Umami (“hartigheid”) is één van de vijf basissmaken en is in het begin van de vorige eeuw ontdekt in zeewier. Umami wordt veroorzaakt door bepaalde vormen van aminozuren, en daar wilden we het fijne van weten. In dit project hebben we eiwitten en de aminozuren waaruit die zijn opgebouwd chemisch gekarakteriseerd en sensorisch beoordeeld. Op termijn is het perspectief om uit zeewier, eendenkroos en reststromen van gewassen eiwitcomponenten te isoleren met toegevoegde waarde qua smaak.
MULTIFILE
In werkpakket A, Zeewierteelt, werd onderzocht wat het effect is van de nitraatconcentratie op de groei en eiwitgehalte van de zeewiersoorten Saccharina latissima en Ulva lactuca. Bij de laatste soort werd ook gekeken naar de aminozuursamenstelling. Hogere nitraatconcentraties zorgden bij beide zeewiersoorten voor een hogere groeisnelheid en een hogere eiwitgehalte. De totale aminozuurhoeveelheid van Ulva lactuca was hoger bij blootstelling aan een hogere nitraatconcentratie. Alle gemeten aminozuurgehaltes waren hoger, behalve die van methionine, die gelijk was ten opzichte van de Ulva lactuca die gekweekt werd onder lage nitraatconcentraties. Het is dus mogelijk om tijdens het groeiproces, de aminozuur- en eiwitgehalte van zeewier te verhogen. De toename in eiwitgehalte was zelfs zo snel, dat het mogelijk is om zeewier te verrijken door het twee weken voor de oogst onder verhoogde nitraatconcentraties te laten groeien.
MULTIFILE
In dit boekje over crowdsourcing worden een aantal relevante aspecten van crowdsourcing behandeld. Allereerst beschrijven we een aantal historische voorbeelden om duidelijk te maken dat crowdsourcing niet ontstaan is als gevolg van de opkomst van internet maar als fenomeen al bestond voor het internettijdperk. Door internet is het echter zonder meer eenvoudiger geworden crowdsourcing te organiseren en een veel grotere groepen deelnemers te betrekken. In de sectie 'Wisdom of the Crowds' gaan we in op de onderliggende principes van crowdsourcing. Crowdsourcing wordt vaak in één adem genoemd met de 'Wisdom of the Crowds', als onderliggend mechanisme hoe en waarom crowdsourcing werkt. We zullen echter concluderen dat de 'Wisdom of the Crowds' slechts één van de drie onderliggende principes van crowdsourcing is. Vervolgens gaan we in op de verschillende verschijningsvormen van crowdsourcing. Na een reflectie op bestaande voorstellen om tot een categorisering te komen van deze verschijningsvormen, presenteren we zeven categorieën op basis van het te onderscheiden doel. Bij de keuze om crowdsourcing in te zetten zal naar de kosten, risico's en baten ervan gekeken moeten worden. In de sectie 'Kosten en baten van crowdsourcing' bekijken we dit aspect voornamelijk vanuit het perspectief van de initiërende organisatie. Maar de kosten en baten voor de deelnemers zullen ook kort beschreven worden om te begrijpen wat hen drijft om aan een crowdsourcingproject mee te doen. In de laatste sectie beantwoorden we de vraag hoe crowdsourcing zo effectief en efficiënt mogelijk is in te zetten door naar een aantal implementatiemodellen te kijken en algemene adviezen te inventariseren. We sluiten af met een reflectie op de beschreven bevindingen.
DOCUMENT
Een consortium van voedings- en duurzaamheidsexperts en diëtisten onderzoekt in dit project samen met obese ouderen ecologisch duurzame voedingsconcepten voor ouderen met obesitas. Zowel obesitas als een afname van spiermassa en spierfunctie (sarcopenie) is een groot probleem onder ouderen. De diëtist behandelt obesitas met een energiebeperkt dieet, wat resulteert in gewichtsverlies, maar ook in ongewenst spiermassaverlies. Om spiermassa te behouden en daarmee sarcopenie te voorkomen, adviseert de diëtist vaak eiwitten uit dierlijke bronnen, zoals vlees en zuivel. Een groot nadeel van dit advies is de negatieve invloed op het milieu. Een meer plantaardige voeding is veel duurzamer en heeft daarnaast sterke gezondheidsvoordelen, maar lijkt minder effectief voor spiermassabehoud vanwege een ongunstige aminozuursamenstelling. Dit weerhoudt de diëtist om meer duurzame adviezen te geven. De aminozuursamenstelling kan worden verbeterd door slimme combinaties te maken van plantaardige eiwitbronnen. Hoe plantaardige producten te combineren zijn en hoe dit door de praktijk toegepast kan worden is nog onduidelijk. Tevens is het een uitdaging deze eiwittransitie te vertalen naar gedrag van ouderen. Daarnaast is er nog vrijwel geen onderzoek gedaan naar het effect van een duurzaam, meer plantaardige voedingspatroon op spiermassa en algehele gezondheid van obese ouderen. Het consortium beoogt deze kennis te ontwikkelen. In werkpakket (WP) 1 wordt een duurzaam, meer plantaardig voedingsconcept ontwikkeld. In WP2 wordt een begeleidingsplan ontwikkeld gericht op een succesvolle ondersteuning bij het veranderen van eetgedrag naar meer plantaardig eten. De haalbaarheid van het duurzame voedingsconcept met begeleidingsplan (WP1+2) wordt in de praktijk getest middels een pilot studie (WP3). Vervolgens wordt in een RCT de effectiviteit van dit duurzame voedingsconcept op spiermassa en algemene gezondheid onderzocht bij ouderen met obesitas (WP4) en vertaald naar richtlijnen voor de Nederlandse diëtetiek (WP5). Samenvattend: een relevant onderzoek waarin voeding, duurzaamheid, gezondheid en praktijk samenkomen, voor een meer duurzame en effectieve diëtetiek.
Voor een efficiënte opfok van vleeskuikens, met behoud van gezondheid van mens en dier, moet aan de dieren een kwalitatief voer met daarin een hoogwaardige eiwitbron worden verstrekt. Om aan de vraag naar eiwit te voldoen, gebruikt men in de veevoederindustrie doorgaans soja. Sojaproductie gaat echter gepaard met een grote ecologische voetafdruk en de vraag naar meer duurzaam geproduceerde eiwitbronnen neemt toe. De meeste eiwitbronnen hebben echter een eiwitverteerbaarheid die lager is dan soja. Bij gebruik van deze bronnen vindt daardoor meer microbiële afbraak (eiwitfermentatie) in de dikke darm en blinde darmen plaats, wat resulteert in darmschade t.g.v. giftige afbraakproducten en bacteriële groei van Clostridium perfringens. Groei van Campylobacter spp. leidt tevens tot gezondheidsrisico voor de consument. Naast een duurzaam productieproces, moeten eiwitbronnen daarom ook een hoge eiwitverteerbaarheid hebben. Uit gesprekken die gevoerd zijn door onderzoekers van de HAS hogeschool met nutritionisten van Agrifirm, het Feed Design Lab (FDL) en leveranciers van eiwitbronnen en voederadditieven, blijkt de noodzaak tot investering in duurzame eiwitbronnen. Hiermee voldoet de veevoederindustrie ook in de toekomst aan de vraag naar hoogwaardige grondstoffen, die door vleeskuikensector, de consument en de maatschappij wordt gesteld. Kansrijke eiwitbronnen worden beoordeeld door bestaande kennis m.b.t. duurzaamheid van het productieproces te centraliseren en in-vitro verteerbaarheidsonderzoek uit te voeren. In dit project werken HAS hogeschool, Wageningen Universiteit (WUR), Agrifirm en FDL samen in een consortium. In een eerste werkpakket leidt literatuuronderzoek tot een selectie van kansrijke duurzame eiwitbronnen. In een tweede werkpakket wordt middels een Boisson-analyse de verteerbaarheid van deze eiwitbronnen bestudeerd. In een volgend project wordt met dierproeven het effect van de meest kansrijke eiwitbronnen op darmfunctie, -gezondheid en dierprestatie bestudeerd.