“Early warning signs of aggression” refers to recurring changes in behaviors, thoughts, perceptions, and feelings of the patient that are considered to be precursors of aggressive behavior. The early recognition of these signs offers possibilities for early intervention and prevention of aggressive behaviors in forensic patients. The Forensic Early warning Signs of Aggression Inventory (FESAI) was developed to assist nurses and patients in identifying and monitoring these early warning signs of aggression.
DOCUMENT
Objective. To study the prevalence, nature and determinants of aggression among inpatients with acquired brain injury. Background. Patients with acquired brain injury often have difficulty in controlling their aggressive impulses. Design. A prospective observational study design. Methods. By means of the Staff Observation Aggression Scale-Revised, the prevalence, nature and severity of aggressive behaviour of inpatients with acquired brain injury was assessed on a neuropsychiatric treatment ward with 45 beds. Additional data on patient-related variables were gathered from the patients’ files. Results. In total, 388 aggressive incidents were recorded over 17 weeks. Of a total of 57 patients included, 24 (42%) patients had engaged in aggressive behaviour on one or more occasions. A relatively small proportion of patients (n = 8; 14%) was found to be responsible for the majority of incidents (n = 332; 86%). The vast majority of aggression incidents (n = 270; 70%) were directly preceded by interactions between patients and nursing staff. In line with this, most incidents occurred at times of high contact intensity. Aggressive behaviour was associated with male gender, length of stay at the ward, legal status and hypoxia as the cause of brain injury. Conclusion. Aggression was found to be highly prevalent among inpatients with acquired brain injury. The results suggest that for the prevention of aggression on the ward, it may be highly effective to develop individually tailored interventions for the subgroup with serious aggression problems. Relevance to clinical practice. Insight into the frequency, nature and determinants of aggressive behaviour in inpatients with acquired brain injury provides nurses with tools for the prevention and treatment of aggressive behaviour.
DOCUMENT
Background: Concepts such as participation and environment may differ across cultures. Consequently, to use a measure like the Participation and Environment Measure for Children and Youth (PEM-CY) in other than the original English-speaking contexts, cultural adaptation needs to be assured. The aim of this study was to cross-culturally translate and adapt the PEM-CY into German as it is used in Germany, Austria and Switzerland. Methods: Fifteen parents of children and adolescents with disabilities from three German speaking countries participated in three rounds of think-aloud interviews. We followed the procedure of cultural equivalence guidelines including two additional steps. Data was analyzed by content analysis using semantic, idiomatic, experiential and conceptual equivalence. Results: Results show adaptations mainly focused on experiential and conceptual equivalence, with conceptual equivalence being the most challenging to reach. Examples of experiential equivalence included adapting the examples of activities in the PEM-CY to reflect those typical in German speaking countries. Conceptual equivalence mainly addressed aspects of “involvement” and “environment” of children and adolescents and was reached through adaptations such as enhanced instructions and structures, and additional definitions. Conclusions: This study presents a cross-cultural translation and adaptation process to develop a German version of the PEM-CY that is suitable for Germany, Austria and Switzerland. Using a modified cultural adaptation process, a culturally adapted version of PEM-CY (German) is now available for research, practice and further validation.
DOCUMENT
Background: Concepts such as participation and environment may differ across cultures. Consequently, to use a measure like the Participation and Environment Measure for Children and Youth (PEM-CY) in other than the original English-speaking contexts, cultural adaptation needs to be assured. The aim of this study was to cross-culturally translate and adapt the PEM-CY into German as it is used in Germany, Austria and Switzerland. Methods: Fifteen parents of children and adolescents with disabilities from three German speaking countries participated in three rounds of think-aloud interviews. We followed the procedure of cultural equivalence guidelines including two additional steps. Data was analyzed by content analysis using semantic, idiomatic, experiential and conceptual equivalence. Results: Results show adaptations mainly focused on experiential and conceptual equivalence, with conceptual equivalence being the most challenging to reach. Examples of experiential equivalence included adapting the examples of activities in the PEM-CY to reflect those typical in German speaking countries. Conceptual equivalence mainly addressed aspects of “involvement” and “environment” of children and adolescents and was reached through adaptations such as enhanced instructions and structures, and additional definitions. Conclusions: This study presents a cross-cultural translation and adaptation process to develop a German version of the PEM-CY that is suitable for Germany, Austria and Switzerland. Using a modified cultural adaptation process, a culturally adapted version of PEM-CY (German) is now available for research, practice and further validation.
DOCUMENT
Deze bijdrage thematiseert het proces om mensen die door wat zich heeft voorgedaan in hun leven buiten de samenleving, onder toezicht van justitie zijn geplaatst, te ondersteunen weer burger te worden. Vaak is ons systeem van detinering, behandeling, reclassering en begeleiding, zo lijkt het, daar redelijk succesvol in. Veel mensen keren terug in de samenleving, al is dit voor een groot deel betrekkelijk onsuccesvol, getuige de hoge recidivepercentages18. Al jaren is de vraag hoe dit percentage terug te brengen is. Er is veel kennis beschikbaar over risicotaxatie en hoe te komen tot een plan van aanpak dat in potentie kans van slagen heeft. Maar de uitvoering is lang niet altijd succesvol19. Risicoarme rehabilitatie van forensische cliënten is complex. Dit komt door factoren aan de kant van de cliënt, zoals psychopathologie en een crimineel milieu, factoren in het forensisch systeem, zoals de competenties van de daar werkende professionals en de wijze waarop zorg en toezicht georganiseerd zijn, wet- en regelgeving en maatschappelijke factoren, zoals de moeite van de samenleving om mensen met een forensisch verleden weer te accepteren.
DOCUMENT
Eén van de voorbeelden van het versnipperd aanbieden van hulp is te vinden in de schoolverzuimketen. Schoolverzuim vergroot de kans op voortijdig schoolverlaten. Dit heeft een grote impact op de maatschappelijke kansen van een kind en zijn of haar toekomst. Schoolverzuim is een ernstig probleem dat snel en adequaat moet worden aangepakt. Zodra er sprake is van ongeoorloofd schoolverzuim, is dat een reden tot zorg. De kinderen die structureel van school verzuimen, hebben meer nodig dan enkel de eerstelijns zorg. Achter structureel schoolverzuim gaat vaak meervoudige (gezins-)problematiek schuil (Raad voor de Kinderbescherming, 2016). Door het versnipperd aanbieden van diensten verliezen kwetsbare kinderen het vertrouwen in de hulpverlening omdat het te lang duurt voordat een kwetsbaar kind passende en samenhangende hulp ontvangt (Verheijden & de Lange, 2016). In 2017 is vanuit de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) in samenwerking met Stichting Halt en Leerplicht in Haarlem een project ontwikkeld voor een nieuwe werkwijze rondom schoolverzuim, genaamd: “Ontketen de zorg, Breed Inzetbare Professional (BIP)”. Binnen dit project zal geëxperimenteerd worden met meer uitwisseling van kennis in de justitiële keten. Elke professional in de ketensamenwerking bezit kennis en vaardigheden op een bepaald vakgebied. Hoe mooi zou het zijn als de verschillende professionals hun kennis en vaardigheden bundelen en daarmee de cliënt nog beter van dienst kunnen zijn. Door interdisciplinaire samenwerking hoeft een cliënt niet meer doorverwezen te worden naar een ander loket in de keten (D’amour & Oandasan, 2005). De continuïteit in de justitiële keten kan daarmee geborgd worden. Het innovatieteam van het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft dit project omarmd en heeft de financiering voor het project geboden.
DOCUMENT
Dit liber amicorum is geschreven voor Anneke Menger, ter ere van haar afscheid als lector Werken in Justitieel Kader. De bijdragen zijn geschreven door mensen uit het werkveld, het onderwijs en door onderzoekers waarmee Anneke heeft samengewerkt. In de tien jaren dat Anneke Menger leiding heeft gegeven aan dit lectoraat hebben een groot aantal onderzoeken en methodieken voor de werkpraktijk het licht gezien, en heeft het lectoraat belangrijke ontwikkelingen in het onderwijs ondersteund en mede vormgegeven. Een aantal daarvan komen in deze bijdrage aan de orde. Inhoud: Allround lector - Lia van Doorn Op de schouders van een gigant - Jacqueline Bosker & Vivienne de Vogel Wordt vervolgd: werkalliantie in het gedwongen kader - Widya de Bakker & Annelies Sturm Bruikbaarheid van Menger’s werkalliantiemodel voor de justitiële jeugdinrichting - Joep Hanrath & Marie-José Geenen De professional als kennisbron - Lous Krechtig Professioneel beslissen in de forensisch sociale praktijk: ervaringskennis alleen is niet genoeg - Jacqueline Bosker Over theoretische kwaliteitscriteria voor risicotaxatie - Andrea Donker & Jacqueline Bosker ‘Everybody has won, and all must have prizes.’ Over de professionalisering van het reclasseringswerk in Nederland - Renée Henskens, Ada Andreas, Marleen Nieuwland, Jessica Westerik & Maarten van der Linde Een nieuwe methodiek voor het stimuleren van zelfstandig vertrek van vertrekplichtige vreemdelingen - Inge Toebosch De professional aan het woord; jeugdreclassering op zoek naar een nieuwe balans - Marlous de Vos & Marius van der Klei Geheimhouding binnen de relatie tussen reclasseringswerker en cliënt in historisch perspectief - Jaap A. van Vliet & Josien Leurdijk Continuïteit in de justitiële keten: Over knellende kaders, koudwatervrees en witte raven - Vivienne de Vogel Ontketen de zorg: het inzetten van Breed Inzetbare Professionals in de jeugdzorgketen - Fatima Yazami, Josje Dikkers & Vivienne de Vogel Onderwijs voor de forensisch sociale professional - Jacqueline Bosker, Joep Hanrath, Mirella Marks, Maaike de Boois & Simone van Egdom Een korte geschiedenis van de andragologie - Maaike de Boois Over het belang van materiële dienstverlening in het gedwongen kader - Nadja Jungmann, Marc Anderson & Tamara Madern Rehabilitatie in gedwongen kader: herstel van het goede leven - Jean Pierre Wilken Sociaal werk: Een mensenrechtenberoep bij uitstek? - Alicia Dibbets & Quirine Eijkman Een concept groslijst met maatschappelijke waarden van reclasseren - Attila Németh, Mark Dorenbusch, Irma Nibbelink, Michel Linnenbank & Alan Kabki
MULTIFILE
Continuïteit in de justitiële keten is een thema dat momenteel sterk in de belangstelling staat. Wanneer de strafrechtelijke titel afloopt is het essentieel dat er een soepele overgang is naar eventuele vervolgvoorzieningen en/of maatschappelijke re-integratie middels goede huisvesting, werk en sociale inbedding. Continue zorg en begeleiding na detentie of een behandeling in gedwongen kader is essentieel om terugval in delicten, (zelf)destructief of overlastgevend gedrag te voorkomen. De belangen van goede aansluiting en samenwerking in de keten zijn dan ook groot voor de maatschappij en de cliënt zelf, maar ook voor zijn of haar omgeving en de betrokken professionals. Voor de cliënt is het belangrijk dat hij of zij zich gezien en gehoord blijft voelen en dat door de omgeving en professionals gesignaleerd en geïntervenieerd kan worden mocht het onverhoopt niet goed gaan.
DOCUMENT
Individueel gedrag met zekerheid voorspellen is onmogelijk. Dat geldt dus ook voor het voorspellen van crimineel gedrag en voor het voorspellen van recidive, de term waarmee het opnieuw vertonen van crimineel gedrag wordt aangeduid. Voorspellen kan dus niet, maar het inschatten of taxeren van het recidive-risico kan wel. Dat is zelfs een belangrijk onderdeel van het werk van professionals in de forensisch sociale praktijk omdat het helpt bij de basisvragen waar zij voor staan. In deze bijdrage bespreken we eerst drie belangrijke basisvragen voor de forensisch sociale professional. Vervolgens gaan we in op drie methoden van risicotaxatie en criteria en bespreken de overwegingen om hiertussen een keuze te maken. Daarna gaan we in op wat dit betekent voor de praktijk.
DOCUMENT
De schuldenproblematiek in Nederland is groot. Eén op de vijf huishoudens heeft risicovolle of problematische schulden (Westhof e.a. 2015). Dit wil zeggen dat er sprake is van serieuze schuldenproblematiek waarbij het meer (risicovol) of minder (problematisch) voor de hand ligt dat een huishouden de situatie op eigen kracht kan oplossen. Aanhoudende schuldenproblematiek werkt ondermijnend (Jungmann & Madern, 2017). Mensen gaan slechter functioneren in hun sociale netwerk, op de werkvloer en krijgen vaker gezondheidsproblemen. Bij mensen die onder reclasseringstoezicht staan is de problematiek groter. Ongeveer de helft heeft (hoge) schulden (Jungmann e.a. 2014). In deze bijdrage vragen wij aandacht voor het belang van een effectieve aanpak van schuldenproblematiek bij deze groep en werken we uit hoe dat vorm zou kunnen krijgen. Voorliggend hoofdstuk begint met een korte schets van de kennis die er is over de doorwerking van financiële problematiek op delinquent gedrag en het falen van het Nederlandse systeem van schuldhulpverlening voor cliënten in het gedwongen kader.
DOCUMENT