© 2025 SURF
Er zijn steeds meer kinderen die te dik zijn en te weinig bewegen. Ook zijn er steeds meer kinderen met een motorische achterstand. Op allerlei manieren wordt hier aandacht aan besteed. Wat zijn de trends rondom gezondheid? En wat is het belang van de ontwikkeling van motorische vaardigheden en de wijze waarop de motorische ontwikkeling gemonitord kan worden in de lichamelijke opvoeding?
In dit onderzoek is gekeken naar de ontwikkeling van het CJG in zeven gemeenten in Nederland. Dit is gebeurd aan de hand van documentanalyse en diepte-interviews met professionals die betrokken zijn bij de CJG ontwikkeling en uitvoering.
Monitoren van de student journey: zicht op het proces van studiekeuze. Rondetafelsessie ORD congres
Hoe krijg je meer zicht op de informele kennisdeling in de organisatie, zodat je er beter op in kunt spelen en het kennisgebruik efficiënter kunt maken? Een onderzoeksexperiment laat zien hoe je de informele contacten die medewerkers hebben om kennis te delen, letterlijk in kaart kunt brengen.
In het kortlopende NRO-project Zicht op Studentontwikkeling (ZopS) werkten onderzoekers Liesbeth Baartman (HU-lector Toetsing en Beoordeling in Beroepsonderwijs) en Judith Gulikers (WUR) samen met 4 mbo-teams (van Albeda, MBO Utrecht, ROC Midden Nederland en ROC van Amsterdam) aan het vraagstuk van het krijgen van zicht op studentontwikkeling. Deze mbo-teams ontwikkelden zogenaamde ‘learning progressions’ om de langetermijnontwikkeling en de hobbels daarin zichtbaar te krijgen (bijv. op een werkproces). Daarna ontwikkelden zijn ‘FE-activiteiten’ (FE=Formatief Evalueren), aan de hand van de FE-cyclus, om de ontwikkeling van hun studenten in de klas in kaart te brengen. Één van de resultaten van het project is een spel waarmee mbo-teams een leerpad met bijbehorende formatieve activiteiten kunnen maken. Materialen: Spelregels/handleiding spel Zicht op Studentontwikkeling Speelbord op A0 Speelbord op A3 Snijbladen Hutjes/Hobbels FE-Cyclus formulier
MULTIFILE
In hoeverre speelt reshoring, het verplaatsen van activiteiten naar het buitenland, bij bedrijven in Noord-Nederland en welke kansen biedt dat voor de noordelijke economie en werkgelegenheid? Die vraag stond centraal in een verkennend onderzoek van het lectoraat Juridische Aspecten van de Arbeidsmarkt (JAA) van de Hanzehogeschool, uitgevoerd in opdracht van het Economisch Platform van de Regio Groningen-Assen in samenwerking met VNO-NCW en MKB-Noord en het regionaal Werkbedrijf Werk in Zicht.Het onderzoek bestond uit deskresearch, een enquête onder het noordelijke bedrijfsleven en interviews met bedrijven. Naar voren komt dat er weinig tot geen mogelijkheden lijken te zijn om door middel van reshoring werkgelegenheid te creëren in Noord-Nederland. Mogelijk speelt daarbij een rol dat het, zoals ook uit onderzoek van de KvK blijkt, vooral bij grote bedrijven voorkomt en in het Noorden vooral sprake is van midden- en kleinbedrijf.Voorkóming van offshoring lijkt meer kansen te bieden in het Noorden. Hierbij moet er wel rekening mee worden gehouden dat met name internationale bedrijven beslissen om naar het buitenland te vertrekken en dat besluit nemen zonder aankondiging. Ook blijkt uit het onderzoek dat bedrijven in het algemeen niet snel bereid zijn om strategische beslissingen met buitenstaanders te delen, terwijl inzicht in die plannen juist nodig is om vroegtijdig te kunnen anticiperen indien een bedrijf vertrek uit de regio overweegt.Tenslotte lijkt uit het verkennend onderzoek vooral het aantrekken van bedrijven uit Nederland naar de noordelijke regio kans van slagen te bieden. In het onderzoek zijn hiervan enkele voorbeelden naar voren gekomen. Uit deze good practices blijkt dat het mogelijk is om werkgelegenheid naar het Noorden te halen, ook voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Dit vergt wel gericht beleid, waarin onder andere aandacht moet zijn om ervoor te zorgen dat er voldoende geschikt personeel in de regio beschikbaar is op het moment dat de werkgever daarom vraagt. Ook zou in de beeldvorming over de regio niet alleen de nadruk gelegd moeten worden op de aanwezigheid van praktijkgeschoold personeel, maar ook op andere voor bedrijven gunstige vestigingsfactoren van het Noorden zoals de aanwezigheid van kennisinstellingen voor het ontwikkelen van nieuwe kennis en technologie en het aanleveren van hoger opgeleid personeel.
In het project ‘Zicht op studentontwikkeling’ werken 4 mbo-teams aan Formatief Evalueren (FE). Hiervoor maken we gebruik van de FE-cyclus (Gulikers & Baartman, 2017; zie Figuur 1). Bij FE bespreekt de docent de verwachtingen (leerdoelen en succescriteria) met studenten in fase 1. Vervolgens verzamelt de docent informatie over waar studenten staan in hun ontwikkeling (fasen 2 en 3). Tot slot geeft de docent feedback en wordt bepaald wat passende vervolgstappen zijn in onderwijs en leren.
Mbo-scholen worstelen met de strikte scheiding tussen onderwijs en examinering. Docenten krijgen daardoor moeilijk zicht op de ontwikkeling van hun studenten richting de examinering. Zij zetten formatieve evaluatie-activiteiten (FE-activiteiten) in, maar niet om doelgericht zicht te krijgen op die ontwikkeling. Uit Gulikers & Baartman (2017) blijkt dat 'learning progressions' (leerpaden) kunnen helpen om FE-activiteiten meer doelgericht en onderling samenhangend te maken. Het doel van dit onderzoek was daarom: (1) een learning progression maken, (2) bijpassende FE-activiteiten maken met de learning progression als kapstok. Vier mbo-teams hebben aan de hand van verschillende ontwerpactiviteiten een learning progression gemaakt, FE-activiteiten ontworpen en deze uitgevoerd. In het onderzoek zijn deze ontwerp- en experimenteeractiviteiten geëvalueerd, wat betreft hun bijdrage aan het inzicht van mbo-docenten in het leerpad van hun studenten en het kunnen ontwerpen en inzetten van meer doelgerichte FE-activiteiten. Het innemen van het studentperspectief bleek cruciaal. De mbo-docenten rapporteerden inzichten en geleerde lessen over vakoverstijgend kijken in langere leerlijnen, inzicht in een kernaspect van hun beroep en hoe studenten zich ontwikkelen, en FE-activiteiten die meer doelgericht 'vangen' waar studenten staan hun ontwikkeling op dat kernaspect.