In het hoger onderwijs wordt het pedagogisch klimaat veronachtzaamd. Het concept wordt niet mee in beschouwing genomen bij onderwijsinnovatie en onderwijsonderzoek. Dit artikel definieert het concept voor het hbo en werkt het uit op basis van de Zelf-Determinatie Theorie van Ryan en Deci (2000). Zowel voor volwassen werknemers als voor jonge leerlingen geldt dat zij binnen een klimaat dat tegemoet komt aan hun psychologische basisbehoeften aan relatie, competentie en autonomie, beter presteren en een hogere mate van welbevinden ervaren. Belangrijke factor daarin is de stimulans van hun autonome motivatie. Verkennend onderzoek onder studenten en docenten van de Academie voor Sociale Professies wijst op toegevoegde waarde van het in beschouwing nemen van een pedagogisch klimaat bij het overwegen van maatregelen om studiesucces te verbeteren. Een heldere kijk op het pedagogisch klimaat kan het ondersteunen van de motivatie van studenten en zodoende het verbeteren van hun leren theoretisch en empirisch verankeren. ABSTRACT In Dutch Higher Education, no attention is being paid to the Pedagogical Climate in schools. The concept is omitted in educational research as well as in innovative practices. This article defines the concept for use in Higher Education, making use of Ryan and Deci's Self Determination Theory (2000). The performance and well-being of adult employees as well as schoolchildren improve when their basic needs of relation, competence and autonomy are satisfied. A Pedagogical Climate that does so facilitates autonomous motivation. Explorative research done among teachers and students of the Academy of Social Work indicates surplus value of taking into account the Pedagogical Climate when considering various policies aimed to improve study success. Having a clear theoretical and empirical view of the Pedagogical Climate can firmly root initiatives to support students' motivation and help their learning.
In opdracht van museum het Pakhuis in Ermelo zijn er informatiemeubels over de Romeinse marskampen ontworpen. In dit verantwoordingsdocument is te lezen hoe het ontwerpen van deze plaat tot stand is gekomen en worden de gemaakte keuzes verantwoord. Hierbij wordt ook de opgestelde hoofdvraag beantwoord: “Hoe kunnen de archeologische thema’s van de Veluwe op een aansprekende manier vertaald worden naar een publiek van kinderen tussen de 4 en 12 jaar?”. Het eerste deel van het afstudeertraject bestond uit een literatuuronderzoek. Er is begonnen met een didactisch literatuuronderzoek. Hier is onderzocht hoe kinderen informatie tot zich nemen, welke methoden musea gebruiken voor publieksbereik en specifiek hoe erfgoed op kinderen overgebracht kan worden. Ook is er gekeken naar de leesvaardigheden van kinderen. Voor het schrijven van de teksten op de meubels is het belangrijk om te weten waar rekening mee gehouden moet worden. Daarna is een archeologisch literatuuronderzoek uitgevoerd. Hier is ingegaan op de informatie over de Romeinse marskampen in Ermelo. Voorafgaand is er ook wat informatie over Romeinse legerkampen in het algemeen toegelicht en ook de informatie die van tevoren bij de opdracht was aangeleverd wordt samengevat. Naast het literatuuronderzoek is er ook praktisch onderzoek uitgevoerd. Er zijn observaties uitgevoerd tijdens het educatieprogramma binnen museum het Pakhuis. Hierbij is er vooral gelet op het enthousiasme van de kinderen bij de opdrachten, want hoe meer interesse kinderen hebben, hoe beter informatie blijft hangen. Naast de observaties hebben er ook veldbezoeken aan andere musea plaatsgevonden ter inspiratie voor de informatiemeubels. Op basis van alle informatie uit bovenstaande onderzoek, is er begonnen met het ontwerpen van de Meubels. Eerst is een mindmap opgesteld met alle ideeën. Hieruit zijn verschillende ontwerpen gekomen en bij deze ontwerpen zijn kleine stukjes tekst geschreven. Er is gekozen voor twee verschillende onderdelen: een voor kinderen en een voor volwassenen. Dit had te maken met de locatie van de informatiemeubels. Bij het meubel voor volwassenen worden naast de tekening nog 3D-geprinte voorwerpen, feitelijke informatie (zowel in tekst als in audio) en kleine stukjes tekst weergegeven. Bij het meubel voor kinderen worden elementen om te voelen en een spel aangeboden. Beide meubels zijn gemaakt op basis van een prachtige educatieve tekening van illustrator Kimberley Olijslager. Nadat de opdracht is afgerond, zal er verder worden gewerkt aan informatiemeubels voor de gemeentes Nunspeet, Epe, Apeldoorn en Putten. Voor het uitwerken van deze meubels zullen de meubels in Ermelo als format dienen. Hiervoor wordt aanbevolen om ook van tevoren te weten op welke locatie de meubels komen, een link te leggen met de informatie en archeologische musea in de omgeving en mogelijk nog een doelgroeponderzoek uit te voeren met de meubels in Ermelo om te zien hoe dit bij de doelgroep binnenkomt.
MULTIFILE
Leren is een sociaal gesitueerd, transactioneel proces, waarin zowel de leerkracht, de taak en de leerling een eigen, unieke bijdrage hebben. Een belangrijk hulpmiddel voor leerkrachten is het gebruiken van scaffolding, waarbij ‘externe’ ondersteuning wordt geboden als dat nodig is en wordt weggehaald als het leren heeft plaatsgevonden. Hierdoor kunnen talentmomenten ontstaan; momenten waarin het co-constructie proces van gezamenlijk denken en handelen wordt gekenmerkt door betrokkenheid, enthousiasme en motivatie. Dit symposium gaat over het bieden van scaffolding door de leerkracht, met als centrale vragen: Hoe ziet het bieden van scaffolding door de leerkracht eruit? Wat is het effect bij de leerlingen, c.q. studenten? Aan bod komen diverse onderwijsleersituaties, zowel in het basisonderwijs en in het hoger onderwijs.
LINK
“Hoe krijgen we onze mensen mee?” is de meest gestelde vraag aan onze onderzoeksgroep, met name door mkb’ers die aansluiten bij de vierde industriële revolutie. Een terechte vraag, want HRM is de discipline die beleid, systemen en praktijken ontwikkelt om het gedrag van medewerkers te beïnvloeden. Middels dit postdocprogramma geven wij antwoord op die vraag door de relatie tussen configuraties van HR-praktijken en het verandervermogen van medewerkers inzichtelijk te maken. In dit postdocprogramma culmineert de in onze onderzoeksgroep opgebouwde kennis over het vormgeven van integrale HRM-configuraties. We verbinden deze kennis met inzichten uit organisatiepsychologie, organisatiekunde, verandermanagement, en onze specifieke kennis van het technische mkb. Vervolgens maken wij deze gebundelde kennis operationeel in een HRM simulatiemodel en bijbehorende serious game waarmee wij samen met technisch mkb, bedrijfsspecifieke HRM-configuraties ontwerpen en implementeren zodat hun medewerkers mee willen en kunnen bewegen met de veranderende eisen die het werk stelt. Met deze ‘key enabling methodology’ dragen we bij aan het voorbereiden van medewerkers en organisaties op grote maatschappelijke uitdagingen op het gebied van de energietransitie, digitalisering en Smart Industry. Daarmee ligt dit onderzoek in het hart van de Saxion onderzoeksagenda en regionale en nationale human capital agenda’s. Dit postdocprogramma geeft de kans om de kandidaat door te laten groeien naar een associate lector positie binnen de onderzoeksgroep. Studenten, docenten, mkb-bedrijven en onderzoekers zijn structureel onderdeel van dit postdocprogramma. Dat resulteert in een verregaande vervlechting tussen onderzoek en onderwijs via ‘HR-labs’ en ‘afstudeerkringen’. Impact op (regionale) bedrijven is gewaarborgd door deelname van ons beproefd consortium van mkb-bedrijven die aan de slag willen op het gebied van de energietransitie, digitalisering en Smart Industry.
Op een waardige manier deelnemen aan en deel zijn van het maatschappelijk leven is niet altijd even makkelijk als je een beperking hebt. Het onderzoek van Jeroen Knevel is erop gericht bij te dragen aan de levenskwaliteit van mensen die belemmeringen ervaren. Zijn onderzoek doet hij samen met de praktijk en laat hij in allerlei creatieve en speelse vormen terugkomen in het onderwijs. Doel Het onderzoek beoogt een bijdrage te leveren aan kennis over theorie en praktijk van sociale inclusie bij mensen met een verstandelijke beperking. We willen we de kennis vergroten die sociaal werkers in de VG-sector nodig hebben om de inclusie van personen met een verstandelijke beperking te bevorderen. Resultaten Proefschrift op basis van artikelen. Verder artikelen, hoofdstukken, lezingen, workshops en cursussen. Bijvoorbeeld: Knevel, J. & Wilken J.P. (2019). Sociale inclusie. In J.P. Wilken & D. den Hollander (Eds.), Handboek Steunend Relationeel Handelen. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Knevel, J. (2019). Inclusiegericht sociaal werk. Workshop op Landelijk congres Zoek ‘t uit! Praktijk en wetenschap dichter bij elkaar. Utrecht. 31 januari 2019. Knevel, J. (2019). Over inclusie. Presentatie Amersfoort’ bij Samenwerkend Netwerk (Indebuurt033). 4 april 2019. Knevel, J. (2019). Over inclusie. Lezing MEE Rotterdam, 27 juni 2019. Knevel, J. (2018). Module 2: Inclusief project. Minor Gehandicaptenzorg: inclusiegericht samenwerken met jeugd en volwassenen met een verstandelijke beperking. Utrecht: 3 september 2018 - 31 januari 2019. Inclusiegericht werken en inclusief samenwerken staat centraal in deze module. Knevel, J. (sinds 2017). Sociaal werk en mensenrechten. College 2e jaars opleiding Sociaal Werk, wekplaats Sociale Rechtvaardigheid. Utrecht. Knevel, J. (sinds 2017). (On)rechtvaardigheid en (on)gelijkwaardigheid. Colleges 2e jaars voltijd- en deeltijdopleiding Sociaal Werk, wekplaats Sociale Rechtvaardigheid. Utrecht. Podcast Lessen uit #HUonderzoek Looptijd 01 maart 2018 - 01 maart 2022 Aanpak Enkele vragen die centraal staan in dit onderzoek: Hoe kan sociaal werk in de verstandelijk gehandicaptenzorg begrepen worden vanuit het perspectief van inclusie en mensenrechten? En enkele kleinere vragen zoals: Inclusiegericht werken: hoe doe je dat in de praktijk? Wat doe je dan? Wat doe je dan niet? En waarom dan wel of niet? Wat voor effect(en) heeft inclusiegericht werken voor: Mensen met een verstandelijke beperking? Professionals die werken vanuit de VGZ (begeleiders, coaches, participatiecoaches) En waaraan merk je dat er effect is? Verschillende vormen van dataverzameling worden ingezet. Literatuurstudie; Vier ontwikkelwerkplaatsen in Amsterdam Noord, Amersfoort Vathorst, Wageningen en Utrecht; Interviews; Inclusief karakter; Afstudeerkring. Dit houdt in: Er wordt samen gewerkt aan een sociaal vraagstuk. In dit geval ‘inclusie’ in relatie tot mensen met een verstandelijke beperking. Er is sprake van een netwerkstructuur van praktijkorganisaties, lectoraten, docent-onderzoekers die zich verbinden aan het vraagstuk. Er is sprake van een langlopende kennisagenda. Er is sprake van jaarlijkse opdrachten voor studenten die daar op kunnen ‘solliciteren’. Studenten kunnen mailen met jeroen.knevel@hu.nl. Er kan sprake zijn van taakgroepen van studenten die opdrachten uitwerken; elke student voert een deelaspect van de opdracht (individuele toetsing) uit. De ontwikkelwerkplaats is een plek waar data worden verzameld en waar nieuwe werkwijzen worden ontwikkeld. Allerlei activiteiten ondersteunen dat proces. Er worden gesprekken gevoerd. En discussies. Bijvoorbeeld over de persoonlijke betekenis van inclusie. Er worden ervaringen gedeeld en verzameld, en uiteindelijk geclusterd. Er worden pitches gegeven. Er worden doelen geformuleerd door deelnemers van de ontwikkelwerkplaats. Er worden factoren benoemd die werken en die niet werken in het inclusiegericht werken. Er wordt een analyse gemaakt van alle verzamelde ervaringen.
De Nederlandse Obesitas Kliniek ervaart dat het voorlichtingsmateriaal over de voorbereiding op, de operatieve ingreep zelf en het nazorgtraject niet voldoende aansluit op patiënten met een (licht) verstandelijke beperking.Doel Wat zijn de bevindingen van ervaringsdeskundigen met een licht verstandelijke beperking wat betreft de gebruikte taal en het ondersteunende beeldmateriaal in het bestaande voorlichtingsmateriaal bedoeld als voorbereiding op de operatieve ingreep, de operatieve ingreep zelf en het nazorgtraject? De probleemstelling en vraagstelling is in juli 2019 verbreed naar andere patiëntengroepen van de Nederlandse Obesitas Kliniek waaronder laaggeletterdheid en personen met een migratieachtergrond. Resultaten Voorlichtingsmateriaal en nevenproducten (her)ontwikkelen zodat het voldoet aan toegankelijkheidseisen en aansluit bij voorlichtingswensen van de patiënten. Tussen 1 september 2019 en 1 september 2020 staan de volgende projecten in de planning: 1. Toegankelijke taal verder uitwerken. Implementatie van op toegankelijke taal herontwikkeld materiaal Verder aanpassen van voorlichtingsmateriaal op informationele toegankelijkheid Aanpassing van de voedingsrichtlijn 2. Doorontwikkeling, implementatie en evaluatie van werkagenda voor patiënten. Inhoudelijk Vorm Medium 3. NOK-ker verder ontwikkelen. NOK-ker is een basisidee geïnspireerd op de Dopper. Verdere ontwerp en ontwikkeling is gewenst. Looptijd 01 maart 2018 - 31 december 2020 Aanpak We hanteren twee aanvliegroutes: 1. Ontwerponderzoek waarbinnen co-design. 2. Afstudeerkring. Dit houdt in: Er wordt samen gewerkt aan een sociaal vraagstuk. Er is sprake van een netwerkstructuur van praktijkorganisaties, lectoraten, docent-onderzoekers die zich verbinden aan het vraagstuk. Er is sprake van een langlopende kennisagenda. Er is sprake van jaarlijkse opdrachten voor studenten die daar op kunnen ‘solliciteren’. Er kan sprake zijn van taakgroepen van studenten die opdrachten uitwerken; elke student voert een deelaspect van de opdracht (individuele toetsing) uit. Deze afstudeerkring start met ingang van 1 september 2019. In voorgaande projecten hebben we in samenwerking met de LFB panelbijeenkomsten gehouden. Hierin werd voorlichtingsmateriaal onder de loep genomen en beoordeeld op (on)toegankelijkheid. Op basis van de resultaten van dit eerste onderzoek hebben vierdejaars studenten SPH voorlichtingsmateriaal herontwikkeld op toegankelijke taal, oefeningen, structuur.