben de ziekenhuizen de intentie vastgelegd om maatschappelijk verantwoord in te kopen. De eerste stappen in de voedsellevering van de hubs aan de ziekenhuizen worden voorzichtig gezet, maar worden bemoeilijkt door inkoopvoorwaarden met betrekking tot leveringsgemak, hoeveelheden, kosten en leveringsgaranties. Bovendien zijn food hubs relatief kleine ondernemingen tegenover professionele inkopers van de ziekenhuizen. Er zijn echter ook goede kansen voor de food hubs door onderling samen te werken en door in te spelen op dieetwensen van patiënten. De centrale vraag van het onderzoeksproject van de Hanzehogeschool Groningen, waarin 9 food hubs en 2 ziekenhuizen deelnemen, is met welk businessmodel de food hubs aan de eisen en wensen van de ziekenhuizen kunnen voldoen. Het gaat dan om een businessmodel waarin de wijze van samenwerken tussen de food hubs, boeren en eventuele verwerkers, het productaanbod en prijs, alsook de wijze van communiceren met de ziekenhuizen geïntegreerd zijn. Er wordt gebruik gemaakt van design science. Op basis van de wensen, eisen en mogelijkheden van de food hubs en ziekenhuizen wordt eerst in co-creatie een voorlopig businessmodel ontwikkeld. Dit model wordt in een pilot in de praktijk gebracht en getest. De ervaringen van de pilot worden geanalyseerd en doorontwikkeld tot een definitief businessmodel en een handleiding om zover te komen. Het uiteindelijke businessmodel kan bijdragen tot een versteviging van de economische positie van de lokale food hubs en de aangesloten boeren, een duurzame voedselinkoop van de ziekenhuizen, en meer mogelijkheden om patiënten gezonde en aantrekkelijke diëten te bieden. De projectresultaten zullen wordt verbreed naar een businessplan voor de levering van lokaal voedsel aan (semi-)publieke en private organisaties, dat breder uitgerold kan worden.
Het Nieuwe Telen (HNT) is een teeltmethode waarbij nieuwe inzichten op het gebied van kasklimaat en een verandering in het gedrag van de teler leiden tot een optimaal teeltresultaat in een (semi) gesloten kas, met als neveneffect het besparen van energie. Ondanks de mogelijke voordelen van HNT blijkt dit ‘omdenken’ in de praktijk niet vanzelf te landen en is een nieuwe impuls nodig. In de afgelopen jaren zijn al meerdere gesprekken gevoerd tussen het groene onderwijs en het programma Kas als Energiebron, waarbij de behoefte aan kennisverspreiding via het onderwijs aan de orde is geweest, maar niet in detail is uitgewerkt terwijl de behoefte aan deze detaillering aanwezig is bij zowel het programma, het onderwijs (HBO en MBO) als het bedrijfsleven. Die detaillering is in dit voorstel uitgewerkt in onder andere curriculumontwikkeling MBO en HBO, learning communities in de verschillende tuinbouwregio’s (met cursussen, demo’s, toegepast onderzoek). De consortiumpartners zijn de 4 agrarische hogescholen, het CIV-Tuinbouw, kennisinstellingen WUR, brancheorganisaties, toeleveranciers en agrarische bedrijven. De projectonderdelen bestaan uit een stappenplan transitie HNT, toolontwikkeling, kennisoverdracht via onderwijs en communicatie en valorisatie. In het project wordt HNT indringend met veel glastuinders besproken via een scan, waarin niet alleen de situatie op het bedrijf wordt gemonitord, maar ook kennisvragen worden opgehaald en advies gegeven wordt over laagdrempelige vervolgstappen op bedrijfsniveau. In de tuinbouwgebieden komen learning communities waar bestaande kennis en nieuwe kennis op verschillende manieren wordt gedeeld. Nieuwe tools en nieuwe vormen van kennisoverdracht/delen helpen tuinders bij het zetten van vervolgstappen.