Gemeenten zetten in op het samenspel tussen professionals (formele zorg) en informele zorgers (mantelzorgers, naasten en vrijwilligers). De druk op mantelzorgers en vrijwilligers neemt toe. Veel gemeenten hebben aandacht voor het samenspel in het beleid, maar in de uitvoering moet dit nog vorm krijgen (Mezzo, 2014). Hierbij rijst de vraag in hoeverre mantelzorgers in beeld zijn bij de gemeenten? De informele zorgers (waaronder naast de mantelzorgers ook de naasten en de vrijwilligers) rondom mensen met een beperking vormen een aanzienlijke groep. Zij werken in het belang van degene met een beperking en hebben soms ook een ondersteuningsbehoefte in het verlengde hiervan. Nu de rol van het netwerk steeds sterker aangesproken wordt en die rol steeds belangrijker wordt, zullen we ook moeten kijken naar de inspraakmogelijkheden van deze groep informele zorgers. Deze notitie spitst zich toe op het beleid rondom de mantelzorger en de wijze waarop mantelzorgers invloed kunnen hebben op (gemeentelijke) politiek. De centrale vraag in deze notitie is hoe de inspraakmogelijkheden van mantelzorgers vorm gegeven kan worden vanuit het perspectief van de mantelzorgers zelf, vanuit professionele organisaties en vanuit de gemeente.
De lerarenopleidingen spelen een sleutelrol in het borgen en verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs. Om die reden is er in politiek en overheidsbeleid veel aandacht voor de kwaliteit van de lerarenopleidingen. Die aandacht vertaalt zich in concrete beleidsmaatregelen die uitgaan van een cyclus van prioriteren en besluitvorming, sturing en monitoring. Deze cyclus lijkt simpel, maar is in werkelijkheid complex. Rond de lerarenopleidingen speelt immers een groot aantal stakeholders een rol. Al die stakeholders hebben hun eigen belangen en daarmee hun eigen opvattingen over de prioriteiten en over sturing. Dat maakt de context van de lerarenopleidingen complex en het stelsel van opleidingen minder maakbaar dan de beleidscyclus veronderstelt. In dit hoofdstuk schetsen we iets van die complexiteit vanuit de overtuiging dat het belangrijk is voor lerarenopleiders om de context waarin zij werken te begrijpen, zodat zij daarmee beter om kunnen gaan.
Besturing van autonomie’. Dat was de titel van de oratie die prof. dr. Edith Hooge als bijzonder hoogleraar aan de TiasNimbas Business School (Universiteit van Tilburg) afgelopen juni uitsprak. Vooral de ondertitel wekte nieuwsgierigheid: ‘Over de mythe van bestuurbare onderwijsorganisaties’. Zou ze bedoelen dat we het maar op moeten geven, dat onderwijsorganisaties toch niet te beheersen zijn? Reden voor Hartger Wassink om er wat dieper in te duiken met een analyse van de oratie, gevolgd door een interview met prof. Edith Hooge zelf.