Educational programs teaching entrepreneurial behaviour and knowledge are crucial to a vital and healthy economy. The concept of building a Communities of Practice (CoP) could be very promising. CoP’s are formed by people who engage in a process of collective learning in a shared domain of human endeavour (Wenger, McDermott and Snyder, 2002). They consist of a group of people who share a concern or a passion for something they do and learn how to do it better as they interact regularly. Normally CoP’s are rather homogeneous. Saxion institute Small Business & Retail Management (SB&RM) started a CoP with entrepreneurs September 2007. Typical in the this community, are the differences between the partners. The Community consists of students, entrepreneurs and members of an institution for higher education. They have different characteristics and they don’t share the same knowledge. Thus, building long-lasting relations can be complicated. Solid relations for longer periods are nevertheless inevitable in using CoP as a mean in an educational concept that takes approximately 4 years. After one year an evaluation took place on the main aspects of a lasting partnership. The central problem SB&RM in Deventer faces is to design the CoP in a way possible members will join and stay for a longer period and in a way it ensures entrepreneurial learning. This means important design characteristics have to be identified, and the CoP in Deventer has to be evaluated to assess whether it meets those design characteristics in an effective and efficient way. The main target of the evaluation is to determine which key factors are important to make sure continuity in partnership is assured and entrepreneurial learning is best supported. To solve the problem, an investigation on how a CoP works, what group dynamics take place, and how this can be measured has to be conducted. Furthermoreusing the CoP as a tool for entrepreneurship means key aspects of entrepreneurial learning have to be identified. After that the CoP in Deventer has to be examined on both aspects. According to literature CoP’s define themselves along three dimensions: domain (indicating what is it about), community (defining how it functions), and practice (indicating what capabilities it has produced) (Wenger, 1998). This leads to meaningful, shared and coordinated activities (Akkerman et al, 2007): Key aspects of a successful CoP lie in both hard and soft sides of creating a partnership. It means on one hand a CoP has to deal with defining their own overall vision, formulating long term goals and targets on the short term. They have to formulate how to achieve those targets and create meaningful activities (reification). On the other hand a CoP has to deal with relations, trust, norms and values (participation). Reification and participation as design characteristic can provide indicators on which the CoP in Deventer can be evaluated. A lasting partnership means joining the CoP and staying. Weick provides us with a suitable model that enables us to do research and evaluate whether the CoP in Deventer is successful or not, Weick’s model of means convergence. To effectively ensure entrepreneurial learning the process in the CoP has to provide or enable actionoriented forms through Project-based activity, accompanied by reflection, with high emotional exposure (or cognitive affection) preferably caused by discontinuities to be suitable as a tool in entrepreneurial learning. Furthermore it should be accompanied by the right preconditions to work effectively and efficiently. The evaluation of the present CoP in Deventer is done by interviewing all participants at the end of the first year of the partnership. In a structured interview, based on literature studies, all participants were separately questioned
MULTIFILE
31-12-2008Kinderen groeien op in een wereld die gekenmerkt wordt door een overvloed aan informatie, vooral afkomstig van sociale media. In december 2016 had meer dan 80% van de kinderen van 11 jaar oud de beschikking over een mobiele telefoon die verbonden is met het internet (Kennisnet 2017, p. 16). Te verwachten is dat die groep anno 2020 alleen maar groter is geworden. YouTube, WhatsApp, Instagram en TikTok zijn immens populair onder jongeren maar niet alle informatie, filmpjes en foto’s die ze daar bekijken zijn betrouwbaar. Het verschijnsel nepnieuws is al enige jaren een actueel onderwerp van discussie, vooral sinds de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016 (Gilchrist, 2018). Hoewel er aanwijzingen zijn dat het gevaar op misleiding door nepnieuws (desinformatie) of andere vormen van onbetrouwbare informatie (misinformatie) in Nederland minder groot is dan in andere landen (Lauf, Sierhuis en Weggemans, 2018) heeft de Nederlandse overheid als beleid geformuleerd dat ze wil voorkomen dat de democratie en de rechtsorde in ons land erdoor worden ondermijnd. Het kabinet zet daarbij uitdrukkelijk in op verbetering van het vermogen van de burgers om desinformatie te herkennen (Rijksoverheid.nl, 2019). Dat is begrijpelijk als we weten dat onderzoek van het Rathenau Instituut aangeeft dat de mediawijsheid van verschillende groepen burgers (en ook die van jongeren!) vaak tekortschiet (Van Keulen, Korthagen, Diederen en Van Bohemen, 2018). Onderwijs in het herkennen van nepnieuws is dus relevant, óók in de Nederlandse context. Literatuuronderzoek dat wij eerder uitvoerden (Van Helvoort en Hermans, in voorbereiding) geeft aan dat als je kinderen wilt leren hoe ze betrouwbaar nieuws van nepnieuws kunnen onderscheiden, het een effectieve aanpak is om ze zelf nieuwsberichten te laten maken (zie onder andere National Literacy Trust, 2018). Een voordeel van zo’n activerende werkvorm is dat die leidt tot beter begrip van het verschijnsel ‘nieuws’ maar ook dat er een blijvende interesse voor het onderwerp tot stand kan worden gebracht (Tremio, 2017). Met die kennis in het achterhoofd hebben we studenten van de PABO van De Haagse Hogeschool gevraagd om een reeks van vijf lessen te ontwerpen en uit te voeren, waarin kinderen van de hoogste groepen van een basisschool leren wat nepnieuws is, hoe en waarom het wordt gemaakt en hoe het kan worden herkend. In aanvulling op de lessen maakten de studenten vijf quizzen waarmee aan het einde van iedere les werd getest of kinderen het verschil tussen betrouwbare berichten en nepberichten konden herkennen. De lessen werden gegeven in het Kindcentrum Snijders in Rijswijk, een basisschool waar ieder kind van groep 2 tot en met groep 8 een eigen iPad heeft waarvan de beschikbare apps door de school zelf worden beheerd. De kinderen die in het onderzoek hebben meegedaan waren dus gewend om te werken met digitale media. Gedurende vijf weken hebben de kinderen deelgenomen aan de lessen waarin ze onder andere zelf nepnieuws hebben gecreëerd. Door het onderzoek te beperken tot één groep kinderen van een specifieke basisschool waren de studenten in staat om een op maat gemaakte intensieve lessenreeks te ontwerpen en uit te voeren.
MULTIFILE
02-09-2020