Background: The strain on health care services is increasing due to an ageing population and the increasing prevalence of chronic health conditions. eHealth could contribute to optimise effective and efficient care to older adults with one or more chronic health conditions in the general practice. Aim: The aim of this study was to identify the needs, barriers and facilitators amongst community-dwelling older adults (60þ) suffering from one or more chronic health conditions, in using online eHealth applications to support general practice services. Methods: A qualitative study, using semi-structured followed by think-aloud interviews, was conducted in the Netherlands. The semi-structured interviews, supported by an interview guide were conducted and analysed thematically. The think-aloud method was used to collect data about the cognitive process while the participant was completing a task within online eHealth applications. Verbal analysis according to the Chi approach was conducted to analyse the think-aloud interviews. Findings: A total of n = 19 older adults with a mean age of 73 years participated. The ability to have immediate contact with the GP on important health issues was identified as an important need. Identified barriers were non-familiarity with the online eHealth applications and a mismatch of user health needs. The low computer experience resulted in non-familiarity with the online eHealth applications. Faltering applications resulted in participants refusing to participate in the use of online eHealth applications. Convenience, efficiency and the instant availability of eHealth via applications were identified as important facilitators. Conclusion: To improve the use and acceptability of eHealth applications amongst older adults in the general practice, the applications should be tailored to meet individual needs. More attention should be given to improving the user-friendliness of these applications and to the promotion of the benefits such as facilitating older adults independent living for longer.
DOCUMENT
De bestaanszekerheid in Nederland staat de afgelopen paar jaar hoog op de maatschappelijke agenda. Verschillende groepen mensen die onvoldoende bestaanszekerheid ervaren, worden meer en meer zichtbaar. Hoewel de reclasseringspopulatie in meerdere dwarsdoorsnedes oververtegenwoordigd is (waaronder alleenstaanden, lage inkomens, schuldenaren en daklozen), is een analyse van de bestaanszekerheid van de Nederlandse reclasseringspopulatie nog niet gedaan. Toch kan een gebrek aan bestaanszekerheid wel degelijk van invloed zijn op het reclasseringstraject én is menig reclasseringswerker wel betrokken bij het bevorderen van de bestaanszekerheid. In een publicatie van Smit (2019) wordt de mate van bestaanszekerheid in Nederland beschreven in de periode van 2016 tot 2019. Volgens Smit zijn er 2,6 miljoen huishoudens in Nederland die moeilijk rond kunnen komen, heeft één op de vijf huishoudens een betaalachterstand en zijn er 320.000 mensen in Nederland die werken en toch arm zijn (Smit, 2019; Schonewille andamp; Crijnen, 2019; Vrooman, Josten, Hoff, Putman andamp; Wildeboer Schut, 2018). Hoewel er in de pre-corona periode sprake is geweest van hoogconjunctuur, profiteerde niet iedereen daar in gelijke mate van. Dit heeft de kloof tussen arm en rijk verder vergroot. Met de huidige inflatiecijfers en stijgende kosten wordt deze kloof verder uitvergroot. Dit versterkt de maatschappelijke onrust en sociale ongelijkheid. Sociale ongelijkheid ontstaat volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) door een overvloed van kapitaal bij sommige groepen en schaarste van kapitaal bij andere groepen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in vier verschillende vormen van kapitaal, namelijk: economisch kapitaal, persoonskapitaal, sociaal kapitaal en cultureel kapitaal. Het SCP definieerde in 2014 al zes sociale groepen met verschillende mate van kapitaal (Vrooman, Gijsberts andamp; Boelhouwer, 2014): (1) de gevestigde bovenlaag, (2) de jongere kansrijken, (3) de werkende middengroep, (4) de comfortabel gepensioneerden, (5) de onzekere werkenden en (6) het precariaat. Met name deze laatste twee groepen kennen een tekort aan kapitaal op meerdere van de vier hiervoor genoemde vormen van kapitaal. Dit zet de bestaanszekerheid van deze groepen onder druk. Juist de mensen die strafbaar gedrag vertonen bevinden zich onevenredig vaak in deze laatste twee groepen. Armoede, werkloosheid en een gebrek aan financiële zekerheid vormen stressoren die bij kunnen dragen aan (de herhaling van) strafbaar gedrag (Roeland, Visser andamp; Németh, 2021).
MULTIFILE
Met de uitvoering van het onderzoek ‘Het stedenbouwkundig bureau van de toekomst’ (zie eerste rapportage van het RAAK-project) aan de Hogeschool van Amsterdam is een kennisplatform tot stand gekomen over de inhoud en onderlinge positionering van stedelijke theorieën, methoden en casussen. Het platform stelt de stedelijk professional (al werkend en lerend) in staat, in samenspraak met collega’s, de beschikbare interdisciplinaire kennis over ruimtelijke analyses in stedelijke gebieden te ontsluiten, te delen en te vergroten.
DOCUMENT
Zowel internationaal als nationaal zijn steden weer geliefd zijn. Zowel bij studenten, alleenstaanden als bij gezinnen. De vraag naar woningen is daardoor al jaren groter dan het aanbod. Om aan die toenemende woningvraag te voldoen, moeten steden steeds meer bouwen op inbreidingslocaties en in steeds hogere bebouwingsdichtheden. Deze verdichtingsopgave geldt ook voor de gemeente Delft. De vraag is hoe men hier invulling aan moet geven. De laatste hoogbouwvisie van de gemeente Delft waarin dit gedeeltelijk staat beschreven, stamt uit 2005 en is daardoor toe aan een actualisatie. Er wordt nu gewerkt aan een nieuwe visie. Deze moet antwoord geven op de vraag op welke plekken hoogbouw wordt toegestaan en welke voorwaarden aan die hoogbouw gesteld zullen worden. Dit laatste gaat bijvoorbeeld over de maximale hoogte, de functionaliteiten, uitstraling, betaalbaarheid, verbinding met de wijk en hoe je in je ontwerp rekening kan houden met de anderhalve meter maatschappij. De gemeente Delft wil graag een aantal van deze voorwaarden en gedachten testen op een aantal locaties door middel van een multidisciplinaire challenge met studenten. Studenten van diverse kennisinstellingen (Haagse Hogeschool, hogeschool Inholland en TU Delft) en allerlei opleidingen, omdat het hier niet alleen gaat over een technisch ontwerp van een gebouw, maar ook over prettig wonen, leven en werken. Het gaat over mensen, over voorzieningen, over openbare ruimte en over voldoende afstand houden.