De theorie-praktijk kloof is al menige jaren onderwerp van discussie zowel in de literatuur als op de werkvloer, in Nederland en in het buitenland. Sinds het beëindigen van de in-service opleiding voor verpleegkundigen in de jaren '90 lijkt de discussie alleen maar toegenomen te zijn. Met het herontwerpen van haar curriculum heeft Fontys Hogeschool Verpleegkunde getracht expliciet aandacht te besteden aan de zogenoemde theorie-praktijk kloof. De noodzaak hiervoor werd bevestigd gedurende studiedagen in 2004 waarbij Fontys Hogeschool Verpleegkunde contact had met partners vanuit de praktijkinstellingen. Naast een grondige herziening van het 'bachelor' curriculum werd besloten om, onder leiding van het lectoraat 'Implementeren en Evalueren van Evidence Based Practice', een (nieuwe) rol te ontwikkelen middels actieonderzoek, die de interactie tussen theorie en praktijk zal moeten gaan bevorderen: de rol van Lecturer-Practitioner (LP). Als leden van de experimentgroep, werkzaam zowel in onderwijs -als praktijk instelling, beschrijven de auteurs van dit artikel de LP rol op basis van buitenlandse literatuur en vanuit eigen ervaringen. Zodoende hopen zij een constructieve discussie te openen over deze (voor Nederland) nieuwe rol.
DOCUMENT
Uit interviews met meer dan 60 studenten van diverse mbo-opleidingen blijkt dat studenten de meerwaarde zien van leeromgevingen die school en de praktijk dichterbij elkaar brengen. Maar als de begeleiding niet op orde is, ervaren zij al snel dat ze gratis werk verrichten.Veel werkveldpartners zien de toekomstbestendigheid van hun sector en het maatschappelijk belang als voornaamste reden om samen met een mbo-instelling een leeromgeving op te zetten waarbij school en de praktijk dichtbij elkaar worden georganiseerd. Bij het ontbreken van een gezamenlijke visie en aanpak bestaat het risico dat studenten vooral als ‘extra handjes’ worden ingezet en vallen de resultaten van het gezamenlijk opleiden tegen.
DOCUMENT
Innovatie is een complex proces waarin kennis een essentiële rol speelt. Om te kunnen innoveren moeten bedrijven en organisaties ‘business’-kennis ontwikkelen die het ‘potentieel handelen’ van het bedrijf of de organisatie in de innovatie ondersteunt. Prescriptieve kennis, mits methodisch opgebouwd, draagt daarin op twee manieren bij: in de eerste plaats met uitgewerkte, gedocumenteerde en geteste methoden om problemen aan te pakken en op te lossen; in de tweede plaats met nieuwe kennis over wat in de praktijk wel en niet werkt. In traditioneel innovatiebeleid wordt vaak een lineair innovatiemodel gebruikt waarin eerst fundamenteel onderzoek wordt verricht door wetenschappers, waarna de ontwikkelde kennis in bedrijfsleven en organisaties wordt toegepast in toegepast onderzoek. Dit lineaire model kent een aantal knelpunten. Verder hebben de begrippen fundamenteel en toegepast onderzoek weinig onderscheidend vermogen. Een vruchtbaarder onderscheid is dat tussen: formele wetenschappen, (filosofie, wiskunde, etc.), verklarende wetenschappen (natuurwetenschappen, sociologie, etc.) en ontwerpwetenschappen (ingenieurs wetenschappen, medische wetenschap, etc.). Ontwerpgericht onderzoek, als weldoordachte manier van handelen om kennis te verwerven, kan mogelijk voorzien in de toenemende behoefte aan oplossingen voor praktische, complexe, contextuele problemen. Professionals dragen in de praktijk bij aan de oplossing van unieke, real-life problemen in het veld met een repertoire van ontwerpkennis geldend voor klassen van gevallen. De ontwerpkennis moet dus steeds vertaald worden naar een unieke en specifieke casus. De veranderingen om ons heen geven aanleiding tot een maatschappelijke behoefte aan innovatie van het hoger onderwijs. Met name de hogescholen moeten zich meer gaan bezig houden met kennisontwikkeling door onderzoek en toepassing als “regionaal kenniscentrum, als kennispoort voor het regionale bedrijfsleven en ‘not for profit’ organisaties”. Lectoren en kenniskringen hebben daarbij tot doel te komen tot verbetering van de externe oriëntatie, curriculum¬vernieuwing, professionalisering van docenten en versterking van kenniscirculatie en kennisontwikkeling binnen hbo-instellingen. Het HBO is van huis uit gericht op de praktijk. Met de komst van de lectoren in het HBO ontstaat nieuw onderzoekspotentieel. Ontwerpgericht onderzoek past precies bij het praktische karakter van het HBO en voegt daar het reflectieve van academisch onderzoek aan toe. Door op deze manier praktisch relevant onderzoek te doen van wetenschappelijke kwaliteit kan het HBO helpen de kennisparadox te doorbreken.
DOCUMENT
Studenten infratechniek (mbo, bbl) werken vier dagen per week in de praktijk en gaan een dag per week naar school. Praktijkleren is belangrijk, maar het blijft moeilijk om de praktijk te verbinden met het leren op school. In dit project onderzoeken we of door de student gemaakte video-opnamen gebruikt kunnen worden ter ondersteuning van begeleiding en toetsing.Doel In de bouw- en installatiesector is dringend behoefte aan goed opgeleide mbo-technici die kunnen helpen de energietransitie vorm te geven. Op dit moment kunnen de mbo-opleidingen niet voldoende in die behoefte voorzien. Een belangrijk knelpunt in de opleidingen is het gebrek aan verbinding tussen leren op school (theorie) en leren op de werkplek (praktijk). Het is voor opleiders moeilijk om te zien wat er op de werkplek gebeurt en het is voor de werkleider moeilijk om te zien wat er op school gebeurt. Leerlingen leggen de verbinding zelf ook niet altijd en de benodigde schriftelijke rapportage vormt voor veel leerlingen een grote horde. In dit project onderzoeken we hoe technologie kan helpen deze kloof te dichten en de opleiders, de werkleiders en de leerlingen te verbinden in een effectieve leergemeenschap. Leerlingen worden uitgerust met GoPro-actiecamera’s waarmee ze hun beroepshandelen vastleggen, en deze beelden zullen gebruikt worden voor begeleiding en beoordeling. Dit vraagt nieuwe vaardigheden van zowel de leerling als de opleider. Ontwerp- en onderzoeksvragen zijn onder andere: Hoe kan het gebruik van de actiecamera op een praktische manier geïntegreerd worden in het dagelijks werk van de leerlingen? Welke vaardigheden heeft de leerling nodig om bruikbare beelden te maken? Hoe kunnen de beelden gebruikt worden in begeleiding en beoordeling? Voor welke beroepstaken biedt deze aanpak meerwaarde? Looptijd 01 mei 2020 - 30 april 2023
Studenten infratechniek (mbo, bbl) werken vier dagen per week in de praktijk en gaan een dag per week naar school. Praktijkleren is belangrijk, maar het blijft moeilijk om de praktijk te verbinden met het leren op school. In dit project onderzoeken we of door de student gemaakte video-opnamen gebruikt kunnen worden ter ondersteuning van begeleiding en toetsing.