This research concerning the experience and future of zoos was carried out from 2011-2012 and takes regional ideas concerning Zoo Emmen as well as global visions into account. The research focuses partly on Zoo Emmen, its present attractions and visitors while also comparing and contrasting visions on the future in relationship to other international zoos in the world. In this way, remarkable experiences and ideas will be identified and in the light of them, it can serve as inspiration for stakeholders of zoos at large. The main research subject is a look at the future zoos in view of: The Zoo Experience – an international experience benchmark; The Zoo of the Future – a Scenario Planning approach towards the future; The virtual zoo - zoo’s in the internet domain.
DOCUMENT
In dit rapport heeft CELTH onderzocht wat de relatie is tussen tevredenheid en beleving, en in welke mate die beleving afhangt van specifieke momenten tijdens een dagje uit in dierentuinen. De resultaten die besproken worden in dit rapport geven inzicht in de verschillende manieren waarop dierentuinen beleefd worden. Daarnaast wordt duidelijk welke ontwerp attributen (touchpoints) bijdragen aan verschillende typen beleving. Dit rapport is daarmee de eerste belevingsbenchmark voor deze specifieke sector.
DOCUMENT
Purpose – This paper aims to develop an understanding of the potential for application of facilities management concepts and principles in the context of the “zoo sector”. Design/methodology/approach – The paper is a conceptual one and begins with a narrative designed to provide sufficient background to understanding key issues relevant to the practice of facilities management in zoological and similar institutions, including the implications of conservational/scientific and display imperatives of zoological facilities for facilities management. We then consider how these issues can be worked through in the context of four broad dimensions of facilities management: strategies for the management of stakeholder behaviour (non-human animals, personnel and visitors); building and environmental design (including space usage); safety, security and health; and “miscellaneous” services. The paper concludes by providing a provisional framework for further research into facilities management in the zoo sector. Findings – As a conceptual paper, there are no empirical findings. Conceptually, the paper offers an initial and simple framework for interpreting the possible application of facilities management in zoological and related facilities. Originality/value – In a search of the two principal journals in the field of facilities management, nothing could be found of direct relevance to the management of facilities in zoological and similar organizations. This paper is thus a singular contribution to the field. Conceptually, the authors attribute neglect of the topic to the distinctive traditions in the study of facilities management, which, at the risk of caricature, emphasise either the pre-eminence of a building and building services approach to facilities management, or an approach which is almost exclusively focused on the “human” dimensions to the discipline.
LINK
Aanleiding Nieuwe stoffen en producten van de farmaceutische sector en de (agro)chemie moeten uitgebreid getest worden voordat ze op de markt kunnen verschijnen. Voor die testen is nu nog een groot aantal proefdieren nodig. Dit stuit echter op een aantal bezwaren: de uitkomsten van deze studies zijn niet altijd goed vertaalbaar naar effecten bij de mens, proefdierstudies zijn duur en de ethische kant van dierproeven staat steeds vaker ter discussie. Bedrijven zijn naarstig op zoek naar alternatieve testsystemen die ervoor kunnen zorgen dat proefdierstudies met zoogdieren worden verminderd, verfijnd en vervangen (de drie V's). Doelstelling In twee eerdere RAAK-projecten is ontdekt dat nematode C. elegans een kansrijk alternatief voor dierproeven is. Het is nu aan het multidisciplinaire team van Elegant! om de potentie van deze rondworm uit te bouwen en te ontwikkelen in een gevalideerd onderzoeksmodel voor de chemische, agrochemische en farmaceutische sector. Zij gaan C. elegans inzetten als alternatief testmodel om complexe responsen te meten. De vragen die zij willen beantwoorden met het onderzoek zijn: " Hoe effectief is het gebruik van C. elegans als alternatief testsysteem in het voorspellen van mogelijke toxische effecten en farmaceutische activiteiten? " In hoeverre kan C. elegans een meerwaarde hebben met betrekking tot het bestuderen en begrijpen van het onderliggende werkingsmechanisme? Beoogde resultaten Het resultaat van het project is kennis over de effectiviteit van C. elegans als alternatief systeem voor het screenen van stoffen op veiligheid en activiteit. Tijdens het onderzoek wordt er ook nieuwe technologie ontwikkeld, waaronder: " een productieproces voor de continue aanlevering van wormen; " lab-on-chipmodule voor high-throughput microscopie; " zelfregulerende mappingtool voor verzameling en interpretatie van data.
Een duurzame bedrijfsovername van een agrarisch familiebedrijf vraagt veel van de overdrager en overnemer. In het regeerakkoord “Vertrouwen in de toekomst” is afgesproken dat jonge boeren worden ondersteund bij de bedrijfsovername. Dit project zal daaraan bijdragen door het tot stand komen van een Kenniscentrum Bedrijfsovername. Hier kunnen bedrijfsoverdragers en overnemers hun zoektraject starten naar voor hun relevante informatie en begeleidingstrajecten. De onderzoeksvraag van het project Expeditie Agrarische bedrijfsovername Living lab Noord-Nederland luidt dan ook: Hoe kan de bestaande infrastructuur voor ondersteuning van duurzame bedrijfsovername worden verbeterd en uitgebreid? Het onderzoek dat loopt van april 2020 tot april 2022 zal starten met een inventarisatie van bestaande ondersteuningstrajecten gericht op een duurzame bedrijfsovername in de Agrarische sector. Daaropvolgend zal onderzocht worden hoe ondersteuningstrajecten verbeterd en in de praktijk toegankelijker gemaakt kunnen worden voor de doelgroep. Afsluitend zullen de resultaten interactief worden weergegeven in een fictieve landschapskaart waarin bedrijfsovernemer, -overdrager en hun familieleden hun weg vinden langs relevante themagebieden. Deze landschapskaart zal specifiek in Living Lab Noord-Nederland verder worden uitgewerkt tot een prototype ‘Serious game’. Daarmee doen gebruikers in een veilige omgeving ervaringen op die relevant zijn voor het doorlopen van het bedrijfsovernameproces. Ze verkennen de route om tot een duurzame bedrijfsovername te komen in de werkelijke situatie. Dit onderzoek zal vanuit een samenwerking van hogescholen (VHL, Windesheim, NHL Stenden, Aeres) en MBO worden gedaan bij agrarisch ondernemers (toekomstig ondernemers, zij die in verschillende fases van de bedrijfsovername zitten en bij ondernemers die dit achter de rug hebben), hun families en de adviespraktijk. Door de vorm, Living Lab, zullen resultaten uit het project direct hun doorwerking in de praktijk vinden en zal het project bijdragen aan het versterken van het netwerk (onderwijs, ondernemers en adviespraktijk).
Maatschappelijke ontwikkelingen zoals de vergrijzing en de verschuiving richting participatiemaatschappij, gaan gepaard met complexere, domeinoverstijgende ondersteuningsbehoeften in de zorg- en welzijnssector. In toenemende mate wordt de oplossing voor deze problematieken ook in de technische hoek gezocht. Zelfstandig wonende, kwetsbare ouderen zijn bij uitstek een groep met meerdere problematieken die in elkaar grijpen. De inzet van technologie en daarmee interprofessionele samenwerking (IPS) tussen zorg-, welzijns- en technische professionals is daarbij, zeker als het gaat om de implementatie van technologie, steeds belangrijker. Om aankomende professionals hierop voor te bereiden is Interprofessionele Educatie (IPE) cruciaal. Er is echter nog onvoldoende bekend over hoe (aankomende) zorg-, welzijns- en technische professionals interprofessioneel samenwerken in de praktijk (IPS) en het onderwijs (IPE) en de mate waarin dit op elkaar aansluit. In dit onderzoek wordt de vraag beantwoord hoe IPS en IPE vorm krijgen bij de implementatie van technologie in de ondersteuning van zelfstandig wonende, kwetsbare ouderen. Daartoe wordt ingezoomd op de concrete samenwerkingsprocessen, de benodigde, ingezette en ontwikkelde competenties en de wijze waarop betrokkenen IPS en IPE ervaren. De dataverzameling richt zich op vier tot zes cases in de praktijk en het onderwijs. Door middel van observaties, vragenlijsten en groeps- of individuele interviews met betrokkenen worden inzichten verkregen in deze vernieuwende vormen van samenwerking. Voor de dataverzameling zullen afstudeerders en waar mogelijk docenten van verschillende opleidingen in zorg, welzijn en techniek worden ingezet. Het onderzoek mondt uit in drie typen producten, te weten (inter-)nationale publicaties, een toolbox voor IPS en IPE en een workshop IPE voor onderwijsontwikkelaars. Daarnaast is de onderzoeker betrokken bij verschillende bestaande IPE-programma’s binnen Avans, zodat de opgedane expertise snel zijn weg naar het onderwijs kan vinden. Ten slotte worden via participatie in de projecten IPS en Sociale Technologie de resultaten van het onderzoek verder benut voor de onderwijspraktijk.