In Nederland worden steeds vaker onderwaterdrones ingezet voor aquatische monitoring van ecologie en waterkwaliteit. Het eerste grootschalige nationale onderzoek met aquatische drones werd in 2013 uitgevoerd in het kader van het programma ‘Collaboratorium Klimaat en Weer’ [1] naar de waterkwaliteit onder drijvende woningen door Tauw, DeltaSync en Deltares en de hogescholen van Rotterdam en Groningen, waaruit bleek dat de effecten op o.a. zuurstofgehalte klein waren en het goede ecologische vestigingsplaatsen (o.a. mosselen en schuilplaatsen zijn voor kleine vissen) [2]. Na dit onderzoek hebben twee betrokken lectoren in 2015 het bedrijf INovatieve DYnamische MOnitoring (INDYMO) opgericht om de toepassing van aquatische drones in waterbeheer verder te onderzoeken in nauwe samenwerking met diverse overheden en kennisinstituten. INDYMO verbindt onderzoek, ondernemerschap en onderwijs en heeft vestigingen in YES!Delft en de watercampus in Leeuwarden, die nauw samenwerken met o.a. TU Delft en de hogescholen Groningen, Rotterdam en hogeschool Van Hall Larenstein.
MULTIFILE
Om gemeenten en gemeentelijke diensten te ondersteunen bij het verbeteren van de bronscheiding door bewoners is de Hogeschool van Amsterdam (HvA) maart 2021 een onderzoek gestart, genaamd BASSTA. In dit rapport worden de resultaten van de analysefase beschreven, waarin middels doe-boeken bij 55 bewoners inzicht is ontstaan in het hele proces dat een bewoner doorloopt bij het scheiden van afval, de ‘customer journey’.
DOCUMENT
Nederlandse waterschappen streven naar een efficiëntere rioolwaterzuivering: betere effluentkwaliteit met mogelijkheden tot (direct) waterhergebruik, en terugwinning van energie en grondstoffen. Verbeteringen aan het huidige zuiveringssysteem zijn mogelijk, maar zijn complex. Hierbij wordt het streven tot verduurzaming niet bereikt. Het huidige concept moet daarom volledig worden herontworpen.
MULTIFILE
In Nederland verdwijnt ongeveer 124 miljoen kg textiel in verbrandingsovens en wordt 70 miljoen kg textiel ingezameld (cijfers 2013). Volgens het Landelijk Afvalbeheer Plan (LAP3) is verbranding echter niet meer toegestaan. In meer dan de helft van de kleding wordt het synthetische materiaal polyester (polyethyleentereftalaat, oftewel PET) gebruikt. Herverwerking van PET vezels is nog een grote uitdagingOmdat het om vezels gaat, wordt in dit project onderzocht of vanuit het perspectief van vezelversterkte kunststoffen (in de regel juist hoogwaardige materialen) nuttige toepassingen ontwikkeld kunnen worden door de moleculaire en bij voorkeur ook de vezelstructuur te behouden. Door de lectoraten Smart Functional Materials en Lichtgewicht Construeren worden in dit project meerdere oplossingsrichtingen onderzocht voor de herverwerking van PET textielvezels: • Allereerst wordt onderzoek gedaan naar de verwerkingseigenschappen en toepasbaarheid in kunststofverwerkingsprocessen in het algemeen (w.o. extruderen en spuitgieten) van PET vezels. Indien succesvol, kunnen in de toekomst projecten worden ontwikkeld om PET vezels in industriële processen op deze manier te verwerken. • In analogie met andere projecten van het Lectoraat LC waarin glasvezelversterkt tape uit recyclaten wordt gemaakt en toegepast, wordt onderzocht of ook PET vezels samen met glasvezels in een tape verwerkt kunnen worden. Indien succesvol, kunnen producten met zeer hoge stijfheid en sterkte worden gemaakt met dit halffabricaat. • Door de vezels samen te spinnen met vezels van een ander materiaal, kan een zogenaamd co-mingled garen worden gemaakt als halffabricaat voor composiet producten. Indien succesvol, kunnen producten met zeer hoge stijfheid en sterkte worden gemaakt met dit halffabricaat. Doel van dit project is dan ook: Het bepalen van de technische haalbaarheid van genoemde drie oplossingsrichtingen en doen van aanbevelingen voor vervolgonderzoek voor herverwerking van rPET vezels. Deelnemen partijen zijn • Frankenhuis B.V., gespecialiseerd in het vervezelen en herverwerken van textiel, en • Comptape B.V. gespecialiseerd in het produceren van composiet tape
Gebouwautomatiseringssystemen voor de utiliteitssector zoals kantoren, scholen, ziekenhuizen vereisen steeds meer functionaliteit om tegemoet te komen aan nieuwe eisen en wensen van gebouwbeheer en eindgebruikers op gebied van o.a. comfort, bezetting, onderhoud interieur, afvalbeheer, energie en dergelijke. De recente technologische ontwikkelingen maken het mogelijk om de gebouwbeheersystemen in te zetten voor innovatieve toepassingen. Maar door lastige toegankelijkheid van bestaande systemen kunnen gebouwbeheerders onvoldoende gebruik maken van deze vernieuwingen. Fabrikanten van gebouwbeheersystemen (GBS) hebben hun producten (vaak op basis van BACnet) veelal zo ingericht dat onderlinge competitie en vrije marktwerking voor verschillende vernieuwende elementen op gebied van digitalisering van beheer- en onderhoudstaken moeilijk is. Recente ontwikkelingen maken het mogelijk binnen de field layer van BACnet dat nieuwe devices aan het bestaande gebouwbeheersysteem gekoppeld kunnen worden en reeds bestaande devices kunnen worden aangestuurd. Nieuwe open source data-mining applicaties (bijv. van Rapid Miner, IBM, Oracle) bieden daarbij de mogelijkheid nieuwe gegevens te genereren om het beheer van gebouwen verder te optimaliseren. Deze ontwikkelingen maken de weg vrij voor verdere toepassingen en innovaties en bieden kansen voor betrokken bedrijven in deze sector. Echter, gebouwbeheerders en installateurs zijn nog onwetend of onzeker van de mogelijkheden m.b.t. prestaties, robuustheid, integreerbaarheid en ondersteuning terwijl de behoefte tot nieuwe diensten groeit. In dit KIEM project wordt met een consortium van een sensor/ICT-ontwikkelbedrijf (Octo), een totaal installateur (E+W) (Lomans Amersfoort), een gebouwbeheerder (HU bedrijfsvoering) en drie onderzoekers uit verschillende lectoraten van de hogeschool Utrecht verkend welke open source datamining tools en innovatieve sensorsystemen van belang kunnen zijn voor de huidige gebouwautomatisering. Er wordt verkend waar de knelpunten zijn en waar de kansen liggen tot integratie. Daarbij kan gedacht worden aan diensten op basis van gebouwbeheer zoals gegarandeerd comfortabel binnenklimaat, efficiënte bezettingsgraad van ruimtes, vernieuwend afvalbeheer en optimale energiehuishouding. Maar ook andere potentiële diensten zullen verder worden onderzocht samen met ketenpartners en ICT/sensorsysteem-innovators. Deze verkenningen worden vertaald naar een programma voor vervolgonderzoek.