De italiaanse historicus Gribaudi heeft enkele generaties arbeiders in Turijn in de eerste helft van de twintigste eeuw onderzocht. Hij analyseert onder andere de herkomst (terug tot het platteland) en verdere ontwikkeling van 48 families die in 1936 een huis bewonen in de arbeidersbuurt Madonna de Campagna de herkomst (terug tot het platteland). De straks te presenteren inventaris van het Sphinxarchief biedt vast en zeker mogelijkheden een soortgelijke studie te ondernemen naar de cité ouvrière van Regout in de St.Antoniusstraat om op die wijze een nieuw hoofdstuk te schrijven in de geschiedenis van haat en liefde tussen de Regouts, de Sphinx en het Boschstraatkwartier-Oost.
LINK
In 1834 legde Petrus Regout, gangmaker van de Maastrichtse industrialisatie, de grondslag voor zijn imperium van glas- en aardewerkfabrieken, waaruit later N.V. Sphinx is voortgekomen. Deze studie onderzoekt de sociaal-ruimtelijke effecten van de opkomst van de keramische industrie op het Boschstraatkwartier-Oost, een wijk onder de rook van de fabrieken van Regout & Co. Driekwart eeuw na vestiging van deze fabrieken was de sociaal-demografisch gemêleerde wijk een overbevolkte achterbuurt geworden, waar huisjesmelkers zich verrijkten ten koste van de pottemennekes. Kinderen groeiden er onder erbarmelijke omstandigheden op en gingen al jong bij Regout werken, in enkele gevallen zelfs na het verbod op kinderarbeid in 1874. In de jaren 1950 deden sociologen in deze 'achterstandswijk' onderzoek naar 'onmaatschappelijke gezinnen'. Aan de hand van een levensloopanalyse van vijf generaties van families afkomstig uit het Boschstraatkwartier, laat Thijs van Vugt zien dat er meer dynamiek en variatie aanwezig was dan deze sociologen veronderstelden.
DOCUMENT
This article presents a social analysis and a spatial outline of this quarter. On the basis of two cross-sections it is possible to study the social and spatial effects of industrialisation on this neighbourhood. Petrus Regout founded glassworks and a pottery there in the 1830’s. The demographic pressure increased, the population rejuvenated, became more homogeneous (in occupations), was reduced to poverty (at least in housing) and was immobilized. The preindustrial labour market changes into an industrial one. The perspectives of employment at the Sphinx led to a crowding of people in increasingly miserable housing conditions. Further research into life-courses in context is needed to get answers to questions concerning generational (dis)continuity in culture of poverty
LINK
Deze bijdrage is een tussentijdse opname in een langlopende studie naar de sociaal-ruimtelijke geschiedenis van een Maastrichtse wijk als gevolg van de negentiende-eeuwse industrialisatie. Op de eerste plaats toonde ze de veranderingen in de sociale structuur van het Boschstraatkwartier-Oost tussen 1829 en 1904 door de opkomst van de glas- en aardewerkfabrieken van Regout: overbevolking, homogenisering, immobilisering en verpaupering. Daarna werden de wijkbevolking in 1880 en het fabrieksbevolkingsregister 1874-1885 naast elkaar gelegd en bekeken op de onderlinge relaties. Er bleek een industriële monocultuur te zijn gegroeid. Sommigen buurtbewoners behoorden tot de vaste kern van werknemers, anderen tot de flexibele schil - en beide waren een argument om in de wijk te blijven wonen! De aardewerkers, glasblazers en -slijpers waren in meerderheid jonger dan dertig en startten hun carrière vroeg. Arbeid van kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar was een normaal verschijnsel bij de Regouts én bleef dat - in ieder geval nog minstens tien jaar lang - na de aanvaarding van het Kinderwetje in 1874. De uitspraken van Pierre Regout voor de parlementaire enquêtecommissie zetten in brede kring kwaad bloed en gaven de strijd tegen de sociale wantoestanden een stevige impuls. In dat opzicht zijn de vensters over industrialisatie en kinderarbeid uit de canon van de Nederlandse geschiedenis eigenlijk te klein. De opkomst van de sociale bewegingen rond de eeuwwisseling wordt immers beperkt tot de vrouwenemancipatie, met Aletta Jacobs als boegbeeld. De laatste paragraaf laat via de portretten van vijf families zien op welke wijze (elementen van) de sociale en economische situatie van families over enkele generaties heen kunnen worden gereconstrueerd door de personeelsadministratie van een groot industrieel bedrijf te combineren met gegevens uit woningonderzoeken, bevolkingsregisters, bedelingslijsten en fiscale kohieren. Deze bronnen bieden genealogen de mogelijkheid om hun familiegeschiedenissen te vervolledigen. In die zin sluit deze conclusie aan bij de wens uit de inleiding op ditzelfde Jaarboek van vorig jaar om meer genealogieën uit de meer recente tijd te schrijven en inventiever met bronnen om te gaan.
LINK
Dit onderzoek op het microniveau van twee families en aanverwanten heeft een te beperkte basis om definitieve conclusies te trekken. Niettemin kunnen er althans voor deze families kanttekeningen worden geplaatst bij de gedachte dat er in Maastricht sprake zou zijn geweest van een intergenerationele opvolging van negentiende-eeuwse industriearbeid en latere sociale achterstand in een wijk als het Boschstraatkwartier-Oost. De scharniergeneratie van 53 onderzoekspersonen, geboren tussen 1840 en 1890 en gecentreerd rondom Martinus Habets en Joanna Smit enerzijds en Carolus Anten en Maria Swarts anderzijds, vertoonde wel alle kenmerken van immobiliteit: zij woonden een groot deel van hun leven in de centrumwijk, gingen van daaruit bijna allemaal ooit bij Sphinx werken, trouwden met jongens of meisjes uit de onmiddellijke omgeving en gaven dat leefpatroon ook door aan hun kinderen. De aanwezigheid van de fabriek was een duidelijke reden om zich hier stevig te vestigen, maar dat wil niet zeggen dat zij alleen daar werk zochten en vonden. Dienstverbanden bij de Sphinx werden in veel gevallen afgewisseld met werk in andere sectoren. Die conclusie had Gribaudi ook al voor Turijn getrokken. Zij werkten ook veel minder bij die ene glas- en aardewerkfabriek en lieten hun toekomst zeker niet uitsluitend door de Regouts bepalen. Er groeide meer variatie in het ‘traditionele’ patroon van wonen, werken en trouwen van hun (groot)ouders, vooral omdat er daarin meer keuzes mogelijk waren. Daaruit kan niet de conclusie worden getrokken dat er geen oorzakelijke verband was tussen de sociale wantoestanden in het Boschstraatkwartier-Oost en de industrialisatie in de negentiende-eeuw. Niet te ontkennen valt dat de aantrekkingskracht van de fabrieken van Regout leidde tot een verdichting van de bewoning en de verarming van de bevolking. De onveranderlijke en ingesleten armoedecultuur, zoals Litjens die zag, is er wellicht geweest voor anderen uit de wijk, de achterblijvers die in een minder gunstige situatie verkeerden, maar de leden van deze families vertoonden meer variatie dan continuïteit.
DOCUMENT
Apart from that this approximation does not alter the fact that at Sphinx, certainly after the departure of Petrus Regout and the transfer of the management to his sons in 1870, the social abuses of the industrial revolution continued in all vehemence. These abuses were especially put forward in the parliamentary hearings of 1887 in which the sons of the founder did not manifest a paternalistic style of management but on the contrary created the image of heartless, unfeeling, liberal capitalists with hardly any interest in the social question: in ’’t groet febrik’ long working-hours, unsafe conditions, many occupational diseases (like silicosis and phthisis), frequent child labour and in the quarter many one-room-dwellings, high infant mortality, incomplete households, large excessive drinking and enormous pauperization. There seemed to be a relationship of love and hatred between the people and the factory
LINK
De eerste opleiding ter wereld voor sociaal werk opende in 1899 haar deuren in Amsterdam, tussen de sloppen van de arbeidersbuurt De Jordaan. Net als toen is Amsterdam anno 2018 een economisch succesvolle ‘boomtown’ waar sociale scheidslijnen scherper worden.Sociale uitsluiting is in Nederland vooral een verschijnsel van de grote steden. Een sociaal werker in de stad staat dus voor een flinke opgave. Tegelijkertijd bieden juist de verschillende settingen en domeinen van de stad ook aanknopingspunten. Lector Stedelijk Sociaal Werken dr. Lex Veldboer buigt zich in zijn rede over de kenmerkende omstandigheden, uitdagingen en vraagstukken van sociaal werken in een grote stad.
DOCUMENT
Geen samenvatting beschikbaar
DOCUMENT
De verhouding tussen jongeren en de politie in de Haagse Schilderswijk is al jaren moeizaam. Na de dood van Mitch Henriquez door politiegeweld leidden de opgebouwde frustraties in 2015 tot rellen. Desondanks stelden diverse onderzoekers dat er geen sprake was van buitenproportioneel optreden of discriminatie door de politie. Tegen deze achtergrond voerde het lectoraat Burgerschap en Diversiteit van De Haagse Hogeschool een onderzoek uit naar het vertrouwen van jonge Schilderswijkers in de politie. Uit hun verhalen blijkt dat zelfs zeer kritische jongeren grote waardering hebben voor hun wijkagent, maar dat het gevoel van discriminatie alomtegenwoordig is. Ook wordt duidelijk dat de interactie tussen jongeren en politie alleen kan worden begrepen tegen de achtergrond van de ongelijke machtsverhoudingen op macroniveau.
DOCUMENT
In dit boekje wordt wijkontwikkeling geplaatst in de betekenis van de buurt voor ontwikkeling van bewoners. Er worden vier typologien onderscheiden: de leefbaarheidsklant, de communitybewoner, de woonpassant en de thuisbasisbewoner.Dit wordt verbeeld in een buurtbindingsmatrix. Vanuit het perspectief van de bewoners wordt het belang van de buurt voor hun eigen ontwikkeling (behoeftenloopbaan)beschreven.
DOCUMENT