The Dutch government, in alignment with the Paris climate agreement, has expressed the ambition to reduce CO 2 emissions in the Netherlands by 49% in 2030 compared to 1990. As freight transport is recognized as a serious CO 2 emitter, this sector is confronted with a substantial part of the target. For cities, the reduction of the urban freight transport emissions is, next to the CO 2 reduction, also important to improve the air quality. Dutch municipalities take an active role in coordination, facilitation and acceleration of the emission reduction processes, not only via regulation but also by using their public procurement power. This paper describes the City of Rotterdam's experiences from the EU Horizon 2020 BuyZET project. This project was launched in November 2016 and includes the cities of Rotterdam, Oslo and Copenhagen. The project aims at understanding and optimising the impact of public procurement activities on transport patterns and emissions in cities as well as to find innovative and sustainable delivery solutions for goods and services-related transport in order to reduce emissions.
MULTIFILE
Zwaar verkeer draagt voor ruim 40 % bij aan de Europese wegvervoersemissies. Voor zware voertuigen (trekker-oplegger) over langere afstand is puur elektrische aandrijving nog geen optie. Een interessante mogelijkheid is om de trekker te laten ondersteunen door een elektrische aandrijving op de oplegger waardoor brandstof wordt bespaard, en energie kan worden terug gewonnen bij remmen. Een dergelijk project, E-Trailer, is eerder opgestart door Kraker Trailers waarvoor de HAN is gevraagd om de regelaar te ontwikkelen. Voor een specifieke combinatie van trekker en oplegger is dat technisch haalbaar. Voortschrijdend inzicht in dat project geeft aan dat dit voor een gezonde businesscase niet voldoende is. De noodzakelijke opschaalbaarheid naar willekeurige trekker-oplegger combinaties stelt extra eisen aan de regelaar. Daarnaast biedt het systeem kansen die vooralsnog niet in ontwerp zijn meegenomen, zoals de mogelijkheid om puur elektrisch te rijden zonder dat ingeboet wordt op de actieradius (relevant voor zero-emission zones, wat de combinatie uniek maakt omdat er nog nauwelijks hybride zware voertuigen bestaan), of het ook te gebruiken als aandrijving van een ‘walking floor’, hydraulische pomp, of een koelunit, waardoor de conventionele systemen kunnen worden vermeden, en extra besparing wordt gerealiseerd. Tenslotte biedt de energiewinning bij remmen mogelijkheden om de huidige motorrem (retarder) te beperken of zelfs weg te laten. Het project EVENT onderzoekt de mogelijke uitbreiding van de regelaar cf. bovengenoemde punten, behandelt de nadere tuning van de uitgebreide regelsoftware (in software en vooral via experimenten), en omvat de experimentele validatie ervan om te komen tot een gevalideerde verbeterde regelaar met een gunstiger kosten-baten verhouding. Partners in het project beoordelen de consequenties voor het totale trailerontwerp. De verdere fysieke uitwerking kan plaats vinden in een vervolgtraject.
Het living lab is gericht op de ontwikkeling van een zero-emission multimodale circulaire hub voor aan- en afvoer van bouw- resp. sloopmateriaal in de industriële havenzone Lage Weide voor de stad Utrecht. Nadruk ligt op elektrisch en waterstof aangedreven zelfvarende scheepvaart. Het betrokken praktijknetwerk bestaat o.a. uit logistieke, bouw- en sloopbedrijven op Lage Weide, gemeente Utrecht en Rijkswaterstaat. Bouwtransporten van en naar de stad worden gebundeld, en verzameling en bewerking van bouw- en sloopafval worden gecombineerd. De circulaire hub wordt ontwikkeld als een innovatieve onderzoeks- en testlocatie voor multimodale stadsdistributie, bundeling en bewerking van bouw/sloopmaterialen, en zero emission energie. Voor dit living lab wordt een voorstel gedaan om op Lage Weide een Zero Emission PoRt Of Circular Utrecht (ZERO-CU) te ontwikkelen voor gebundelde coördinatie en uitvoering van multimodale transporten m.n. ten behoeve van langjarige bouw- en sloopwerkzaamheden in grote binnenstedelijke ontwikkellocaties. De ZERO-CU legt nadruk op zelfvarend elektrisch en waterstof aangedreven scheepvaart. Eveneens wordt aandacht besteed aan zero emission wegtransport: Lage Weide wordt aldus een toekomstbestendige logistieke hotspot. Het living lab ZERO-CU richt zich in fase 1 concreet op verkenning van de volgende ontwikkelingen, vooruitlopend op beoogde doorontwikkeling daarvan in fase 2: 1.Ontwikkelen van elektrische en waterstof infrastructuur op Lage Weide voor scheepsvaart en vrachtvervoer. 2.Ontwikkelen van logistieke en kadefaciliteiten en dienstverlening voor circulaire aan- en afvoer van bouw- en sloopmaterialen naar binnenstedelijke bouwprojecten in Utrecht. 3.Ontwikkelen van benodigd robuust en flexibel inzetbaar (zelf)varend materieel voor bouw/sloopafval, elektrisch en waterstof aangedreven. Alsmede uniforme/afgestemde ladingdragers voor zowel aan- als afvoer van bouw- en sloopmateriaal voor multimodale toepassing in scheepsvaart en wegtransport, die hanteerbaar zijn op bouwprojecten. 4.Invulling van benodigde economische, organisatorische, institutionele randvoorwaarden: zoals o.a. haalbare business case, opbouw van een netwerkorganisatie van dragende bedrijven voor gezamenlijk afstemming/inzet van logistieke capaciteit, benodigd kader/regelgeving/toestemmingen.
Develop a maturity model based on a quick scan to see how far a (SME) company is in awareness / activities on sustainable logistics (and the direction to zero emission city logistics: ZECL ) and (if it is possible, because this is a 2nd model) how far governments are in their ZE zone planning. Based on the quick scan, companies receive appropriate information about their relevant policy and sustainability measures (including availability of e-vehicles, etc.). Tool can be used by students to quickly reach companies around ZECL and to provide them with information directly via the results. This helps and students learn about this subject, but should also contribute to awareness among a larger group of feeding/receiving and possibly loading parties about ZECL. In addition, with sufficiently participating companies, a good picture can also arise of how far companies are now with regard to ZECL (and this could also be repeated over time in order to get a picture of the development in maturity in this area).