SummaryConstructed wetlands have been used for decades on industrial areas to treat stormwater. European regulations and local ambitions for water quality dictate lower emissions before the water is discharged to the drainage system, surface water or infiltrated to ground water. The increase in the required removal efficiency requires a better understanding of the characteristics of pollutants and cost-effective performance of constructed wetlands. In this chapter detailed characteristics of stormwater from (industrial) areas is given together with monitored removal efficiencies and the cost of constructed wetlands. Some case studies with constructed wetlands are selected and reviewed in this chapter which can be regarded as Best Management Practices (BMPs). In most cases the constructed wetlands are not monitored in detail but perceived to be effective. Long-term performance, however, remains an issue. New monitoring techniques such as underwater drones and full scale testing can be applied to get new insights on optimizing the hydraulic capacity and removal efficiency of wetlands. Last but not least: international knowledge exchange on constructed wetlands and new monitoring techniques can be promoted by interactive online tools.
DOCUMENT
Bij het onderzoek naar mogelijke effecten van een windmolenpark in het IJsselmeer is ETFI uitgegaan van de vele onderzoeken die er inmiddels, in Nederland maar ook internationaal, bestaan. Op deze manier zijn conclusies en oordelen, zowel geïnspireerd door voorvechters van windenergie als van tegenstanders, zowel bij geplande als bij reeds aangelegde windmolenparken, geïnventariseerd. De conclusie van dit literatuuronderzoek luidt dat de studies onvoldoende bewijs leveren, zowel voor het ontstaan van schade aan de toeristische sector als voor het ontbreken van die schade. Dit onderzoek moet dan ook niet gelezen worden als een aanbeveling vóór of tegen windmolenparken. De waarde van het onderzoek is dat het de publiek toegankelijke studies uit binnen en buitenland met betrekking tot de relatie tussen windparken en toerisme bijeen brengt en systematisch analyseert. Zodoende brengt het de risico’s en mogelijkheden beter in beeld zodat in alle scenario’s —met of zonder windmolens— afwegingen gemaakt kunnen worden waarin alle belangen gerespecteerd worden.
DOCUMENT
Bijen zijn de belangrijkste bestuivers voor wilde planten en voor meer dan 90% van de globale gewassen. De hoeveelheid bijen neemt echter sterk af in Nederland door de versnippering, aantasting en verlies van habitat. Eén van de sterk afgenomen soorten in Nederland is de grashommel (Bombus ruderarius). De grashommel is een zeldzame soort die op het moment alleen nog maar in grote aantallen voorkomt in Zeeland en Friesland. Om de groei van deze soort te bevorderen is er onderzoek gedaan naar de verspreiding van de grashommel in westelijk Noord-Brabant. Hiervoor worden vijf verschillende gebieden geïnventariseerd: ‘Het Laag’, ‘Stellebos’, ‘Noordpolder van Ossendrecht’, ‘Brabantse Wal’ en ‘Fort de Roovere en Groote Melanen’. In de laatste twee gebieden is de grashommel hiervoor nog nooit waargenomen. Hiernaast is de stuifmeelvoorkeur van de grashommel werksters in juni in Noord-Brabant, Zeeland en Friesland bepaald door middel van een microscopisch stuifmeelonderzoek. In vier van de vijf gebieden in Noord-Brabant is de grashommel koningin in dit onderzoek waargenomen in de maanden april en mei. In één van de vijf gebieden zijn grashommel werksters waargenomen in de maand juni. De stuifmeelvoorkeur van de grashommel werksters in juni ligt grotendeels bij de Gewone smeerwortel (Symphytum officinale), Rode klaver (Trifolium pratense) en Witte klaver (Trifolium repens), gevolgd door Eénstijlige meidoorn (Crataegus monogyna), Gewone rolklaver (Lotus corniculatus) en Vogelwikke (Vicia cracca). Daarnaast is de grashommel koningin in het voorjaar waargenomen op de Witte dovenetel (Lamium album), Gewone smeerwortel en Gewone paardenbloem (Taraxacum officinale). Er aanbevolen om in de ‘Brabantse Wal’ en ‘Friesland’ het huidige maaibeleid aan te passen, zodat het voedselaanbod voor de grashommel niet onderbroken wordt. Voor de gebieden ‘Het Laag’, ‘Stellebos’, ‘Noordpolder van Ossendrecht’ en ‘Fort de Roovere en Groote Melanen’ is aanbevolen om meer stuifmeelvoorkeurs planten van de grashommel in te zaaien in het gebied. Er is sterk aanbevolen aan het EIS Kenniscentrum om de grashommel in de Noord-Brabantse gebieden te blijven monitoren, waarmee kan worden gekeken naar de effecten van de ingevoerde maatregelen op de grashommel populaties in de gebieden.
DOCUMENT
Onder water zit de echte waarde van de Flevolandse natuur. Daar leggen algen en waterplanten de basis voor het voedsel van alle waterdieren: zonder algen, geen muggenlarve; zonder muggenlarve geen vis; zonder vis geen zeearend. Flevoland staat eenzaam bovenaan de Nederlandse waternatuur top. Ook in formele zin, want de grootste Natura2000 gebieden van Nederland liggen in of deels in Flevoland. In de gebieden zijn tientallen vogelsoorten, vissen, zoogdieren en zeldzame leefgebieden beschermd die allemaal in of aan water gebonden zijn. En toch twijfelt Marcel van den Berg of wij als mens wel goed voor de natuur zorgen.
DOCUMENT
Dit rapport vormt een onderzoek naar de mogelijkheden van voedselbos, natuurontwikkeling en de mogelijke combinatie van beide in het Geleenbeekdal. Het is namelijk niet bekend waar in het Geleenbeekdal natuur kan worden ontwikkeld en welke invloed voedselbossen hebben op de waterhuishouding. Het waterschap Limburg wil graag antwoorden op deze vragen en daarom is de hoofdvraag in dit onderzoek: “Wat is de potentie van een voedselbos in de ontwikkeling van natuur en in de waterhuishouding rond het Geleenbeekdal?”
DOCUMENT
Vrije vismigratie in het beheergebied van Wetterskip Fryslân wordt belemmerd door verschillende barrières en kunstwerken, zoals gemalen en stuwen. Ter verbetering van de vismigratiemogelijkheden in het beheergebied van Wetterskip zijn en worden er daarom verschillende maatregelen getroffen. Deze maatregelen moeten bijdragen aan het verbeteren van de visstanden en de visvriendelijkheid van verschillende systemen. Deze maatregelen bestaan uit vistrappen (bypasses), visvriendelijke pompen, en viswerende systemen. Om te kijken of deze maatregelen wel naar behoren werken is er gemonitord om deze vraag te beantwoorden. Naast deze evaluaties is er ook gemonitord om te kijken in hoeverre een barrière voor vismigratie of systeem een maatregel nodig heeft. Van al deze gegevens is er geen duidelijk overzicht, en daarom heeft dit rapport deze gegevens op een rijtje gezet. Dit is gebeurd door een literatuurstudie aan de hand van verschillende deelvragen. Er is gekeken naar de gemonitorde locaties en de te monitoren locaties voor in de periode 2012/2013. Per gemonitorde locaties is er gekeken naar het soort barrière of passage, de locatie (watersysteem), monitoringsmethode, monitoringsresultaten en er is gekeken in hoeverre bepaalde systemen goed functioneerden of optimalisatie nodig hebben. Verder is er een programma opgezet voor te monitoren locaties voor in het najaar 2012 en voorjaar 2013 en is er een monitoringsprotocol opgezet.
DOCUMENT
Het Geleenbeekdal wordt heringericht om de natuurwaarden te verbeteren, te anticiperen op het veranderende klimaat en de recreatieve waarden te verhogen. Hiervoor zijn reeds herinrichtingsprojecten uitgevoerd, maar de vraag bestaat welke gebieden verder in zijn te richten als natuurgebied of voedselbos. De onderzoeksvraag is: “Op welke wijze kan natuurontwikkeling in het Geleenbeekdal worden gerealiseerd met een potentiële rol voor voedselbossen?”
DOCUMENT
Het doel van dit onderzoek is om meer informatie te verzamelen, inzichtelijk te maken en beschikbaar te stellen waarmee paardenhouders geholpen worden om meer bij te kunnen dragen aan het vergroten van de biodiversiteit op hun terreinen. Met behulp van de adresgegevens van de 58 maneges van de federatie paardrijden gehandicapten (FPG) is doormiddel van GIS analyse inzichtelijk gemaakt wat de ligging van deze paardenhouders in Nederland is in relatie tot natuur, subsidiabele gebieden, bebouwing en bodemgebruik. Het beleid en de subsidieregelingen voor inrichting en beheer van natuur volgen uit literatuuronderzoek. Er is aangegeven waar deze informatie te vinden is.Uit het onderzoek is gebleken dat de FPG maneges in de buurt liggen van zowel bebouwing als natuur en subsidiabele gebieden. Er zijn vier soorten subsidies: natuurbeheer, agrarisch natuurbeheer, investeringsmaatregelen en functiewijzigingen. Voor de subsidie agrarisch natuurbeheer moet het grondgebruik agrarisch zijn en dit geldt slechts voor 22 procent van de FPG maneges.
DOCUMENT
Naast bodembeheer is waterbeheer in de agrarische sector een belangrijk thema. Door klimaatverandering zijn de weersextremen sterk toegenomen. Tijden van wateroverlast worden afgewisseld met lange periodes van droogte. De verbeteringen van het watersysteem in Nederland zijn de afgelopen honderden jaren vooral gericht geweest op het voorkomen van schade door wateroverlast. De afgelopen jaren wordt het steeds duidelijker zichtbaar dat er meer maatregelen genomen moeten worden om droogteschade te voorkomen. Dat vraagt een enorme paradigmaverschuiving bij agrariërs, waterschappen en overheden. In dit lectoraatsplan wordt de problematiek van agrarisch waterbeheer uitgewerkt, worden onderzoeksvragen en doelstellingen geformuleerd en wordt aangegeven hoe het lectoraat de problematiek wil gaan aanpakken: Water-Leiding.
DOCUMENT
In het project ‘Landbouw in Klimaatrobuuste Beeklandschappen’ (SIA PVG.DZ21.03.004) zijn het bodem- en watersysteem, het agrarisch perspectief, de verdienmogelijkheden binnen dit landschap en de rol van governance uitgewerkt. De methodieken zijn aan de hand van drie verschillende casusgebieden opgesteld, getest en repliceerbaar gemaakt en hebben verschillende producten en rapportages opgeleverd. De gebruikte casusgebieden zijn het Koningsdiep (FR), de Buulder Aa (NB) en het Vechtdal (OV), drie verschillende maar wel vergelijkbare gebieden op zandgronden waar de aanwezigheid van lokale laagtes en hoogtes voor complexe dynamiek zorgen op het gebied van droogte en wateroverlast. Dit deelbestand is onderdeel van het grotere geheel. Houd er rekening mee dat deze informatie is gepubliceerd op 28-02-2025 en onderhevig kan zijn aan wijzigingen.
DOCUMENT