Sportverenigingen in Nederland dragen bij aan een gezonde leefstijl, sociale cohesie en inclusieve sportdeelname. Ondanks dat de sportparticipatie toeneemt, hebben de clubs het moeilijk om hun ledental op peil te houden. Diverse ontwikkelingen spelen daarbij een rol. De focus van het onderzoek in dit proefschrift richt zich op twee maatschappelijke ontwikkelingen, ‘individualisering’ en ‘digitalisering’. In zeven studies wordt antwoord gegeven op twee onderzoeksvragen: 1) hoe het clubgevoel van leden van sportvereniging kan worden geconceptualiseerd in termen van definitie, voorspellers en opbrengsten en 2) hoe sociaalnetwerksites van sportverenigingen kunnen bijdragen het ontwikkelen van het clubgevoel van leden? Die studies vormen samen een multimethode onderzoek. Resultaten laten zien dat clubgevoel verwijst naar de gevoelsband van leden met hun club op basis van participatie, relevantie en de sociale wereld van de club. Clubgevoel hangt samen met bindingsaspecten zoals de intentie om je in te zetten voor de club en te blijven. Sociaalnetwerksites van sportverenigingen kunnen helpen om dit clubgevoel te ontwikkelen, bij voorkeur door de kanalen in te zetten voor informatie en interactie over de club, de sport en de leden. De online kanalen vormen samen de virtuele community van de vereniging die, afhankelijk van de aanpak door de club en de leden, verschillende verschijningvormen kan hebben. Met hun virtuele community bieden sportverenigingen, naast de accommodatie, ook een ónline ontmoetingsplek voor sport en andere activiteiten waarmee ze het clubgevoel onder hun leden kunnen bevorderen. Met dit proefschrift geeft Nanny Kuijsters inzichten voor de ontwikkeling van virtuele community’s voor verenigingen, professionals en geïnteresseerden in de georganiseerde sport.
Het besturen van een auto is een grote verantwoordelijkheid, waarbij het belangrijk is dat toekomstige bestuurders zich bewust worden van de gevaren van smartphone gebruik in de auto, hierover een veilige attitude ontwikkelen en hun gedrag aanpassen. Een risico-ervaring kan helpen attitudes en daarmee toekomstig gedrag positief te beïnvloeden. Binnen het huidige project wordt onderzocht hoe de zintuigelijke en interactieve elementen binnen een virtuele omgeving in te richten om risico-ervaring te optimaliseren om zo het inzicht, de bewustwording, en de ervaren noodzaak tijdens het rijden te verhogen. Hierbij ligt de focus op onervaren bestuurders, die een verhoogd risicoprofiel kennen. Deze aanvraag spitst zich toe op smartphonegebruik in de auto maar het onderzoek naar ontwerpeisen van de virtuele omgeving om risico-ervaring te maximaliseren is relevant in breder context van trainingsapplicaties. Binnen deze aanvraag zullen daarom generieke ontwerpvoorwaarden worden opgesteld 1) voor de benodigde zintuigelijke en interactieve elementen, waarbij 2) risico-ervaring van afgeleid zijn bij uitvoering van een safety-critical taak zoals autorijden een belangrijke focus is. 3) Met deze ontwerpvoorwaarden zullen studententeams conceptualiseren en enkele prototypes opleveren, welke geëvalueerd worden. 4) Het huidige netwerk zal worden versterkt en verbreedt, 5) voor een vervolgaanvraag waarmee we verder kunnen werken aan kennis hoé bestuurders veilig te laten omgaan met mobiele apparatuur in de auto én de kennis verder te vergroten voor de creatieve industrie van het gebruik van virtuele omgevingen om risico-ervaring op te roepen binnen een educatieve context.
Het besturen van een auto is een grote verantwoordelijkheid, waarbij het belangrijk is dat toekomstige bestuurders zich bewust worden van de gevaren van smartphone gebruik in de auto, hierover een veilige attitude ontwikkelen en hun gedrag aanpassen. Een risico-ervaring kan helpen attitudes en daarmee toekomstig gedrag positief te beïnvloeden. Binnen het huidige project wordt onderzocht hoe de zintuigelijke en interactieve elementen binnen een virtuele omgeving in te richten om risico-ervaring te optimaliseren om zo het inzicht, de bewustwording, en de ervaren noodzaak tijdens het rijden te verhogen. Hierbij ligt de focus op onervaren bestuurders, die een verhoogd risicoprofiel kennen. Deze aanvraag spitst zich toe op smartphonegebruik in de auto maar het onderzoek naar ontwerpeisen van de virtuele omgeving om risico-ervaring te maximaliseren is relevant in breder context van trainingsapplicaties. Binnen deze aanvraag zullen daarom generieke ontwerpvoorwaarden worden opgesteld 1) voor de benodigde zintuigelijke en interactieve elementen, waarbij 2) risico-ervaring van afgeleid zijn bij uitvoering van een safety-critical taak zoals autorijden een belangrijke focus is. 3) Met deze ontwerpvoorwaarden zullen studententeams conceptualiseren en enkele prototypes opleveren, welke geëvalueerd worden. 4) Het huidige netwerk zal worden versterkt en verbreedt, 5) voor een vervolgaanvraag waarmee we verder kunnen werken aan kennis hoé bestuurders veilig te laten omgaan met mobiele apparatuur in de auto én de kennis verder te vergroten voor de creatieve industrie van het gebruik van virtuele omgevingen om risico-ervaring op te roepen binnen een educatieve context.
Doel van dit project is het vergaren van nieuwe kennis over het ontwikkelen van 21st Century skills (CS) binnen het onderwijs van Moleculaire Biologie. De basishypothese is dat de skills kritisch denken, informatievaardigheden en creativiteit kunnen worden gestimuleerd door leerlingen actief, in een construerende rol en in een virtuele omgeving, te laten experimenteren met realistische simulaties van moleculaire processen. Biologiedocenten in de onderbouw van het voortgezet onderwijs geven aan behoefte te hebben aan kennis en een didactisch handelingsrepertoire om leerlingen deze vaardigheden bij te brengen als onderdeel van de ontwikkeling van een wetenschappelijke houding. In alle wetenschappen, in het bijzonder de bètawetenschappen, spelen modellen een belangrijke rol, als middel voor representatie en ontwikkeling van wetenschappelijke kennis. Een probleem bij het bereiken van leerdoelen rond modellen is de visualisatie van processen op moleculair niveau. Met moderne technologieën (zoals VR) kunnen modellen visueel, driedimensionaal op moleculair niveau weergegeven worden en ook de beweging interactie op celniveau. Kritisch en creatief omgaan met dergelijke modellen is de kern van wetenschappelijk denken. In dit project richt het consortium onder leiding van het lectoraat Onderwijsbehoeften en Inclusieve Leeromgevingen van Windesheim zich op de volgende praktijkvraag: ‘Op welke wijze kunnen biologie docenten hun leerlingen 21e-eeuwse vaardigheden (kritisch denken, informatievaardigheden en creativiteit) en modelbegrip bijbrengen met behulp van digitale leermiddelen (zoals VR)?’ Deze praktijkvraag valt uiteen in de volgende onderzoeksvragen: • Welke leeractiviteiten kunnen de ontwikkeling van 21st CS ondersteunen met behulp van VR-technologie gericht op biologische modellen? • Op welke wijze kunnen docenten deze activiteiten toepassen in concrete lessen? • Wat is het formatieve effect van deze lessen op modelbegrip en 21st CS van leerlingen? Het consortium bestaat uit Hogeschool Windesheim, het Freudenthal Instituut van de Universiteit Utrecht, vo scholen (Goois Lyceum en Greydanus Lyceum Zwolle) en een mkb-onderneming (Zepth, Ltd., Singapore) met expertise op het gebied van VR. Gezamenlijk werken deze partners aan het ontwikkelen en onderzoeken van lesmateriaal met behulp van de Lesson Study methode (Fernandez & Yoshida, 2004). Docenten werken in samenwerkende teams en ontwerpen lessen, voeren deze live uit, waarbij ze het leren van de leerlingen observeren. Zo wordt direct inzicht verkregen in de effecten van de formatieve didactische interventies op het leergedrag van leerlingen. De nieuwe kennis draagt bij aan een gemeenschappelijke basis voor het biologieonderwijs in de onderbouw voor de docenten en uiteindelijk aan hogere-orde kritische denkvaardigheden voor alle leerlingen. De ontwikkelde producten bestaan uit uitdagend lesmateriaal geïntegreerd met 2D- en 3D modelleeromgevingen en simulaties ter bevordering van 21st CS en het vormgeven van wetenschappelijke praktijken in de onderbouw. De resultaten worden gepresenteerd in een openbaar toegankelijke ‘live’ onderzoeksles waarin het publiek de effecten van het ontwikkelde onderwijs direct kan observeren.