Dit onderzoek op het microniveau van twee families en aanverwanten heeft een te beperkte basis om definitieve conclusies te trekken. Niettemin kunnen er althans voor deze families kanttekeningen worden geplaatst bij de gedachte dat er in Maastricht sprake zou zijn geweest van een intergenerationele opvolging van negentiende-eeuwse industriearbeid en latere sociale achterstand in een wijk als het Boschstraatkwartier-Oost. De scharniergeneratie van 53 onderzoekspersonen, geboren tussen 1840 en 1890 en gecentreerd rondom Martinus Habets en Joanna Smit enerzijds en Carolus Anten en Maria Swarts anderzijds, vertoonde wel alle kenmerken van immobiliteit: zij woonden een groot deel van hun leven in de centrumwijk, gingen van daaruit bijna allemaal ooit bij Sphinx werken, trouwden met jongens of meisjes uit de onmiddellijke omgeving en gaven dat leefpatroon ook door aan hun kinderen. De aanwezigheid van de fabriek was een duidelijke reden om zich hier stevig te vestigen, maar dat wil niet zeggen dat zij alleen daar werk zochten en vonden. Dienstverbanden bij de Sphinx werden in veel gevallen afgewisseld met werk in andere sectoren. Die conclusie had Gribaudi ook al voor Turijn getrokken. Zij werkten ook veel minder bij die ene glas- en aardewerkfabriek en lieten hun toekomst zeker niet uitsluitend door de Regouts bepalen. Er groeide meer variatie in het ‘traditionele’ patroon van wonen, werken en trouwen van hun (groot)ouders, vooral omdat er daarin meer keuzes mogelijk waren. Daaruit kan niet de conclusie worden getrokken dat er geen oorzakelijke verband was tussen de sociale wantoestanden in het Boschstraatkwartier-Oost en de industrialisatie in de negentiende-eeuw. Niet te ontkennen valt dat de aantrekkingskracht van de fabrieken van Regout leidde tot een verdichting van de bewoning en de verarming van de bevolking. De onveranderlijke en ingesleten armoedecultuur, zoals Litjens die zag, is er wellicht geweest voor anderen uit de wijk, de achterblijvers die in een minder gunstige situatie verkeerden, maar de leden van deze families vertoonden meer variatie dan continuïteit.
DOCUMENT
In 1834 legde Petrus Regout, gangmaker van de Maastrichtse industrialisatie, de grondslag voor zijn imperium van glas- en aardewerkfabrieken, waaruit later N.V. Sphinx is voortgekomen. Deze studie onderzoekt de sociaal-ruimtelijke effecten van de opkomst van de keramische industrie op het Boschstraatkwartier-Oost, een wijk onder de rook van de fabrieken van Regout & Co. Driekwart eeuw na vestiging van deze fabrieken was de sociaal-demografisch gemêleerde wijk een overbevolkte achterbuurt geworden, waar huisjesmelkers zich verrijkten ten koste van de pottemennekes. Kinderen groeiden er onder erbarmelijke omstandigheden op en gingen al jong bij Regout werken, in enkele gevallen zelfs na het verbod op kinderarbeid in 1874. In de jaren 1950 deden sociologen in deze 'achterstandswijk' onderzoek naar 'onmaatschappelijke gezinnen'. Aan de hand van een levensloopanalyse van vijf generaties van families afkomstig uit het Boschstraatkwartier, laat Thijs van Vugt zien dat er meer dynamiek en variatie aanwezig was dan deze sociologen veronderstelden.
DOCUMENT
Een verslag van het onderzoek naar de bewoners van het Maastrichtse Boschstraatkwartier-Oost in het begin van de twintigste eeuw. In deze wijk woonden veel werknemers van de nabijgelegen Sphinxfabriek. Het is een analyse van het demografisch gedrag, de sociale verhoudingen en de beroepssamenstelling aan de hand van uit diverse bronnen verzamelde gegevens over de bewoners.
DOCUMENT