Het rapport betreft een verslag van de resultaten van de Baanopeningenmonitor die het lectoraat Human Capital van de Hanzehogeschool Groningen in de arbeidsmarktregio Groningen heeft uitgevoerd. De Baanopeningenmonitor is een methode van dataverzameling waarmee werkgevers beter zicht kunnen krijgen op hun huidige en toekomstige personeelsbehoefte. Wanneer de bedrijfsgegevens die met de Baanopeningenmonitor zijn verzameld, worden geaggregeerd, dan kan het databestand dat dan is ontstaan ook worden benut voor het beantwoorden van vragen van een regio over hoe de arbeidsmarkt zich zal ontwikkelen. De Baanopeningenmonitor is mede gefinancierd en uitgevoerd in het kader van Groningen op Voorsprong, het Intersectoraal Regionaal Sectorplan Groningen. Het project is uitgevoerd in de periode 16 juni 2015 tot 16 juni 2017. In totaal is van 108 bedrijven uit verschillende sectoren en variërend in omvang, data verzameld. De belangrijkste uitkomsten worden in dit rapport gepresenteerd.
DOCUMENT
Dit rapport geeft de uitkomsten weer van een enquête onder bedrijven en instellingen in de arbeidsmarktregio Groningen naar hun behoefte aan een arbeidspool. De enquête is in opdracht van het Regionaal Werkbedrijf uitgevoerd door het lectoraat Juridische Aspecten van de Arbeidsmarkt van de Hanzehogeschool Groningen. Werkgevers in de arbeidsmarktregio Groningen blijken bereid om werkplekken te creëren voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt maar lopen daarbij ook tegen knelpunten aan. Het Regionaal Werkbedrijf wil weten in hoeverre bedrijven en instellingen de gesignaleerde knelpunten herkennen. Ook wil het Werkbedrijf inzicht in hoeverre een arbeidspool zou kunnen bijdragen om die knelpunten op te lossen en te helpen bij het creëren van (meer) arbeidsplekken voor mensen met een arbeidsbeperking. De enquête is gericht uitgezet onder de 45 leden van Noorderlink en 14 leden van werkgeversvereniging AWVN. 28 Respondenten hebben de enquête ingevuld waarvan 20 alle vragen hebben beantwoord.Een ruime meerderheid van de respondenten zet mensen met een arbeidsbeperking in hun organisatie in. Zou daarvoor een arbeidspool worden opgericht, dan zou een meerderheid van de respondenten daar aan deelnemen. De belangstelling voor een arbeidspool lijkt bij de respondenten niet in deeerste plaats gekoppeld aan de inzet van medewerkers met een arbeidsbeperking. De belangstelling onder de respondenten is nog groter voor een arbeidspool die gericht zou zijn op het herplaatsen van medewerkers. Ook een ‘bredere’ arbeidspool gericht op meer doelen en/of doelgroepen, bijvoorbeeld ontwikkeling van medewerkers of het opvangen van pieken, kan op meer deelname rekenen dan een pool die alleen gericht is op het inzetten van medewerkers met een arbeidsbeperking.Ten aanzien van de vormgeving vinden de meeste respondenten dat bedrijven en instellingen en gemeenten en UWV de belangrijkste deelnemende partijen zouden moeten zijn. De meeste hebben geen voorkeur voor de juridische vormgeving van de arbeidspool en voor zover men een voorkeuraangaf is de stichting het meest genoemd. Een ruime meerderheid van de respondenten vindt dat de arbeidspool meerdere taken zou moeten uitvoeren: detachering, scholing en ontwikkeling, doorstroom en begeleiding van de medewerkers. Tenslotte geeft een meerderheid van de respondenten aan bereidte zijn om financieel bij te dragen aan een arbeidspool, met name aan de scholing en begeleiding van de medewerkers. Eveneens is een meerderheid van de respondenten bereid om mee te werken aan eventuele vervolgactiviteiten door het Regionale Werkbedrijf gericht op het ontwikkelen van eenarbeidspool.Samengevat kan gesteld worden dat een meerderheid van de respondenten positief staat tegenover de ontwikkeling van een arbeidspool. Opgemerkt moet worden dat de gekozen onderzoekpopulatie geen aselecte steekproef betreft van alle bedrijven en instellingen in de arbeidsmarktregio Groningen. Dat wasook niet de opzet, het Regionaal Werkbedrijf wilde een eerste indruk van de mogelijke behoefte aan een arbeidspool. Van die behoefte lijkt bij een meerderheid van de respondenten sprake te zijn.
DOCUMENT
In de arbeidsmarktregio Groningen hebben gemeenten, UWV en werknemers- en werkgeversvertegenwoordigers zich verenigd in het samenwerkingsverband Werk in Zicht (WIZ). Ze hebben zich tot doel gesteld om 20.000 inwoners met behulp van diverse projecten te stimuleren in hun ontwikkeling op de arbeidsmarkt. Waarin ze zich willen ontwikkelen en in welk tempo, bepalen de inwoners zelf. Hoe dit in kaart te brengen?
LINK
De ingezette brede welvaart als maatschappelijke opgave vraagt om een inclusieve arbeidsmarkt en dwingt arbeidsmarktactoren daarvan werk te maken. Een inclusieve arbeidsmarkt is nodig vanwege de alsmaar veranderende arbeidsmarkt die vraagt om flexibiliteit, adaptiviteit en wendbaarheid van iedereen die wil en kan werken. Toch laat onderzoek naar de implementatie van de Wet banenafspraak bij de overheid zien dat doelen niet worden gehaald, stelt het SCP vast dat de huidige Participatiewet onvoldoende aansluit bij wat bijstandsgerechtigden nodig hebben en laat UWV-onderzoek zien dat er nog te veel mensen aan de zijlijn staan. Om doelgroepen met een ondersteuningsbehoefte volwaardig te kunnen includeren op de arbeidsmarkt, is betere samenwerking nodig tussen (professionals van) arbeidsmarktactoren van gemeenten, UWV, arbeidsorganisaties/werkgevers, sociale partners, kennisinstellingen en ervaringsdeskundigen. Het SPRONG-programma All4Talent richt zich op arbeidsmarktprofessionals, arbeidsorganisaties en samenwerkingsverbanden die er alles aan willen doen om een inclusieve arbeidsmarkt te realiseren, in bijzonder voor doelgroepen met een - al dan niet specifieke - ondersteuningsbehoefte. Het consortium heeft de ambitie om een ‘All4Talent-toolbox’ te ontwikkelen, die bestaat uit nieuwe kennis, best practices, producten en diensten alsook andere vormen van samenwerking. Met die toolbox zijn zowel publiek als private arbeidsmarktprofessionals (changemakers) beter in staat om barrières weg te nemen die arbeidsinclusie in de weg staan. All4Talent wordt uitgevoerd door de SPRONG-groep Hogeschool Arnhem Nijmegen, Hogeschool Utrecht en Hogeschool Windesheim die al langjarig en stevig met elkaar zijn verbonden én consortiumpartners uit verschillende Arbeidsmarktregio’s die dezelfde ambities en doelen nastreven. All4Talent gaat in deze Arbeidsmarktregio’s fungeren als regisseur van alle inclusievraagstukken op de vier belangrijke transitiedomeinen van de arbeidsmarkt, namelijk: school-werk, arbeidsbeperkt-werk, werkloos-werk, niet-werkend naar werk en school-werk. De onderzoeksinfrastructuur wordt gevormd door leergemeenschappen: onbenut arbeidspotentieel, inclusieve organisaties, inclusieve arbeidsmarkt, wendbare professionals en inclusieve technologieën waarlangs nieuwe kennis in projecten wordt ontwikkeld. All4Talent-sluit aan bij de KIA Maatschappelijk Verdienvermogen.
In het RAAK-MKB project MKB@Work ontwikkelde het lectoraat Juridische Aspecten van de Arbeidsmarkt (JAA) van het Marian van Os Centrum voor Ondernemerschap van de Hanzehogeschool Groningen, samen met o.a. mkb-bedrijven, grote bedrijven, MKB-Nederland Noord en vijf arbeidsmarktregio's, aandachtspunten voor een creatievere omgang met wet- en regelgeving bij de samenwerking van mkb met gemeenten, vanuit het gezamenlijke doel meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te plaatsen op de werkplekken die het mkb creëert. De resultaten van het project zijn breed verspreid onder zowel ondernemers als overheid als kandidaten. Onder andere bij de landelijke praktijktafel van De Normaalste Zaak, die was georganiseerd op 26 maart 2018, waar meer dan tachtig werkgevers en vijf Tweede Kamerleden aanwezig waren, en op het eindcongres op 7 juni 2018 waar 100 deelnemers aanwezig waren, zowel mkb-bedrijven als gemeenten als kandidaten. Een belangrijk thema dat een nadere uitwerking verdiend is de aansluiting tussen opleidingen die zowel mkb'ers aanbieden als gemeenten als mbo-instellingen. Ondernemers starten bedrijfsscholen waar ze mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt opleiden op de werkplek naast de opleidingen die gemeenten aanbieden voor uitkeringsgerechtigden om ze klaar te stomen voor werk en naast de volwasseneducatie en inburgeringscursussen van het mbo. De drie partijen zien het belang van samenwerking, maar deze komt niet van de grond. “We kennen elkaar, maar doen niets samen, het is los zand. Hoe kunnen we elkaar ondersteunen?” Uit MKB@Work blijkt dat een verschil in belangen en concurrentie hierbij een rol spelen. Met de Top-up subsidie kan de Hanzehogeschool vanuit een overstijgende rol inzicht bieden in de behoeften van de verschillende partijen en een werkproces ontwikkelen waardoor partijen helder krijgen waar hun rol eindigt en die van de ander begint bij het aanbieden van opleidingsplekken voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
In het RAAK-MKB project MKB@Work ontwikkelde het lectoraat Juridische Aspecten van de Arbeidsmarkt (JAA) van het Marian van Os Centrum voor Ondernemerschap van de Hanzehogeschool Groningen, samen met o.a. mkb-bedrijven, grote bedrijven, MKB-Nederland Noord en vijf arbeidsmarktregio's, aandachtspunten voor een creatievere omgang met wet- en regelgeving bij de samenwerking van mkb met gemeenten, vanuit het gezamenlijke doel meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te plaatsen op de werkplekken die het mkb creëert.De resultaten van het project zijn breed verspreid onder zowel ondernemers als overheid als kandidaten. Onder andere bij de landelijke praktijktafel van De Normaalste Zaak, die was georganiseerd op 26 maart 2018, waar meer dan tachtig werkgevers en vijf Tweede Kamerleden aanwezig waren, en op het eindcongres op 7 juni 2018 waar 100 deelnemers aanwezig waren, zowel mkb-bedrijven als gemeenten als kandidaten. Een belangrijk thema dat een nadere uitwerking verdiend is de aansluiting tussen opleidingen die zowel mkb'ers aanbieden als gemeenten als mbo-instellingen. Ondernemers starten bedrijfsscholen waar ze mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt opleiden op de werkplek naast de opleidingen die gemeenten aanbieden voor uitkeringsgerechtigden om ze klaar te stomen voor werk en naast de volwasseneducatie en inburgeringscursussen van het mbo. De drie partijen zien het belang van samenwerking, maar deze komt niet van de grond. “We kennen elkaar, maar doen niets samen, het is los zand. Hoe kunnen we elkaar ondersteunen?” Uit MKB@Work blijkt dat een verschil in belangen en concurrentie hierbij een rol spelen. Met de Top-up subsidie kan de Hanzehogeschool vanuit een overstijgende rol inzicht bieden in de behoeften van de verschillende partijen en een werkproces ontwikkelen waardoor partijen helder krijgen waar hun rol eindigt en die van de ander begint bij het aanbieden van opleidingsplekken voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.