Computational Thinking (CT), een onderdeel van digitale geletterdheid, is een vaardigheid die aandacht vraagt in het onderwijs. Bij docenten in opleiding (dio’s) is nog weinig kennis en expertise over CT, terwijl er mogelijkheden zijn om dit aspect van digitale geletterdheid te integreren in alle schoolvakken en hiermee die schoolvakken te verrijken. Drie lerarenopleiders (Nederlands/moderne vreemde talen, geschiedenis en wiskunde) hebben een vakoverstijgende cursus gegeven en onderzocht in een verkennend onderzoek. Het doel van de cursus is bij te dragen aan kennis en attitude met betrekking tot CT en CT te integreren in een lesontwerp. Deelnemers aan de cursus waren 21 tweedegraadsdocenten geschiedenis, wiskunde en talen die een masteropleiding tot eerstegraadsdocent volgden. In interdisciplinaire leerteams werkten de docenten in opleiding aan een beroepsproduct waarin ze een vakoverstijgende aanpak ontwierpen rond het thema CT. Verschillende data (vragenlijsten, learner reports en beroepsproducten) zijn verzameld om de opbrengst van de module te beschrijven. Uit de data blijkt dat kennis over CT is toegenomen en dat dio’s na het volgen van de cursus een positievere houding hebben ten opzichte van het integreren van CT in hun onderwijs. Uit de analyse van de beroepsproducten blijkt dat dio’s deels in staat zijn om CT te integreren in hun ontwerpen van (vakoverstijgend) onderwijs.
MULTIFILE
MULTIFILE
BackgroundHigh-flow nasal oxygen (HFNO) is increasingly used in patients with acute hypoxemic respiratory failure. It is uncertain whether a broadened Berlin definition of acute respiratory distress syndrome (ARDS), in which ARDS can be diagnosed in patients who are not receiving ventilation, results in similar groups of patients receiving HFNO as in patients receiving ventilation.MethodsWe applied a broadened definition of ARDS in a multicenter, observational study in adult critically ill patients with acute hypoxemic respiratory failure due to coronavirus disease 2019 (COVID-19), wherein the requirement for a minimal level of 5 cm H2O PEEP with ventilation is replaced by a minimal level of airflow rate with HFNO, and compared baseline characteristics and outcomes between patients receiving HFNO and patients receiving ventilation. The primary endpoint was ICU mortality. We also compared outcomes in risk for death groups using the PaO2/FiO2 cutoffs as used successfully in the original definition of ARDS. Secondary endpoints were hospital mortality; mortality on days 28 and 90; need for ventilation within 7 days in patients that started with HFNO; the number of days free from HFNO or ventilation; and ICU and hospital length of stay.ResultsOf 728 included patients, 229 patients started with HFNO and 499 patients with ventilation. All patients fulfilled the broadened Berlin definition of ARDS. Patients receiving HFNO had lower disease severity scores and lower PaO2/FiO2 than patients receiving ventilation. ICU mortality was lower in receiving HFNO (22.7 vs 35.6%; p = 0.001). Using PaO2/FiO2 cutoffs for mild, moderate and severe arterial hypoxemia created groups with an ICU mortality of 16.7%, 22.0%, and 23.5% (p = 0.906) versus 19.1%, 37.9% and 41.4% (p = 0.002), in patients receiving HFNO versus patients receiving ventilation, respectively.ConclusionsUsing a broadened definition of ARDS may facilitate an earlier diagnosis of ARDS in patients receiving HFNO; however, ARDS patients receiving HFNO and ARDS patients receiving ventilation have distinct baseline characteristics and mortality rates.Trial registration: The study is registered at ClinicalTrials.gov (identifier NCT04719182).
MULTIFILE
We produceren en consumeren meer mode dan we nodig hebben, met te veel impact op mens en milieu. Mode aankopen zijn vaak impulsief en worden ter plekke, in de winkel besloten. Daar ligt dus een kans, maar wanneer gaan we als consument vaker voor duurzame mode kiezen, en hoe kunnen duurzame mode retailers ons daartoe verleiden?