Hoewel motiverende gespreksvoering (MGv) veel gebruikt wordt om intrinsieke motivatie voor gedragsverandering te bevorderen, is het onduidelijk hoe MGv werkt. De vraag is dus welke ingrediënten verantwoordelijk zijn voor succes: wat zijn de actieve ingrediënten en verandermechanismen van MGv? Na een literatuurstudie naar potentiële actieve ingrediënten en verandermechanismen van MGv, werden twee multiple casestudies uitgevoerd. De eerste naar MGv ter bevordering van langdurig medicatiegebruik bij cliënten met schizofrenie, de tweede naar MGv om stoppen met roken te ondersteunen bij cliënten met een hartaandoening. In de literatuurstudie werden negen cliëntfactoren en negen therapeutfactoren als potentiele actieve ingrediënten, en vier potentiële verandermechanismen van MGv gevonden. In beide multiple casestudies bleken deze potentiële actieve ingrediënten geen enkelvoudige factoren of korte combinaties tussen een therapeutfactor en een cliëntfactor te zijn, maar te ontstaan over een langere gespreksperiode waarin verschillende therapeutfactoren en cliëntfactoren betrokken waren. De actieve ingrediënten en de daardoor geactiveerde verandermechanismen bleken cliënt- en context-specifiek te zijn.
MULTIFILE
Voor u ligt de wetenschappelijke onderbouwing van de multidisciplinaire richtlijn Leefstijl bij patiënten met een ernstige psychische aandoening (2015). Het doel van deze richtlijn is om zorgverleners (met name verpleegkundigen) te ondersteunen bij het bevorderen van een gezonde leefstijl van patiënten in de ggz met een ernstige psychische aandoening. Leefstijlbevordering is zowel klinisch als maatschappelijk zeer relevant, omdat de gezondheidsproblemen van deze patiënten groot zijn en het zorgaanbod er beperkt op aansluit. De richtlijn is ontwikkeld voor beroepsgroepen die zorg verlenen aan mensen met een ernstige psychische aandoening: verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen (SPV’en), consultatief-psychiatrisch verpleegkundigen, psychologen, psychiaters, klinisch geriaters, artsen somatisch werkzaam in de ggz, internisten in de ggz, huisartsen, POH-ggz, physician assistants in de ggz, psychomotorisch therapeuten, fysiotherapeuten, diëtisten, sociotherapeuten, ergotherapeuten en ggz-agogen. Dit rapport biedt achtergrondinformatie voor alle zorgprofessionals, zorgmanagers, kwaliteitsmedewerkers en alle anderen die betrokken zijn bij de leefstijl van mensen met een ernstige psychische aandoening en die meer willen weten over de totstandkoming van de richtlijn. In deze onderbouwing is beschikbare wetenschappelijke kennis samengevat en wordt er aangegeven welke overige overwegingen, onder meer vanuit praktijkkennis en voorkeuren vanuit patiënten- en familieperspectief, van belang waren bij het formuleren van de richtlijnaanbevelingen. Deze richtlijn is gebaseerd op wetenschappelijke evidentie, grijze literatuur, de praktijkkennis van professionals en voorkeuren vanuit patiënten- en familieperspectief. Het ontwikkeltraject bestond uit een knelpuntanalyse, een systematische inventarisatie van bestaande richtlijnen, een veldinventarisatie van beschikbare interventies, een transparant literatuuronderzoek, diverse commentaarrondes onder de werkgroep- en klankbordgroepleden en een praktijktoets. Bij de richtlijn werden een indicatorenset en een stroomschema ontwikkeld. De indicatoren worden beschreven in dit rapport. De richtlijn zelf is apart uitgegeven (Meeuwissen et al., 2015a).
MULTIFILE
Onderwijs, onderzoek en werkveld: samenwerking vanuit de bovenschoolse Kenniswerkplaats Gezonde Leefstijl Achtergrond en doelstelling Het gezondheidsdomein verandert sterk en vraagt van nieuwe gezondheidsprofessionals dat zij in staat zijn om over de grenzen van hun eigen expertise heen te kijken. Binnen de Hanzehogeschool Groningen (HG) leent het speerpunt Healthy Ageing zich voor een multidisciplinaire aanpak van gezondheid: gezond opgroeien en gezond ouder worden vereisen preventieve benaderingen, interventies en begeleiding die gericht zijn op zowel lichaam als geest en waarbij diverse professionals betrokken zijn. Multidisciplinaire kenniswerkplaatsen (KWP’s) zijn een manier om deze samenwerking binnen de HG tot stand te brengen. In deze poster beschrijven we de opzet van de KWP Gezonde leefstijl. Aanpak en methode van het project In de KWP Gezonde Leefstijl hebben docenten van de opleidingen Sport Gezondheid Management, Toegepaste Psychologie, Pabo, Verpleegkunde, Voeding en Diëtetiek en de Academie voor Lichamelijke Opvoeding zitting. Samen met studenten en werkveldpartners werken zij aan multidisciplinaire vraagstukken op het gebied van Gezonde Leefstijl. Dat wil zeggen: vraagstukken die vanuit verschillende vakgebieden bekeken en opgelost kunnen en moeten worden. Kernonderwerpen zijn: gecombineerde leefstijlinterventies, gedragsdeterminanten voor een gezonde leefstijl, en de implementatieprofessional. Resultaten en opbrengsten Inmiddels is de KWP ruim twee jaar in de lucht. Met een aantal praktijkpartners vindt samenwerking plaats: de gemeente en provincie Groningen, GGD Groningen, Huis voor de Sport Groningen en de Hanzehogeschool zelf. Studenten van verschillende opleiding werken onder andere aan: (1) de uitvoering van een duurzame inzetbaarheidsinterventie voor Hanze personeel, (2) het ondersteunen van scholen om een vignet Gezonde School aan te vragen en (3) Onderzoek naar Jongeren op Gezond Gewicht in een specifieke gemeente. De studenten komen bij elkaar Communities of Learners, waarin zij kennis en ervaring met elkaar en praktijkpartners uitdelen. Ook zijn diverse minoren gekoppeld aan de KWP. Conclusies en aanbevelingen De bovenschoolse KWP Gezonde Leefstijl is een meerwaade in het opleiden van de toekomstige T-shaped professional. Ook de projecten hebben baat bij de multidisciplinaire invalshoek en de eerste ervaringen rondom de multidisciplinaire samenwerking in de CoL zijn positief. Toch vormt deze vorm van multidisciplinair samenwerken uitdagingen op organisatorisch vlak: de diversiteit aan opleidingskaders vormt het voornaamste struikelblok. De aaanjaagfunctie van de bovenschoolse KWP is een belangrijke voorwaarde voor samenwerking tussen opleidingen gebleken. Visuele presentatie: Weergave van relaties tussen opleidingen, werkveldpartners en projecten en hoe deze binnen het onderwijs worden ingevuld.
Beweegrichtlijnen geven aan hoeveel beweging nodig is voor een goede gezondheid van jong tot oud. Voor een gezonde leefstijl van kinderen zijn bewegen, samen spelen, samen leren en samen werken van groot belang, maar dat geldt ook voor ouderen. Picoo brengt het belang van bewegen en samenzijn bij elkaar. Dat zorgt voor een goede ontwikkeling van het kind, het welzijn van ouderen en het verstevigen van het bewegen en samenzijn in de maatschappij. Project: Actief Plezier met Picoo: Jong en Oud in Beweging! Vraag: Draagt Picoo bij aan meer beweging en verbinding tussen kinderen en ouderen door samen te bewegen? Doel: Het inzetten van Picoo leidt tot meer samen beweging, waardoor welzijn van ouderen en ontwikkeling van het kind en meer beweging wordt vergroot. Methode: Mixed method observatieonderzoek /survey/kort gesprek Kinderen tot 18 jaar en senioren 65 plus met een zorgvraag T0: kinderen en ouderen krijgen uitleg over het gebruik van Picoo Interventie: Picoo is een controller en spelcomputer ineen, ontwikkeld om kinderen (maar ook volwassen) interactief buiten te laten spelen.6 Tijdens de actieve games heeft elke deelnemer een eigen controller. De controllers staan met elkaar in verbinding. T1 Tijdens het spel wordt d.m.v. een observatielijst gekeken hoe jong en oud reageren op het samen spelen met Picoo. T2 Na het spel geven kinderen en ouderen door middel van Visual Analogue Scale (smileys) wat hun ervaringen zijn. T3 Na het spel gaan kinderen en ouderen kort met elkaar in gesprek over hun ervaringen Uitvoering: Interdisciplinaire mix van studenten Verpleegkunde, Fysiotherapie, Mens en Techniek en Social Work Eindproduct: Nieuwe testcase en input voor doorontwikkeling Picoo richting verbinding jong en oud. Kennis over mogelijkheden/ervaringen over verbinding door beweging wordt gedissemineerd naar de praktijk en onderwijs. Resultaten worden gerapporteerd en gepubliceerd op relevante sites zoals bijvoorbeeld kenniscentrum sport en bewegen, zorginstellingen en scholen.
Een beroerte is de belangrijkste oorzaak van invaliditeit in Nederland. Revalidatie van mensen die een beroerte hebben gehad, is erop gericht hen zo zelfstandig mogelijk in hun eigen omgeving te laten functioneren. Vaak zijn er na de revalidatie nog altijd gevolgen van een beroerte, die het zelfstandig functioneren bemoeilijken. Mensen die een beroerte overleven houden er vaak chronische gevolgen aan over, zoals loop- en balansproblemen, verhoogd valrisico, vermoeidheid en depressie. Deze problemen bij thuiswonende mensen met een beroerte resulteren vaak in een inactieve leefstijl. Dit leidt tot een neerwaartse spiraal waarin de fysieke activiteit steeds verder afneemt, patiënten steeds verder deconditioneren, de verzorgingsbehoefte toe- en de mate van zelfstandigheid afneemt en het risico op een volgende beroerte toeneemt. Studies laten zien dat fysieke activiteit een positief effect op gezondheid heeft van patiënten na beroerte. De technologie om fysieke activiteit betrouwbaar en valide te meten is aanwezig en er is inzicht in belemmerende en faciliterende factoren voor fysieke activiteit. Er is echter nog geen bewezen effectieve interventie voor het aanleren en behouden van een fysiek actieve leefstijl voor patiënten na beroerte. Omdat alle richtlijnen voor beroerte aangeven dat het belangrijk is dat patiënten na beroerte fysiek actief zijn, vragen fysiotherapeuten zich af hoe krijgen en houden wij patiënten na een beroerte actief, dus hoe krijgen wij een actieve leefstijl bij een patiënt? Deze praktijkvraag is “vertaald” naar de volgende onderzoeksvraag: Wat is het effect van een beweegstimuleringsinterventie bij thuiswonende patiënten na beroerte op fysieke activiteit en aerobe capaciteit? Deze onderzoeksvraag wordt in drie stappen uitgewerkt: 1. Het ontwikkelen van een veldtest om aerobe capaciteit te meten in de praktijk, 2 Het ontwikkelen van een interventie gericht op het (langdurig) bevorderen van een fysiek actieve leefstijl; 3. Het testen van de feasibility van de interventie in een pilot studie.
Het project BAMBAM richt zich op de zorg voor kinderen van 0-2 jaar. Met name op de motorische ontwikkeling van baby's die risico lopen door bijvoorbeeld een slechte start. Kinderfysiotherapeuten begeleiden deze baby's en een goed ontwikkelde motoriek is cruciaal voor andere ontwikkelingsdomeinen en een actieve leefstijl. BAMBAM ontwikkelt een smartsuit om het beweeggedrag van baby's vast te leggen, in samenwerking met kinderfysiotherapeuten, experts en ouders. Het doel is een prototype-systeem en een conceptdashboard te ontwikkelen dat kinderfysiotherapeuten ondersteunt bij hun klinisch redeneren. Het systeem moet valide en betrouwbare metingen leveren en de impact op ouders en therapeuten wordt meegenomen in het ontwikkelproces om de technologie verantwoord in te zetten.