The project X-TEAM D2D (extended ATM for door-to-door travel) has been funded by SESAR JU in the framework of the research activities devoted to the investigation of integration of Air Traffic Management (ATM) and aviation into a wider transport system able to support the implementation of the door-to-door (D2D) travel concept. The project defines a concept for the seamless integration of ATM and Air Transport into an intermodal network, including other available transportation means, such as surface and waterways, to contribute to the 4 h door-to-door connectivity targeted by the European Commission in the ACARE SRIA FlightPath 2050 goals. In particular, the project focused on the design of a concept of operations for urban and extended urban (up to regional) integrated mobility, taking into account the evolution of transportation and passengers service scenarios for the next decades, according to baseline (2025), intermediate (2035) and final target (2050) time horizons. The designed ConOps encompassed both the transportation platforms integration concepts and the innovative seamless Mobility as a Service, integrating emerging technologies, such as Urban Air Mobility (e.g., electric vertical take-off and landing vehicles) and new mobility forms (e.g., micromobility vehicles) into the intermodal traffic network, including Air Traffic Management (ATM) and Unmanned Traffic Management (UTM). The developed concept has been evaluated against existing KPAs and KPIs, implementing both qualitative and quantitative performance assessment approaches, while also considering specific performance metrics related to transport integration efficiency from the passenger point of view, being the proposed solution designed to be centered around the passenger needs. The aim of this paper is to provide a description of the activities carried out in the project and to present at high level the related outcomes.
DOCUMENT
In een tijd waar ontmoeting, toegang en inclusiviteit hoog op de ruimtelijke agenda staan, speelt de semi-publieke ruimte in potentie een interessante rol. Maar wat zijn eigenlijk deze semi-publieke ruimten en in hoeverre kan je deze ontwerpen of hier beleid voor maken? En hoe gaan wij, als gebruikers, om met de semi-publieke ruimte? Deze themareeks zoekt antwoorden vanuit onderzoek en praktijk, langs verschillende ruimtelijke concepten en verschijnsels en vanuit verschillende perspectieven. Dit artikel biedt een introductie op de semi-publieke ruimte en over de themareeks zelf.
DOCUMENT
Professionals in de sociale zekerheid kampen met dilemma’s op de werkvloer. Gedeelde reflectie in een open praktijkdialoog1kan goede en creatieve oplossingen stimuleren. Het gaat overheidswillekeur tegen en biedt de morele steun van een zorgvuldige besluitvorming. De begrippen situationele gelijkheid en ieder het zijne helpen daarbij.
MULTIFILE
De gemeente Den Haag heft sinds 2010 zeven outdoor fitness locaties aangelegd om haar inwoners meer te laten bewegen. Maar worden deze 'fitplaatsen' wel gebruikt? En wat zijn de randvoorwaarden en succesfactoren voor gebruik van de Haagse fitplaatsen?
DOCUMENT
Dit boek geeft allereerst een uitgebreide impressie van het event ‘Het Nieuwe Werken, van dromen... naar doen!’. Een event dat mensen met beginnende tot gemiddelde kennis en ervaring op gebied van Het Nieuwe Werken veel bruikbare (nieuwe) inzichten gaf. Om ook een ‘nieuwkomer’ en anderszins geïnteresseerden op gebied van Het Nieuwe Werken te laten aanhaken, biedt dit boek aanvullende kennis over en inzichten in Het Nieuwe Werken uit verscheidene andere bronnen. De manier waarop dit boek u het beste zal dienen, hangt mede af van de mate waarin u al bekend bent met Het Nieuwe Werken.
DOCUMENT
This article presents a social analysis and a spatial outline of this quarter. On the basis of two cross-sections it is possible to study the social and spatial effects of industrialisation on this neighbourhood. Petrus Regout founded glassworks and a pottery there in the 1830’s. The demographic pressure increased, the population rejuvenated, became more homogeneous (in occupations), was reduced to poverty (at least in housing) and was immobilized. The preindustrial labour market changes into an industrial one. The perspectives of employment at the Sphinx led to a crowding of people in increasingly miserable housing conditions. Further research into life-courses in context is needed to get answers to questions concerning generational (dis)continuity in culture of poverty
LINK
Dit rapport is een schriftelijke weergave van de uitgesproken lectorale rede van Dr. Ir. C.J.M. Heemskerk bij Hogeschool Inholland. De rede geeft een duidelijk beeld van wat robots zijn, waar wij anno 2016 met de ontwikkelingen van de robot staan en hoe snel deze gaan. Robots worden steeds socialer en slimmer. Vanuit de twee werkvelden van het Lectoraat, zorg en agri-food, wordt nader ingegaan op de vraag of de angst dat robots banen overnemen of de mensen zullen overheersen reëel is.
DOCUMENT
Objectives: Promoting unstructured outside play is a promising vehicle to increase children’s physical activity (PA). This study investigates if factors of the social environment moderate the relationship between the perceived physical environment and outside play. Study design: 1875 parents from the KOALA Birth Cohort Study reported on their child’s outside play around age five years, and 1516 parents around age seven years. Linear mixed model analyses were performed to evaluate (moderating) relationships among factors of the social environment (parenting influences and social capital), the perceived physical environment, and outside play at age five and seven. Season was entered as a random factor in these analyses. Results: Accessibility of PA facilities, positive parental attitude towards PA and social capital were associated with more outside play, while parental concern and restriction of screen time were related with less outside play. We found two significant interactions; both involving parent perceived responsibility towards child PA participation. Conclusion: Although we found a limited number of interactions, this study demonstrated that the impact of the perceived physical environment may differ across levels of parent responsibility.
MULTIFILE
Logopedisten en klinisch linguïsten onderzoeken de taalontwikkeling van jonge kinderen met een vermoedelijke of al vastgestelde taalontwikkelingsstoornis. Ze onderzoeken ook de taalvaardigheid van personen met afasie. Naast gestandaardiseerde tests worden samples spontane taal geanalyseerd. Hiervoor worden uitingen ontlokt aan de patiënten via vaste protocollen. De sessies worden opgenomen, getranscribeerd en vervolgens grammaticaal geanalyseerd. Bij de grammaticale analyse wordt bepaald welke soorten constructies en fouten voorkomen en in welke mate, en dit wordt vergeleken met een norm. Taal- en spraaktechnologie (TST) kan er in prin-cipe aan bijdragen om het proces van transcriptie en grammaticale analyse efficiënter te maken en mogelijk zelfs om de kwaliteit van de assessments te verhogen. In dit artikel richten we ons op de mogelijkheden van TST voor de analyse van kindertaal.
LINK
In dit rapport wordt verslag gedaan van de resultaten van een onderzoek naar ontwikkelwerkplaatsen die zijn geïnitieerd en uitgevoerd. Het onderzoek vond plaats in de periode januari 2019 - juni 2020 door onderzoekers van de lectoraten: Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening, Participatie Zorg en Ondersteuning en Jeugd van het Kenniscentrum Sociale Innovatie en met ondersteuning van het Lectoraat Methodologie van Praktijkgericht Onderzoek van de Hogeschool Utrecht. Het onderzoek is door al deze lectoraten uit eigen middelen gefinancierd. De aanleiding voor dit onderzoek was dat het moment zich ervoor leent samen met facilitators en onderzoekers van deze werkplaatsen terug te blikken en vooruit te kijken. De bedoeling ervan was niet alleen een evaluatie uit te voeren maar tevens te leren van deze ervaringen en bij te dragen aan de verdere ontwikkeling en onderbouwing van de ontwikkelwerkplaatsen als een succesformule voor praktijkonderzoek. Over het algemeen is namelijk de indruk dat de ontwikkelwerkplaatsen een krachtige stimulans vormen voor praktijkontwikkeling, maar het is nog niet zo eenvoudig aan te geven waardoor dit het geval is. Vragen die hiermee samenhangen zijn welke doelen worden nagestreefd en welke resultaten worden bereikt, wat werkzame elementen zijn en waarom ze in de ene situatie wel goed uitpakken en in een andere iets minder (zie Metz, 2020 voor een actueel en verhelderend overzicht van de stand van zaken).
DOCUMENT