Dit rapport bevat de resultaten van een evaluatieonderzoek naar de werking van vroegsignalering in de praktijk. We onderzochten onder meer de rol van vastelastenpartners (schuldeisers), hoe gemeenten signalen ontvangen en verwerken, hoe betrokken partijen samenwerken, en in hoeverre de aanpak daadwerkelijk bijdraagt aan het bereiken van mensen met (dreigende) problematische schulden. Doel van de evaluatie is om inzicht te bieden in wat werkt, wat beter kan, en in hoe vroegsignalering verder ontwikkeld kan worden. De uitvoering van het onderzoek was het werk van een samenwerkingsverband van onderzoekers van Panteia, Hogeschool Utrecht en Bureau Bartels. De opdrachtgever is het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
DOCUMENT
Full text via link. Op 1 juli trad de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening in werking. De grote winst is dat ondersteuning bij (problematische) schulden hiermee een verantwoordelijkheid van gemeenten is geworden. Om de schuldenproblematiek echt goed aan te pakken, is nog wel wat meer nodig.
LINK
Uit diverse onderzoeken (Serail, 2004; EIM, 2007; Serail en von Bergh, 2007; Ommeren van, e.a. 2009; Westhof e.a., 2011; Kerkhaerts en De Ruig, 2013) blijkt dat steeds meer Nederlandse huishoudens kampen met problematische schulden en dat deze het leven van deze huishoudens ernstig kunnen ontwrichten. Een beperkt deel van deze huishoudens komt terecht bij een door de overheid erkende professionele organisatie (Van Ommeren e.a. 2009) die het zogenaamde minnelijke traject aanbiedt. Het gaat hier om een traject waarin getracht wordt de schulden op vrijwillige basis en in samenspraak met schuldeisers te regelen. De resultaten van deze dienstverlening zijn echter beperkt. Dit komt door onder meer door het ontstaan van knelpunten met name in de eerste fases van het dienstverleningstraject, waardoor deze voortijdig beëindigd wordt (Jungmann, 2002; Bronsveld 2005; Oosten en Van Putten, 2007; Jungmann e.a., 2008 en Van Ommeren 2009). Dit onderzoek richt zich op deze eerste fases van het minnelijke traject, zoals dat wordt aangeboden door de kredietbank van de gemeente Rotterdam. Bij deze organisatie melden zich mensen die geen uitweg meer zien voor hun schulden. Zij hopen op een oplossing voor hun vaak problematische situatie. Voor de daar werkende dienstverlener is dit werk een alledaagse routine, een van de vele processen die de dienstverlener vanuit zijn specifieke functie uitvoert. De dienstverlener heeft veel meer zicht dan de klant op de complexe processen die zich binnen de organisatie, vaak achter de schermen, afspelen en bepaalt aan de hand van allerlei regels en voorschriften welke mogelijkheden er zijn voor de individuele klant. Het gaat er in deze studie met name om zicht te krijgen op de wereld van de klant en de wereld van de dienstverlener en op de aansluiting van deze twee werelden die allebei vorm geven aan de schuldhulpverlening bij de kredietbank in Rotterdam.
DOCUMENT