Gezondheidsproblemen, zoals overgewicht, roken en diabetes komen veelvuldig voor in de Nederlandse samenleving. Om het aantal gezondheidsproblemen terug te dringen is er in de afgelopen jaren gekozen voor een leefstijlbenadering. In een leefstijlbenadering staat niet één punt centraal dat moet veranderen aan het ongewenste gedrag (bijvoorbeeld stoppen met roken), maar een complex van gedragingen en gewoonten. Wanneer er veranderingen optreden zijn deze een krachtigere voorspeller van uiteindelijke gezondheidseffecten, dan veranderingen die het gevolg zijn van een enkelvoudige benadering. Het bewerkstelligen van deze veranderingen lijkt echter moeilijker. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) zet daarom verschillende maatregelen in om de leefstijl van de Nederlandse bevolking te veranderen. Eén van de middelen is het subsidiëren van campagnes waarin de (ongezonde) leefstijl centraal staat. Deze 'leefstijlcampagnes' hebben tot doel om de Nederlandse bevolking bewust te maken van de gezondheidsnorm en het aanzetten tot een gezonder leefpatroon. Of deze campagnes effect sorteren in de samenleving wordt in grote mate bepaald door de keuzes die gemaakt zijn tijdens de ontwikkeling ervan. Hierbij gaat het dan niet zozeer om waar het campagneteam voor kiest, maar het waarom van de keuze. Keuzes dienen idealiter niet alleen gebaseerd te worden op (praktijk)ervaring en intuïtie, maar ook op wetenschappelijke theorieën. Het gebruik van theorieën wordt in de praktijk echter vaak als iets lastigs ervaren, zoals een respondent in dit onderzoek het verwoordde: 'Je hebt een soort water en olie naast elkaar, dat mengt niet vanzelf'.
DOCUMENT
Vanuit identiteitstheorieën richt dit onderzoek zich op de identiteitsontwikkeling van jongeren en het maken van keuzes, in het bijzonder de studiekeuze.
MULTIFILE
Kijkend naar de ontwikkelingen in de medische en farmaceutische zorg, concludeer ik dat het belang van innovaties niet altijd in overeenstemming is met de snelheid waarmee die innovaties hun plek krijgen in het standaardhandelingsarsenaal van zorgverleners. Veranderingen in de zorg gaan vaak langzaam en doorbraken worden slecht herkend. De vraag is hoe dit komt. Er blijken vele factoren van invloed op het mogelijke succes van een innovatie. Van groot belang is het inzicht dat innoveren meer is dan iets bedenken en dan maar aannemen dat het wel zal worden opgepikt door de (potentiële) doelgroep. Het aan de man brengen (‘dissemineren’) van de innovatie is mede bepalend voor een succesvolle implementatie. In de farmaceutische zorg is voor deze overbruggingsfunctie een belangrijke rol weggelegd voor de farmakundige. Mijn lectoraat, dat is gekoppeld aan de opleiding Farmakunde, zal zich bezighouden met het onderzoek naar het proces om farmaceutische innovaties te dissemineren. In deze openbare les licht ik de context en consequenties van dit onderzoeksthema nader toe. Ik begin met een uitleg van de farmakundige en diens toegevoegde waarde in het werkveld (hoofdstuk 1), en vervolg met een korte beschrijving van recente veranderingen binnen de zorg (hoofdstuk 2). In het begeleiden van die veranderingen ligt een belangrijke meerwaarde van de farmakundige, en de missie van dit lectoraat. Daarna (hoofdstuk 3) beschouwen we het innoveren in de (farmaceutische) gezondheidszorg in meer detail. Hoofdstuk 4 geeft diverse handvatten voor het kiezen van de juiste interventies om de afstand tussen de innovator en de toekomstige gebruiker te overbruggen en zodoende de toegang voor de gebruiker tot de innovatie te verbeteren. De keuze van de onderzoekslijnen van mijn lectoraat, zoals in hoofdstuk 5 beschreven, is daarvan afgeleid
DOCUMENT
Sociaal werk is een kunde, vergelijkbaar met gezondheidskunde en onderwijskunde. Dat wil zeggen een interdisciplinaire integratie van kennisontwikkeling en praktijkverbetering vanuit een eigenstandige focus. Belangrijke toeleverende disciplines voor sociaal werk zijn met name economie, ethiek, gezondheidskunde, kennistheorie, pedagogiek, psychologie, recht en sociologie. Als onderdeel van een landelijk project gericht op het vaststellen van de gemeenschappelijke theoretische kennisbasis voor sociaal-werkopleidingen interviewden wij, de auteurs van dit artikel, academische specialisten over toeleverende disciplines. De geïnterviewden benoemen niet alleen een onderscheidende disciplinaire blik die relevant is voor sociaal werk, maar onderscheiden binnen zo’n blik ook meerdere paradigmatische perspectieven. Daarbij valt op dat wel vaker één perspectief binnen de disciplinaire blik een bijzondere positie inneemt. Redenen daarvoor zijn dat zo’n perspectief een meer omvattend karakter bezit (maatschappelijk, historisch, internationaal, intercultureel), de grenzen van het vakgebied overschrijdt (interdisciplinair) en/of een expliciete (ethische, politieke) stellingname insluit (engagement).
DOCUMENT
There is a central dilemma embedded in the relationship between teachers and researchers. Teachers know the story of the classroom well, but they are seldom asked to tell their stories, nor do they usually have the opportunity. Researchers, on the other hand, are skilled at telling certain things about classrooms, but they often miss the central stories that are there. This divergence can lead to different opinions on what teaching is about and what is important within it. To bridge this gap, we describe an approach which puts the teacher and the student at the centre. With respect to emotional and behavioural problems of students, we underline the notion of student-teacher compatibility, deriving from theories emphasizing the transactional/reciprocal nature of human behaviour. One of the aims of the Lectorship and Knowledge Network Behavioural Problems in School Practice, is to identify at-risk-teachers (i.e. those most vulnerable to the presence of behaviourally challenging students and parents) so that interventions, both in initial teacher training as well as in inservice training can be applied to help them develop adequate attitudes and coping-skills. In clinical supervision, peer coaching or reflective practice, these teachers can be helped to consider in what way student and parental problem behaviour contribute to their loss of satisfaction, their feelings of self doubt, perceived disruption of the teaching process, and their frustration working with parents.
DOCUMENT
With the rise of the knowledge-based economy, Higher Education Institutions not only have to produce (under)graduates that are skilled in their profession but who also are competent as knowledge workers. This study focused on the enabling competences of the knowledge worker. Our aim was to develop a framework of enabling competences of knowledge work and to devise instruments to help undergraduate students create awareness of their own areas of competence in relation to knowledge work. We developed a Personal Priority Questionnaire (PPQ) that can be used in a one hour facilitated group discussion, and a Personal Mastery Questionnaire (PMQ) that can be used for individual awareness raising. We did a preliminary test of the PPQ within the competence-based educational program of a university of professional education in The Netherlands and found that facilitated group discussion seems to be an effective method of raising awareness in relation to the competences of the knowledge worker
DOCUMENT
Debates about social theory and social policy are highly fragmented and unclear in subject and direction. A recognised paradigm is failing. Maybe we have to accept that social reality is not to reconstruct in social theory. But we certainly need social theorists and social theories to support citizens, policy makers and social workers in improving social reality. Social reality in post modern societies is to be characterized by problematic relationships among citizens and between citizens and the public sector and by a sharp rise in problematic behaviour. The affluent society has failed to create a more sensitive world where people behave more socially. The dominant social problem is no longer seen from a social economic perspective but from a social cultural one. Social competences and social capital are considerer to be essential assets to cope with life in post modern society. For people weak ties and thin trust are essential to integrate into society. Thick trust and strong ties can bind people to much and cause inflexibility. The current social problem is a matter of designing a social world where relationships and behaviour are fair and reasonable. It asks for an interesting and creative social policy and social work, not too much stressing the problematic issues but encouraging people to trust each other. Current social policy is too much focused on the needs and problems. It has to change into a more expressive social policy, a policy that people challenges to express them and to create new relationships. Social behaviour asks for flexibility and creativity, for being authentic and playing roles. Scientists, policymakers, social workers and citizens are in the same field and have access to the same knowledge.
DOCUMENT
Voordat een visualisatie tot stand komt, is daar een complex proces aan vooraf gegaan. Doel en doelgroepen worden vastgesteld (‘hoe bereiken we welk effect bij wie?’) terwijl daarnaast de relatie tussen de data en de uiteindelijke visualisatie gedefinieerd moet worden (‘hoe laten we wat zien?’). De productie en de receptie van een visualisatie zijn twee te onderscheiden processen. Bij het maakproces spelen vakkennis, design, technische mogelijkheden, brongegevens, doelgroep, mediakeuze en doelstelling een belangrijke rol. Bij receptie gaat het erom of en hoe de doelgroep de boodschap ontvangt: wordt die waargenomen en begrepen? En wat zijn de gevolgen bij de gebruiker? Hoewel receptie in de tijd volgt op het productieproces, spelen verwachtingen over receptie een belangrijke rol bij het maken van informatievisualisaties. De kennis over publieksreacties op visuele boodschappen is echter op verschillende manieren vastgelegd. Bij designers en anderen die betrokken zijn bij het maakproces van informatievisualisaties is er sprake van een verzameling van working theories (McQuail, 2010, pp. 13-14) die vooral op ervaring is gebaseerd. Bij empirisch onderzoek daarentegen worden responses op visuele cues daadwerkelijk gemeten. Zie Deel II van dit onderzoek. Doelstelling van dit onderzoek is deze twee vormen van kennis met elkaar te vergelijken. De vraag is welke veronderstellingen en verwachtingen er bij de beroepspraktijk bestaan en in hoeverre deze gestaafd, aangevuld of weersproken worden door empirisch, wetenschappelijk gefundeerd, onderzoek.
DOCUMENT
De methode Wijk en Psychiatrie beoogt de maatschappelijke aansluiting van mensen met psychische beperkingen in de wijk te bevorderen en daarmee eenzaamheid te verminderen of te voorkomen door het vergroten van het sociale netwerk en het verbeteren van deelname aan activiteiten. De methodebeschrijving wil een zo volledig mogelijk beeld te geven van alle beschikbare informatie over de methode, zodat professionals en burgers in de sociale sector kunnen vaststellen of de methode geschikt is voor de situatie waarin men iets wil doen. De methodebeschrijving is opgebouwd langs vier lijnen: • Onderdeel 1 van dit document beschrijft de methode zelf, zoals de doelen, de doelgroep en de aanpak. • Onderdeel 2 laat de onderbouwing van de methode zien: de visies, theorieën en wetenschappelijke onderzoeken die de ontwikkelaar heeft gebruikt bij het ontwikkelen van de methode. • Onderdeel 3 geeft zicht op de praktijkervaringen van de uitvoerder en de cliënt/burger met de methode. • Onderdeel 4 geeft inzicht in wat er wetenschappelijk bekend is over de effectiviteit van de methode. Dit rapport is opgenomen in de ‘Databank effectieve sociale interventies’ van Movisies.
DOCUMENT
Hoofdstuk 38 uit boek: Er is veel geschreven over leren, maar goede en toegankelijke overzichtswerken zijn er nauwelijks. Een basiswerk over leren in en om organisaties ontbrak al helemaal. Tot nu toe, want die constatering bracht Manon Ruijters en Robert-Jan Simons ertoe een basisboek te maken met 50 gezichtsbepalende concepten rond leren en ontwikkelen: 'Canon van het leren'. De ambitieuze auteurs kregen hulp van ruim vijftig auteurs, mensen uit wetenschap en praktijk, zodat er 50 toelichtingen op belangrijke concepten en hun grondleggers ontstonden. Deze auteurs brengen de theorieën niet alleen helder en zonder overbodige poespas over, maar delen hun persoonlijke fascinatie, ervaring en kritische reflecties.
LINK