De evaluatie is uitgevoerd in opdracht van de Provincie Limburg en is uitgevoerd door Zuyd Hogeschool, NHTV Breda en het Mulier Instituut voor Onderzoekers. Het WK wielrennen was goed voor ruim 130.000 bezoekers die gezamenlijk ruim 390.000 bezoeken aan het evenement brachten. Bijna negen van de tien bezoekers hadden de Nederlandse nationaliteit en zeven van de tien waren mannen. Ongeveer acht van de tien bezoekers waren sporters, veelal beoefenaars van een tak van de wielersport. De VIP’s, waaronder genodigden van de UCI en het LOC, zijn hierbij niet meegeteld. Dat aantal betrof ruim 14.000 personen. Verder waren er 4.600 renners, begeleiders en officials, 860 technici, 1.250 mediaprofessionals en 1.000 vrijwilligers bij het evenement betrokken. Deze aantallen hebben betrekking op de topsportevenementen van het WK (wegwedstrijden en tijdritten). De economische impact verwijst naar de uitgaven van bezoekers, de organiserende stichting, technici, media en deelnemers (inclusief begeleiders) tijdens het evenement in Zuid-Limburg die zonder het evenement niet gedaan zouden zijn (additionele uitgaven). Dit betreft een bedrag van 28.793.000 euro, waarvan bijna de helft het gevolg is van bestedingen van bezoekers. Dit bedrag kan worden beschouwd als een bovengrens, omdat eventuele verdringingseffecten niet zijn verrekend. Door het bezoek aan het WK wielrennen bleek twintig procent van de niet-sporters (enigszins) aangemoedigd om te gaan sporten. De bezoekers van het WK wielrennen 2012 beoordelen het evenement met een gemiddeld rapportcijfer van 8,0. Dit oordeel is in vergelijking met andere recent in Nederland georganiseerde grote wielerevenementen, waaronder de start van de Vuelta a España en de start van de Giro d’Italia, hoog. Als september 2011 wordt vergeleken met september 2012 dan wordt duidelijk dat de ontwikkeling van het aantal (overnachtingen van) buitenlandse gasten in logiesaccommodaties in Limburg positiever is geweest dan de nationale ontwikkeling. Het is waarschijnlijk dat het WK wielrennen hieraan een bijdrage geleverd heeft. De mediawaarde van de gemeten Nederlandse media bedroeg 22,5 miljoen euro. Gezien de afbakening van het onderzoek zijn er keuzes gemaakt betreffende de te meten media. Voor het onderzoek onder de printmedia is gekozen voor zeven nationale en vier regionale kranten (waaronder de twee kranten uitgegeven door Mediagroep Limburg). Huis-aan-huisbladen en artikelen uit tijdschriften zijn niet in het onderzoek meegenomen. Het bereik van de kranten is 141 miljoen, met een bijbehorende mediawaarde van 4,9 miljoen euro. De TV-aandacht die het WK wielrennen in Nederland heeft genoten bedraagt vijftig uur. Voor het onderzoek zijn zenders en omroepen geselecteerd die nieuws en sportuitzendingen verzorgen. Het bereik van de TV-uitingen is 49 miljoen, met een bijbehorende mediawaarde van 16,8 miljoen euro. De internationale TV-aandacht was groot: in 22 landen hebben er uitzendingen plaatsgevonden die samen goed waren voor ruim 459 uren uitzendtijd. Het aantal kijkers (cumulatief) heeft wereldwijd ruim 176 miljoen bedragen. Het evenement was goed voor twintig uur aandacht op de Nederlandse radio. Voor het onderzoek zijn twee zenders geselecteerd, Radio 1 (de zender waarop de NOS haar sportuitzendingen verzorgt) en L1 Radio, (de regionale zender uit Limburg). De radiozendtijd vertegenwoordigt een waarde van ruim 800.000 euro. Wereldwijd zijn in september 2012 ruim 16.000 artikelen over het WK wielrennen verschenen op buitenlandse online nieuwssites. Van de geanalyseerde 2.200 artikelen op Nederlandse online nieuwssites bleek de toon overwegend positief. Er hebben 107 side events plaatsgevonden, op het gebied van breedtesport, cultuur en (top)sport. Naast de side events zijn activiteiten ondersteund in het kader van de Wieler Impuls regeling. Vanuit dit initiatief hebben 63 activiteiten plaatsgevonden waaraan 44.000 mensen deelnamen. Het aantal bezoekers bij deze activiteiten bedroeg ruim 134.000. De lokale bevolking – inwoners van de partnergemeenten - geeft het evenement een gemiddeld rapportcijfer van 7,0. Bewoners die het evenement ook bezocht hebben, kwamen uit op een oordeel van gemiddeld 7,8. In het kader van het onderling verbindende effect dat sportevenementen kunnen hebben, is bekeken in welke mate er sprake is van draagvlak voor topsportevenementen in het algemeen. Bijna zeven op de tien inwoners vindt het terecht dat topsportevenementen in de regio georganiseerd worden. Twee derde van de inwoners is trots op het feit dat het WK wielrennen in hun woonplaats heeft plaatsgevonden. Verder is gebleken dan bijna twee derde vindt dat het evenement een grote aanwinst voor de regio is en nog geen één op de tien van de inwoners heeft zich gestoord aan het evenement. Circa zeven van de tien inwoners vindt de positieve effecten van het evenement belangrijk, terwijl ruim de helft de negatieve effecten acceptabel vindt. Deze cijfers zijn positiever dan bij andere in Nederland georganiseerde (eenmalige) grote wielerevenementen, waaronder de start van de Tour de France in Rotterdam (2010) en de start van de Giro d’Italia in Amsterdam (2010).
DOCUMENT
Ageing brings about physiological changes that affect people’s thermal sensitivity and thermoregulation. The majority of older Australians prefer to age in place and modifications to the home environment are often required to accommodate the occupants as they age and possibly become frail. However, modifications to aid thermal comfort are not always considered. Using a qualitative approach this study aims to understand the thermal qualities of the existing living environment of older South Australians, their strategies for keeping cool in hot weather and warm in cold weather and to identify existing problems related to planning and house design, and the use of heating and cooling. Data were gathered via seven focus group sessions with 49 older people living in three climate zones in South Australia. The sessions yielded four main themes, namely ‘personal factors’, ‘feeling’, ‘knowing’ and ‘doing’. These themes can be used as a basis to develop information and guidelines for older people in dealing with hot and cold weather. Original publication at MDPI: https://doi.org/10.3390/ijerph16060935 © 2018 by the authors. Licensee MDPI.
MULTIFILE
An important consideration for future age-friendly cities is that older people are able to live in housing appropriate for their needs. While thermal comfort in the home is vital for the health and well-being of older people, there are currently few guidelines about how to achieve this. This study is part of a research project that aims to improve the thermal environment of housing for older Australians by investigating the thermal comfort of older people living independently in South Australia and developing thermal comfort guidelines for people ageing-in-place. This paper describes the approach fundamental for developing the guidelines, using data from the study participants’ and the concept of personas to develop a number of discrete “thermal personalities”. Hierarchical Cluster Analysis (HCA) was implemented to analyse the features of research participants, resulting in six distinct clusters. Quantitative and qualitative data from earlier stages of the project were then used to develop the thermal personalities of each cluster. The thermal personalities represent dierent approaches to achieving thermal comfort, taking into account a wide range of factors including personal characteristics, ideas, beliefs and knowledge, house type, and location. Basing the guidelines on thermal personalities highlights the heterogeneity of older people and the context-dependent nature of thermal comfort in the home and will make the guidelines more user-friendly and useful. Original publication at MDPI: https://doi.org/10.3390/ijerph17228402 © 2020 by the authors. Licensee MDPI.
MULTIFILE
Older people are often over-represented in morbidity and mortality statistics associated with hot and cold weather, despite remaining mostly indoors. The study “Improving thermal environment of housing for older Australians” focused on assessing the relationships between the indoor environment, building characteristics, thermal comfort and perceived health/wellbeing of older South Australians over a study period that included the warmest summer on record. Our findings showed that indoor temperatures in some of the houses reached above 35 °C. With concerns about energy costs, occupants often use adaptive behaviours to achieve thermal comfort instead of using cooling (or heating), although feeling less satisfied with the thermal environment and perceiving health/wellbeing to worsen at above 28 °C (and below 15 °C). Symptoms experienced during hot weather included tiredness, shortness of breath, sleeplessness and dizziness, with coughs and colds, painful joints, shortness of breath and influenza experienced during cold weather. To express the influence of temperature and humidity on perceived health/wellbeing, a Temperature Humidity Health Index (THHI) was developed for this cohort. A health/wellbeing perception of “very good” is achieved between an 18.4 °C and 24.3 °C indoor operative temperature and a 55% relative humidity. The evidence from this research is used to inform guidelines about maintaining home environments to be conducive to the health/wellbeing of older people. Original publication at MDPI: https://doi.org/10.3390/atmos13010096 © 2022 by the authors. Licensee MDPI.
MULTIFILE
As people age, physiological changes affect their thermal perception, sensitivity and regulation. The ability to respond effectively to temperature fluctuations is compromised with physiological ageing, upsetting the homeostatic balance of health in some. As a result, older people can become vulnerable at extremes of thermal conditions in their environment. With population ageing worldwide, it is an imperative that there is a better understanding of older people’s thermal needs and preferences so that their comfort and wellbeing in their living environment can be optimised and healthy ageing achieved. However, the complex changes affecting the physiological layers of the individual during the ageing process, although largely inevitable, cannot be considered linear. They can happen in different stages, speeds and intensities throughout the ageing process, resulting in an older population with a great level of heterogeneity and risk. Therefore, predicting older people’s thermal requirements in an accurate way requires an in-depth investigation of their individual intrinsic differences. This paper discusses an exploratory study that collected data from 71 participants, aged 65 or above, from 57 households in South Australia, over a period of 9 months in 2019. The paper includes a preliminary evaluation of the effects of individual intrinsic characteristics such as sex, body composition, frailty and other factors, on thermal comfort. It is expected that understanding older people’s thermal comfort from the lens of these diversity-causing parameters could lead to the development of individualised thermal comfort models that fully capture the heterogeneity observed and respond directly to older people’s needs in an effective way. (article starts at page 13)
MULTIFILE
In dit artikel wordt onderzoek over de effecten van ISO van de laatste twintig jaar op een rij gezet. Het is daarbij belangrijk onderscheid te maken tussen de verschillende versies van ISO 1987, 1994 of de meest recente 2000. Het betreft veel case studies met een beperkt bereik of artikelen op basis van beschrijvende statistiek. Als er sprake is van het gebruik van vragenlijsten zijn managers in de meeste gevallen de doelgroep. In een enkel geval kwaliteitsverantwoordelijken. Medewerkers worden slechts zeer beperkt betrokken in de onderzoeken. Aandacht wordt besteed aan de mate waarin ISO in het (hoger) onderwijs voet aan de grond heeft gekregen.
DOCUMENT
Derde jaars deeltijdstudenten Technische Bedrijfskunde krijgen in het project 11/12 een vak Internationale cultuurverschillen. Daarbij leren ze de theorie en het model van prof. Hofstede kennen om cultuurverschillen tussen landen te benoemen en te analyseren. Vervolgens leren ze dat toe te passen bij een internationaal opererend bedrijf, in dit geval het bedrijf Marel dat machines maakt voor voedselverwerking. Ze moeten uiteindelijk adviezen geven aan het bedrijf hoe ze de cultuurverschillen het beste kunnen overbruggen of alert te zijn op mogelijke problemen en misverstanden.
LINK
Ict is vrouwenwerk. Je krijgt geen vuile handen en je hoeft er de deur niet voor uit. De omgekeerde wereld? Niet in Maleisië. Vrouwen zijn daar goed vertegenwoordigd in de ict-sector en driekwart van de ict-studenten is vrouw. Dat zijn cijfers waar wij hier alleen van kunnen dromen. Maar het is geen rozengeur en maneschijn. Vrouwen in Maleisië hebben, ook in de ict, een achtergestelde positie. De strijd voor gendergelijkheid in de ict is universeel. Dat bleek tijdens het internationale congres 'Research on Women in ICT' in Kuala Lumpur. Een feest van herkenning in een wereld van verschil.
DOCUMENT
Voor een minor als Migratievraagstukken, waar het delen van (levens)verhalen en ervaringen een heel belangrijk element is, betekende het ontbreken van ‘echt contact’ met de groep een groot gemis. Desalniettemin kunnen we constateren dat er in het contact dat er wel mogelijk was veel is gedeeld en met oprechte interesse in de leef- en denkwereld van de medestudenten is geluisterd naar elkaar en de studenten elkaar hebben bevraagd. Aan het einde van de collegereeks hoorden we vaak dat de lessen de studenten hadden verrijkt omdat het een inkijkje bood in de levens van leeftijdsgenoten, een inkijkje die anders nooit zou hebben plaatsgevonden.
DOCUMENT
Wat kun je doen om de participatie van burgers in de Nederlandse samenleving te bevorderen? En welke rol spelen sociale professionals daarbij? Het lectoraat Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling doet onderzoeknaar deze vragen. ‘Het kan gaan om de participatie van kwetsbare en niet kwetsbare mensen’, zegt lector Stijn Verhagen. ‘In veel gevallen benaderen we het vraagstuk vanuit de preventie en niet vanuit het zoeken naar oplossingen van problemen die er al zijn. Het werkveld voor ons lectoraat is heel breed, sport is hier maar één van de thema’s. Centraal staat steeds de vraag met welke interventies je ervoor kunt zorgen dat mensen meedoen aan de samenleving.
DOCUMENT