Hoe kunnen politieteams meer bezig zijn met het oplossen van veiligheidsproblemen in de wijk? Van nature is de politie vooral geneigd te reageren op incidenten. Maar zij wil ook meer aan de oorzaken van problemen werken, samen met anderen. De wijk operationeel expert (WOE) heeft daarin een cruciale rol. Hoe kun je die rol versterken? Wij deden samen met politieteams in Almere, Amersfoort en Utrecht actieonderzoek hiernaar.
DOCUMENT
Hoe kunnen politieteams meer bezig zijn met het oplossen van veiligheidsproblemen in de wijk? Van nature is de politie vooral geneigd te reageren op incidenten. Maar zij wil ook meer aan de oorzaken van problemen werken, samen met partners en burgers. De wijk operationeel expert (WOE) heeft daarin een cruciale rol. In dit project deden we actieonderzoek in politieteams in Amersfoort, Almere en Utrecht. Doel In dit actieonderzoek kregen we vanuit verschillende functies binnen de politie inzicht in hun perspectief op de rol van de WOE in het probleemgericht werken per basisteam en aan welke ontwikkelpunten zij willen werken. Resultaten Om meer WOEst aantrekkelijk probleemgericht te werken is een product ontwikkeld voor zowel de drie betrokken politieteams als andere politieteams. In dit product zijn de lokale context en ontwikkelpunten van de drie teams verwoord en met kunst en metaforen verbeeld. Er zijn verschillen en overeenkomsten tussen de teams. Uit deze vergelijking volgt een aantal thema’s en vragen waar ook andere politieteams mee aan de slag kunnen. Zo kunnen zij hun probleemgerichte werken en de rol van de WOE daarin versterken. De ontwikkelpunten per politieteam vormden de basis voor lokale ontwikkeltrajecten. In het vervolgproject WOE’s Next? pakken we dit samen met de politieteams op.
MULTIFILE
Background: Adverse outcome pathway (AOP) networks are versatile tools in toxicology and risk assessment that capture and visualize mechanisms driving toxicity originating from various data sources. They share a common structure consisting of a set of molecular initiating events and key events, connected by key event relationships, leading to the actual adverse outcome. AOP networks are to be considered living documents that should be frequently updated by feeding in new data. Such iterative optimization exercises are typically done manually, which not only is a time-consuming effort, but also bears the risk of overlooking critical data. The present study introduces a novel approach for AOP network optimization of a previously published AOP network on chemical-induced cholestasis using artificial intelligence to facilitate automated data collection followed by subsequent quantitative confidence assessment of molecular initiating events, key events, and key event relationships. Methods: Artificial intelligence-assisted data collection was performed by means of the free web platform Sysrev. Confidence levels of the tailored Bradford-Hill criteria were quantified for the purpose of weight-of-evidence assessment of the optimized AOP network. Scores were calculated for biological plausibility, empirical evidence, and essentiality, and were integrated into a total key event relationship confidence value. The optimized AOP network was visualized using Cytoscape with the node size representing the incidence of the key event and the edge size indicating the total confidence in the key event relationship. Results: This resulted in the identification of 38 and 135 unique key events and key event relationships, respectively. Transporter changes was the key event with the highest incidence, and formed the most confident key event relationship with the adverse outcome, cholestasis. Other important key events present in the AOP network include: nuclear receptor changes, intracellular bile acid accumulation, bile acid synthesis changes, oxidative stress, inflammation and apoptosis. Conclusions: This process led to the creation of an extensively informative AOP network focused on chemical-induced cholestasis. This optimized AOP network may serve as a mechanistic compass for the development of a battery of in vitro assays to reliably predict chemical-induced cholestatic injury.
DOCUMENT
Nederland is een belangrijke speler op de wereldwijde rozenmarkt. In 2023 exporteerde het land rozen ter waarde van 939 miljoen dollar, waarmee het de grootste exporteur ter wereld was ( (OECtoday, 2024). Rozenkwekers worden geconfronteerd met aanzienlijke uitdagingen, waaronder de verwoestende impact van ziekten zoals valse meeldauw, die zich onder gunstige omstandigheden snel kunnen verspreiden en ernstige oogstverliezen veroorzaken. Valse meeldauw vormt een ernstige bedreiging voor rozen, aangezien vooral buitenteelt onderhevig is aan weersinvloeden zoals hoge luchtvochtigheid, temperatuurschommelingen en regenval, die de verspreiding van de schimmel aanzienlijk bevorderen. De infectie leidt tot bladverlies, groeivertraging en een significante verslechtering van de bloemkwaliteit, wat resulteert in aanzienlijke economische schade voor telers. Dit project richt zich op de ontwikkeling van een geavanceerd AI-gebaseerd beeldherkenningssysteem dat specifiek is ontworpen voor het vroegtijdig detecteren van valse meeldauw (Peronospora sparsa) op rozen in de buitenteelt. Traditioneel worden chemische fungiciden ingezet, maar deze aanpak is zowel milieubelastend als inefficiënt op de lange termijn, mede door de ontwikkeling van resistentie bij de schimmel. Ons project beoogt daarom een duurzame, niet-chemische oplossing door middel van gerichte ultraviolet-bestraling (UV-C). De reeds ontwikkelde robot Alpha Ceres, die autonoom door rozenvelden navigeert met behulp van Real-Time-Kinematic (RTK) GPS, zal in de toekomst als draagplatform dienen voor deze technologie. In de eerste fase ligt de focus op de ontwikkeling van een robuust AI-algoritme voor herkenning van geïnfecteerde bladeren en het bepalen van hun positie. Daarnaar volgt het nauwkeurig bepalen van optimale UV-C-instellingen en laboratoriumtesten met geïnfecteerde planten. Er zal een proof-of-concept worden gerealiseerd met een opstelling bestaande uit een lopende band, camera’s en een actuator die de lamp naar de plant toe beweegt, welke beschikbaar is bij het GreenTechLab. Dit vormt de basis voor de overstap naar Alpha Ceres.
De koraalriffen van de Caribisch Nederlandse eilanden St. Eustatius en Saba zijn van groot ecologisch en economisch belang. Door een opeenstapeling van bedreigingen is de hoeveelheid driedimensionale structuur op het rif afgenomen en zijn herbivore sleutelsoorten verdwenen. Het rif wordt overwoekerd met algen, die nieuwe koraalaanwas bemoeilijken. Lokale natuurbeheerorganisaties STENAPA en SCF willen artificiële riffen inzetten, om het ecosysteem door middel van “Building with Nature” te herstellen. Artificiële riffen worden wereldwijd in toenemende mate gebruikt, maar de doeltreffendheid hangt in sterke mate af van hoe er rekening is gehouden met de lokale omstandigheden en doelstellingen. Als de riffen goed functioneren kunnen sleutelsoorten herstellen en kan koraal zich weer vestigen. De natuurbeheerorganisaties willen weten hoe artificiële riffen optimaal bij kunnen dragen aan het herstel van het koraalrif ecosysteem bij St. Eustatius en op de Saba bank. Van Hall Larenstein, STENAPA, SCF, IMARES, CNSI en Golden Rock Dive Centre werken samen in het AROSSTA (Artificial Reefs on Saba and Statia) project om deze vraag te beantwoorden. Hiervoor worden verschillende soorten artificiële riffen gebouwd van lokaal natuursteen en van veelgebruikte “reef balls”. De functionaliteit van de verschillende soorten artificiële riffen wordt bepaald door gedurende 1,5 jaar de vestiging van zee-egels, vissen en koraal te onderzoeken. Na afloop van dit project zal duidelijk zijn welk type artificieel rif het meest geschikt is voor beide onderzoeklocaties. Daarnaast is bekend wat het effect is van het gebruikte materiaal en het aanbrengen van extra schuilplaatsen op de functie van artificiële riffen. Tenslotte wordt inzicht gegeven in hoeverre artificiële riffen een bijdrage leveren aan het herstel van aangrenzende gebieden. Omdat het onderzoek uitgevoerd wordt op twee locaties, met contrasterende omstandigheden, zullen de resultaten van regionaal belang zijn om bestaande en toekomstige artificiële riffen optimaal te laten functioneren.
De koraalriffen van de Caribisch Nederlandse eilanden St. Eustatius en Saba zijn van groot ecologisch en economisch belang. De afgelopen decennia is dit ecosysteem echter ernstig achteruit gegaan. Door een opeenstapeling van bedreigingen is de hoeveelheid driedimensionale structuur op het rif afgenomen. Herbivore sleutelsoorten, zoals de zee-egel, zijn verdwenen door een gebrek aan schuilplaatsen. Het gevolg is dat het rif overwoekerd wordt met algen, die nieuwe koraalaanwas bemoeilijken en zo voorkomen dat het rif zich herstelt. Lokale natuurbeheerorganisaties STENAPA en SCF willen artificiële riffen inzetten, om het ecosysteem te herstellen. Artificiële riffen zorgen voor een directe toename van driedimensionale structuur. Ze worden wereldwijd in toenemende mate gebruikt, maar de doeltreffendheid hangt in sterke mate af van hoe er rekening is gehouden met de lokale omstandigheden en doelstellingen. Als de riffen goed functioneren kunnen sleutelsoorten herstellen en kan koraal zich weer vestigen. De natuurbeheerorganisaties willen weten hoe artificiële riffen optimaal bij kunnen dragen aan het herstel van het koraalrif ecosysteem bij St. Eustatius en Saba. Om deze vraag te beantwoorden worden verschillende soorten artificiële riffen gebouwd van lokaal natuursteen en van veelgebruikte “reef balls”. De functionaliteit van de verschillende soorten artificiële riffen voor vis en koraal, wordt gedurende anderhalf jaar onderzocht en vergeleken. Na afloop van dit project zal duidelijk zijn welk type artificieel rif het meest geschikt is voor beide onderzoekslocaties.