The project X-TEAM D2D (Extended ATM for Door-to-Door Travel) has been funded by SESAR JU in 2020 and completed its activities in 2022, pursuing and accomplishing the definition, development and initial assessment of a Concept of Operations (ConOps) for the seamless integration of ATM and air transport into an overall intermodal network, including other available transportation means (surface, water), to support the door-to-door connectivity, in up to 4 hours, between any location in Europe. The project addressed the ATM and air transport, including Urban Air Mobility (UAM), integration in the overall transport network serving urban and extended urban (up to regional level) mobility, specifically identifying and considering the transportation and passengers service scenarios expected for the near, medium and long-term future, i.e. for the project baseline (2025), intermediate (2035) and final (2050) time horizons. In this paper, the main outcomes from the project activities are summarized, with particular emphasis on the studies about the definition of future scenarios and use cases for the integration of the vertical transport with the surface transport towards integrated intermodal transport system and about identification of the barriers towards this goal. In addition, an outline is provided on the specific ConOps for the integration of ATM in intermodal transport infrastructure (i.e. the part of the overall ConOps devoted to integration of different transportation means) and on the specific ConOps for the integration of ATM in intermodal service to passengers (i.e. the specific component of the ConOps devoted to design of a unique service to passengers). Finally, the main outcomes are summarized from the validation of the proposed ConOps through dedicated simulations.
DOCUMENT
Greenhouse gas emissions from air transport, and methods to calculate them, are notwell defined in the current literature. While calculating the direct emissions of CO2 is already causefor some debate, the contribution of other emissions and impacts – like nitrogen oxides (NOx),contrails, water vapour – to climate change still lacks a reliable metric. As aviation is the largestemitter of greenhouse gases within tourism, accurate estimates of carbon and non-carbon emissions are important. This paper presents some standardisation as well as general insights to assistresearchers assessing the impact of aviation on climate change in scenario studies or evaluatingmitigation policies. The IPCC introduced a radiative forcing index (RFI) to measure the role of aviation in climate change, which is in scenario studies or evaluations of policies often used as a kind ofconstant ‘equivalence factor’. The paper shows this to be inaccurate and proposes ways to accountfor both carbon and non-carbon climate impacts of air transport
DOCUMENT
Sleep quality and maintenance of the optimal cognitive functioning is of crucial importance for aviation safety. Fatigue Risk Management (FRM) enables the operator to achieve the objectives set in their safety and FRM policies. As in any other risk management cycle, the FRM value can be realized by deploying suitable tools that aid robust decision-making. For the purposes of our article, we focus on fatigue hazard identification to explore the possible developments forward through the enhancement of objective tools in air transport operators. To this end we compare subjective and objective tools that could be employed by an FRM system. Specifically, we focus on an exploratory survey on 120 pilots and the analysis of 250 fatigue reports that are compared with objective fatigue assessment based on the polysomnographic (PSG) and neurocognitive assessment of three experimental cases. We highlight the significance of predictive objective tools that should be deployed by contemporary FRM models. We also report the need for utilization of scientific-based tools for predictive FRM, in which objective sleep quality and neurocognitive assessment should be the core aspect. We note the period of restructuring ahead as an opportunity for operators to rethink and restructure their FRM.
DOCUMENT
Onze huidige voedselvoorziening wordt gekenmerkt door overmatig gebruik van bestrijdingsmiddelen zoals antibiotica, genetische manipulatie, overdadig veel transport, water en andere grondstoffen worden gebruikt en productieprocessen gebaseerd op fossiele brandstoffen. Ook wordt veel landbouwgrond dusdanig uitgeput dat de kwaliteit van de grond en de diversiteit sterk achteruit gaan. Gezonde en duurzaam geproduceerde voeding zou voor iedereen bereikbaar moeten zijn. Bovendien is er veel leegstand in verschillende regio’s, deze leegstand kan door middel van aquacultuur systemen zeer waardevol worden benut. Dit is de aanleiding geweest om te zoeken naar alternatieve mogelijkheden voor duurzame productie van voedsel binnen de agrifoodsector. Geïntegreerde aquacultuur systemen worden verwacht goed toepasbaar te zijn voor duurzame voedingsproductie. Deze systemen verminderen de afhankelijkheid van de huidige voedselvoorziening van chemie, olie en gas. Bovendien stimuleert het de lokale en regionale economie en schept het duurzame werkgelegenheid. De doelstelling is het sluiten van de materiaalstroomketen, het voorkomen van afvalstoffen en het stimuleren van grondstof besparing. De aanpak van dit project is daarom gericht op de transitie naar circulaire materiaalstromen waarbij hoogwaardig hergebruik van de materialen mogelijk is op een manier waarbij waarde wordt toegevoegd. Hierbij worden mogelijkheden verkent in het kader van de biobased economy en nieuwe business- en verdienmodellen van dergelijke geïntegreerde aquaculturen. De onderzoeksvraag voor A2FISH is welke circulaire business- en verdienmodellen er realiseerbaar zijn voor kansrijke geïntegreerde aquacultuursystemen binnen de agrifoodsector. Om die onderzoeksvraag uiteindelijk te kunnen beantwoorden, zijn een aantal deelvragen geformuleerd: • Welke aquacultuursystemen zijn kansrijk toepasbaar binnen de agrifoodsector? • Aan welke technische en economische aspecten moet een aquacultuursysteem voldoen om te komen tot kansrijke business- en verdienmodellen? • Welke soorten planten kunnen worden met waardevolle inhoudsstoffen kunnen worden gekweekt met de aquacultuursystemen? • Welke soorten gangbaar industrieel visvoer kan worden gefabriceerd uit reststromen uit de voedingsmiddelenindustrie en welke invloed heeft dit voer als bemesting op de waterkwaliteit? • Hoe ziet een vervolgtraject voor een geïntegreerd circulair aquacultuursysteem eruit en in hoeverre is dit anders dan voor gangbare alternatieven?
Fietsen in Nederland creëren een afvalprobleem. Zo zijn weesfietsen een voorbeeld van hoe een fietsrijke samenleving geen duurzaam transportsysteem garandeert. Twintig procent van de Nederlandse openbare fietsenstallingen staan vol met weesfietsen (WMD, 2008). Het tijdig en adequaat onderhouden en repareren van de spullen die wij gebruiken, dus ook fietsen, kan helpen om tot minder afval te komen (Ackerman, Mugge and Schoormans, 2018). Reparatie- en onderhoudswerkzaamheden zijn echter niet altijd haalbaar voor alle gebruikers (Makatsoris et al., 2017; Bakker et al., 2023). Het Bike Kitchen (BK) concept is een wereldwijd fenomeen met als kernwaarden het beschikbaar maken van fietsreparatie voor alle mensen (Valentini en Butler, 2023; Batterbury & Dant, 2019; Batterbury & Manga, 2022; Bradley, 2018). Hoewel de uitvoering van verschillende BK’s anders is, heeft het concept als primaire doel gebruikers professioneel te ondersteunen bij het (leren van) repareren en onderhouden van hun eigen fiets om zo de levensduur van de fiets te verlengen. Tijdens dit KIEM-project onderzoeken ontwerpend onderzoekers samen met service designers, sociaal ondernemers en ROC Midden Nederland hoe een BK als Living Lab bij kan dragen aan het (leren over) verminderen van de milieu-impact uit materiaalgebruik. Vanuit eerder opgedane inzichten uit de literatuur en bij de BK Amsterdam, worden twee BK’s ontworpen en geoperationaliseerd, gericht op specifieke plaatsen (Utrecht Science Park en woonwijk Overvecht) en twee specifieke doelgroepen (studenten en wijkbewoners). Door middel van observaties, interviews en focusgroepen zoomen we in op achterliggende waarden en competenties met betrekking tot materialen- en productgebruik en zoomen we uit op de invloed op de samenleving. Zo leren we hoe het BK concept direct invloed kan hebben op milieu-impact en indirect op andere initiatieven en/of maatschappelijke ontwikkelingen en zo bij kan dragen als ‘agent of change’ richting een duurzame samenleving (Valentini en Butler, 2023).
In Nederland draaien 600.000 industriemotoren in transport, scheepvaart en z.g. Non Road Mobile Machinery (m.n. land- en bosbouw machines en stationaire motoren). Zij verbruiken jaarlijks ongeveer 5 miljard liter diesel, 20%% van het totale dieselverbruik. Ook deze sectoren dienen hun CO2 uitstoot en stikstofuitstoot te reduceren. Kijkend naar mogelijke oplossingen is elektrificatie niet geschikt vanwege het hoge specifiek gevraagde vermogen + kosten. Waterstof is te duur en voor mobiele toepassingen te bewerkelijk. Gesteund door technologie-neutraal klimaatbeleid vanuit de EU (32% hernieuwbare brandstoffen in 2030, waar elektrificatie niet mogelijk is), definieert de sector een voorkeur voor hernieuwbare methanol als marsroute richting emissiereductie. RAAK-MKB project Schoon Schip levert eind 2023 een werkend prototype methanol-conversiekit en manual voor een kleine industriemotor op. Mede door dit succes, groeide het consortium en ontstond een nieuwe vraag: Hoe kan de sector van industriemotoren lokale emissies van het huidige motorenpark van Stage III motoren naar Stage V niveau- en de Well-to-Wheel CO2-uitstoot verlagen met gebruik van hernieuwbare methanol als brandstof? De huidige stand van de techniek laat zien dat in grote (scheepvaart) motoren (<10.000Kw) dual-fuel en uitlaatgasnabehandeling vorm krijgt, voor kleinere industriemotoren is deze techniek nog nauwelijks beschikbaar. De HAN beantwoordt deze marktvraag in 4 werkpakketten om effectieve conversie van een stageIII motor naar StageV emissies te realiseren. Ze maakt hier een vertaalslag van de wetenschap en kennis bij grote zeevaartmotoren, naar (kleinere) industriemotoren. Dit gebeurt door te onderzoeken binnen welke kaders (economisch, emissies, prestaties en levensduur) een prototype motor te ontwikkelen klaar voor lange duurtesten. Brandt Schoon combineert opgedane motorenkennis met kennis uit de academische wereld om tot een betrouwbare toepassing van methanol in de binnenvaart te komen. Het gaat er om tot een werkende praktijkoplossing te komen voor het gebruik van hernieuwbare methanol in het bestaande park van 600.000 industriemotoren.
Lectoraat, onderdeel van NHL Stenden Hogeschool