Interview met Jackie Middeldorp (kenniskring GGZ- Verpleegkunde) verschenen op site van V&VN. Onderwerp: een rookvrije omgeving in de verslavingszorg.
LINK
Dit onderzoek maakt deel uit van het een groter onderzoeksproject, getiteld Bronnen van Continuiteit. Professionaliteit van het Reclasseringswerk gesubsidieerd door Raak Publiek van Stichting Innovatie Alliantie. Dit onderzoeksproject, met een looptijd van september 2011 tot september 2013, is uitgevoerd door een samenwerkingsverband van vijf hogescholen, zes werkveldorganisaties en een universiteit. Het programma had tot doel om de professionaliteit en continuiteit van het reclasseringswerk een impuls te geven. Dit kwalitatieve deelonderzoek is ingebed in het onderzoeksprogramma Werkalliantie in Gedwongen Kader van het lectoraat WiJK HU, gestart met subsidie van Raak publiek. In de context van dit project wordt er op kwantitatieve wijze (deelproject 1 A) en kwalitatieve wijze (deelproject 1B) onderzocht wat kenmerken zijn van een effectieve werkalliantie in gedwongen kader. In deelproject 1b wordt getracht ‘het verhaal achter de cijfers’ te verhelderen en te illustreren en wordt er nagegaan wat de reclasseringswerkers zelf, los van de theorie, de meest bepalende kenmerken vinden. De onderzoeksvraag die overkoepelend is voor beide deelprojecten luidt: Wat zijn kenmerken van een effectieve werkalliantie in gedwongen kader, waarbij controlerende en begeleidende activiteiten worden gecombineerd? In dit deelonderzoek 1 B staan de volgende onderzoeksvragen centraal: Hoe denken de deelnemende reclasseringswerkers over de werkalliantie in de beroepspraktijk: welke kenmerken zijn volgens hen belangrijk en hoe zeggen zij dat zij hieraan werken? Op welke wijze tracht de reclasseringswerker reactance van clienten te beinvloeden en hoe is dit terug te vinden in de gespreksopnames? In hoeverre zijn de kenmerken die worden gemeten in de vragenlijsten van het kwantitatieve deel (1A) te herkennen in de gespreksopnames?
DOCUMENT
Elk jaar verlaten veertigduizend kinderen de reguliere basisschool met een leesachterstand van twee jaar of meer. In het speciaal basisonderwijs bereikt de gemiddelde leerling een leesniveau tussen groep vier en vijf van het basisonderwijs. Eenmaal opgedane leesachterstand blijkt zeer moeilijk in te lopen te zijn. Remediëren is in die situatie uiterst gecompliceerd en weinig succesvol. Slechts een kwart van de leerlingen die in groep 5 tot de zwakke lezers behoort, slaagt erin deze achterstand in te halen (Grossen, 1997). Het gevolg is, dat ons land 250.000 volwassen functioneel analfabeten kent (Inspectie van het Onderwijs, 2003).
DOCUMENT
Elk jaar verlaten veertigduizend kinderen de reguliere basisschool met een leesachterstand van twee jaar of meer. In het speciaal basisonderwijs bereikt de gemiddelde leerling een leesniveau tussen groep vier en vijf van het basisonderwijs. Eenmaal opgedane leesachterstand blijkt zeer moeilijk in te lopen te zijn. Remediëren is in die situatie uiterst gecompliceerd en weinig succesvol. Slechts een kwart van de leerlingen die in groep 5 tot de zwakke lezers behoort, slaagt erin deze achterstand in te halen (Grossen, 1997). Het gevolg is, dat ons land 250.000 volwassen functioneel analfabeten kent (Inspectie van het Onderwijs, 2003).
DOCUMENT
In deze notitie wordt de curriculumanalyse waarover Kees Freriks, directeur van de Theo Thijssen Academie en Kees van der Wolf, lector van het Lectoraat Gedragsproblemen in de Onderwijspraktijk hebben gesproken nader uitgewerkt. Zij zijn overeengekomen dat de kenniskring het curriculum van de Theo Thijssen Academie gaat analyseren. Dit krijgt gestalte vanuit een Critical Friend-rol. Onderzocht wordt op welke wijze speciale zorg voor kinderen met leer- en gedragsmoeilijkheden in het curriculum is opgenomen en op welke wijze dit mogelijk kan worden verbeterd. De analyse van wat er aangeboden wordt op het gebied van speciale zorg voor kinderen met leer- en gedragsmoeilijkheden gaat uit van de nota De Inhoudelijke Pit waarin de kern van de onderwijsinhoud en de pedagogische basis voor het werken op de Theo Thijssen Academie wordt beschreven.
DOCUMENT
Inmiddels is gemeenzaam bekend dat de onderwijskansen van kinderen toenemen als ouders en school een partnerschap ontwikkelen. Maar hoe leraren dat partnerschap tot stand kunnen brengen, daarover is veel minder bekend. Over die vraag gaat dit symposium. In de eerste deelpresentatie wordt aan de hand van een grootschalig empirisch onderzoek getoond dat vooral de verwachtingen en opvattingen van ouders de taalprestaties van jonge kinderen beïnvloeden. Vervolgens wordt ingegaan op de leerkrachtcompetenties die volgens de onderzoeksliteratuur nodig zijn voor succesvolle samenwerking met ouders. In de derde deelpresentatie wordt ingegaan op de kenmerken van de oudercomponent van Success for all (Rovert Slavin cs) en hoe die component zou kunnen worden vertaald voor en geïmplementeerd in de Nederlandse situatie.
DOCUMENT
De module Leren en Professioneel Handelen is onderdeel van de opleiding Master Educational Needs van het Seminarium voor Orthopedagogiek. Bij aanvang van deze module krijgen de studenten feedback op hun leerkrachtvaardigheden op basis van observatie van hun lesgedrag met het ICALT-observatie instrument. In de loop van de moduleperiode verdiepen de studenten zich in de beschikbare kennis over effectief leergedrag en worden zij in de gelegenheid gesteld om de leerkrachtvaardigheden te oefenen die nog verbetering behoeven. Uit een tweede observatie, aan het eind van de module, blijkt dat gemiddeld alle studenten er in slagen hun lesgedrag betekenisvol te verbeteren. Dit geldt voor zowel studenten met veel en weinig beroepservaring, als voor studenten die werkzaam zijn op verschillende schoolsoorten. We concluderen op basis van deze bevindingen, dat de bij het Seminarium voor Orthopedagogiek gehanteerde werkwijze uiterst effectief is.
DOCUMENT
Inaugurele rede in verkorte vorm uitgesproken bij de aanvaarding van het lectorschap in het Stoas Hogeschool en de CAH Dronten lectoraat op woensdag 15 november 2006 te 's-Hertogenbosch
DOCUMENT
Dit rapport is een neerslag van de opbrengsten van het Lectoraat Geletterdheid van de Hogeschool Utrecht. Het lectoraat heeft zich gericht op de vraag of de groei van de taal- en kennisontwikkeling van kinderen kan worden bevorderd door een rijk onderwijsaanbod aan betekenisvolle en motiverende leeservaringen. Ten behoeve daarvan is de evidentie uit onderzoek bijeengebracht en vertaald in programma's voor het basisonderwijs en het curriculum van de lerarenopleiding basisonderwijs en de master educational needs. Het curriculum van zowel het basisonderwijs onderwijs als van de lerarenopleidingen zou daardoor zoveel als mogelijk gebaseerd kunnen worden op hetgeen uit onderzoek bekend is over hoe geletterdheid tot stand komt en welke consequenties dat heeft voor de instructie van de leerkracht.
DOCUMENT