Dit is de onderzoeksrapportage van 4,5 jaar onderwijsonderzoek naar kritisch burgerschapsonderwijs in het mbo. In dit rapport wordt gereflecteerd op het onderzoeksproces en de onderzoeksresultaten. Dit bestaat uit theoretisch onderzoek, praktijkonderzoek naar formatieve toetsing en de werkwijze van de werkplaats. In de eerste twee jaar lag de focus op visieontwikkeling (doel 1), kennisontwikkeling over didactiek en integratie van kritisch denken in de praktijk (doel 3 en 4) en is de benadering geëvalueerd op de genoemde criteria. Op grond van de opbrengsten en evaluatie van de eerste twee jaar, ontstond behoefte aan meer kennis over formatieve assessment taken (doel 4) en professionalisering van docenten hierin, binnen en buiten de werkplaats (doel 2 en doel 5). We reflecteren op deze doelen en laten zien hoe we tot onze bevindingen zijn gekomen.
In Nederlandse scholen zijn jaarlijks vele tienduizenden praktijkbegeleiders (mentoren) van leraren in opleiding actief. De meeste mentoren doen dit begeleidingswerk naast hun hoofdtaak als leraar van leerlingen. Een ervaren leraar is niet per definitie ook een goede mentor. Om mentoren te ondersteunen in hun belangrijke werk verzorgen veel scholen, vaak in samenwerking met lerarenopleidingen, trainingen in begeleidingsvaardigheden. Voor Frank Crasborn en Paul Hennissen vormde hun ervaring als lerarenopleider en trainer van honderden mentoren de inspiratiebron voor het opzetten van onderzoek. Dit leidde tot een onderzoeksproject van acht deelstudies, waarin zowel naar gedragsaspecten als naar gerelateerde cognitieve aspecten van begeleidingsgedrag van mentoren werd gekeken. De resultaten van het onderzoek leidden tot een bijdrage aan de ordening van begrippen en concepten die gebruikt worden om begeleidingsgedrag van begeleiders in gesprekken met leraren in opleiding in kaart te brengen en te analyseren; een gedetailleerd beeld van begeleidingsgedrag in authentieke begeleidingsgesprekken en de manier waarop leraren in opleiding dit gedrag percipiëren; het blootleggen van cognities van mentoren, gekoppeld aan begeleidingsgedrag in gesprekken met leraren in opleiding; meer inzicht in de reikwijdte van training op de ontwikkeling van het doen en denken van begeleiders in begeleidingsgesprekken; een instrument voor reflectie op begeleidingsgedrag van mentoren; aanwijzingen voor verbetering van trainingen voor mentoren.
MULTIFILE
In het nieuwste nummer van de Nieuwe Meso, het vakblad voor bestuurders en schoolleiders in het basis, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs is het Focus-deel dit keer gewijd aan het opleiden van leraren. De gastredactie bestaande uit HvA-lector Marco Snoek, Fontys-lector Quinta Kools en de DNM-redacteuren Pieter Leenheer en Gerritjan van Luin belichten het thema vanuit verschillende invalshoeken: de initiële lerarenopleidingen, ervaringen van startende leraren, en de wijze waarop de initiële lerarenopleiding en professionalisering van ervaren leraren kan samenkomen in professionele leergemeenschappen en in lesson studies. Daarbij gaan de verschillende artikelen in op de rol van schoolleiders en besturen bij het opleiden van nieuwe leraren en het ondersteuning van professionaliseren van ervaren leraren.Het focusdeel bevat bijdragen van verschillende HvA medewerkers: Marco Snoek, Evelien van Geffen, Tom van Eijck en Ed van den Berg.
De gemeenten Wageningen en Ede, studentenhuisvester Idealis, Wageningen University & Research en Christelijke Hogeschool Ede willen de kennis en expertise van de aanwezige studenten en kennisinstellingen meer inzetten voor lokale maatschappelijke opgaven in de directe leefomgeving. Dit betekent een nieuwe manier van samenwerken waarin studenten, inwoners, onderzoekers, gemeente en bedrijven samen kennis en expertise opbouwen, delen en toepassen. Op deze manier beogen we samen de zogenaamde complexe opgaven – “wicked problems” – op te pakken in een lokale context, de resultaten meer van effect op de inwoners van de stad te laten zijn en de grenzen tussen organisaties hierin meer te laten vervagen. De betrokken partijen hebben als ambitie dat deze manier van samenwerken over vijf jaar (eind 2022) vanzelfsprekend is. Met andere woorden: dat de basis voor het “Living Knowledge Network Wageningen & Ede” is gelegd. Om deze ambitie te behalen is experimenteerruimte nodig waarin we samen, in een veilige omgeving en binnen overzichtelijke concrete projecten, ervaring opdoen in het integraal samenwerken, kennis delen en toepassen. We kiezen er daarom voor om in 2018-2019 met twee pilotprojecten te starten op het gebied van voedselverspilling en klimaat neutrale stad in Wageningen. Het is onze ambitie dat deze twee projecten een sneeuwbaleffect veroorzaken waar meerdere vervolgprojecten (Living Labs), in zowel Wageningen als Ede, uit volgen. We vragen ondersteuning van de Impuls City Deal Kennis Maken om een aanjager aan te stellen die de coördinatie van deze twee pilotprojecten op zich neemt. De aanjager stimuleert de samenwerking, zichtbaarheid en evaluatie van beide projecten en ontwikkelt een plan van aanpak voor de doorontwikkeling van deze projecten tot Living Labs en vervolgprojecten. Ook vragen we de aanjager opgedane kennis te delen in het landelijke netwerk City Deal Kennis Maken.
De Nederlandse onafhankelijke bierbrouwers, die zijn aangesloten bij branchevereniging CRAFT, hebben een groeiend te kort aan hop. Achteruitgang van het teeltareaal en slechte zomers zorgen ervoor dat er te weinig hop beschikbaar is. Hop is een belangrijke smaakcomponent in het brouwen van speciaalbier, waar deze bierbrouwers in gespecialiseerd zijn en waar steeds meer vraag naar is. De teelt van hop is echter uit Nederland verdwenen waardoor de brouwers afhankelijk zijn van hop uit het buitenland. De bierbrouwers zijn daarom op zoek naar een Hollandse hop, met een authentieke smaak, die lokaal geteeld kan worden, voor het brouwen van hun speciaalbieren. In deze aanvraag willen we nieuwe teeltmethoden ontwikkelen om hoogkwalitatieve hop in Nederland te telen. Daarnaast gaan we voor de veredeling van een Hollandse hop variëteit op zoek naar hopplanten in herbaria en in het wild, die als kruisingsouders kunnen dienen. Van deze planten gaan we DNA-profielen maken en vergelijken met de DNA-profielen van huidige variëteiten om de genetische overeenkomsten en verschillen tussen de planten in kaart te brengen. Tevens gaan we de smaak-profielen van de verwilderde en huidige hop variëteiten bepalen om authentieke smaakcompenten op te sporen. De nieuwste technieken op het gebied van DNA sequensing en chemische analyse van inhoudsstoffen zullen ingezet worden om deze gegevens te verzamelen. Daarnaast zullen moleculaire merkers ontwikkeld worden die gebruikt worden bij merker-gestuurde veredeling. De verzamelde gegevens over de genetische achtergrond (fylogenie) en smaakcomponenten zullen als basis dienen voor de keuze van het beste oudermateriaal om te starten met de moleculaire veredeling van een nieuwe Hollandse hop variëteit die een authentieke smaak heeft, lokaal in Nederland geteeld wordt, en gebruikt wordt voor het maken van lokaal speciaalbier.
De nieuwe jeugdwet (2014) en de wet op passend onderwijs (2012) hebben als doel kinderen zoveel mogelijk in hun eigen leeromgeving laten opgroeien, waarbij het onderwijs en de jeugdhulp rondom het kind en het gezin worden georganiseerd (Coalitie passend onderwijs - jeugdhulp - zorg, 2018). Als gevolg hiervan wordt van professionals in het domein ‘kind en educatie’ (onderwijs, kinderopvang, sociaal werk, jeugdzorg, buurtwerk, sociaal werk en gemeente) steeds meer verwacht dat ze samenwerken met professionals uit verschillende sectoren om de zorg rondom het kind zo optimaal mogelijk te organiseren (interprofessioneel samenwerken). Van lerarenopleiders wordt verwacht dat zij studenten voorbereiden op het interprofessioneel samenwerken in de praktijk. Hiervoor is goed inzicht in deze complexe beroepstaak essentieel. In recente literatuur wordt de noodzaak van interprofessioneel samenwerken steeds benadrukt (Peeters, 2018; Slot & Leseman, 2019), echter een eenduidig beeld van wat goed interprofessioneel samenwerken inhoudt ontbreekt nog, evenals de complexiteitsfactoren die een rol spelen in het werkveld. In het postdoconderzoek wordt door cognitieve taakanalyse (CTA) inzichtelijk gemaakt welke kennis, vaardigheden en attitudes onderwijsprofessionals nodig hebben voor interprofessionele samenwerking. Door middel van interviews, observaties en expertmeetings met onderwijsprofessionals in tien goede praktijkvoorbeelden, wordt een vaardighedenhiërarchie ontwikkeld: een overzicht van alle vaardigheden en hun onderlinge relaties. Daarnaast worden complexiteitsfactoren in kaart gebracht. Deze inzichten worden gebruikt om onderwijsmodules te ontwikkelen voor opleidingen binnen KPZ. Uitgangspunt is het vier-componenten instructiemodel dat uitgaat van een hele-taak-benadering (Van Merriënboer & Kirschner, 2018). Dit model is uitermate geschikt voor het aanleren van complexe beroepstaken waarbij kennis, vaardigheden en attitudes geïntegreerd zijn. Studenten leren in authentieke leertaken (ontleend uit de CTA) oplopend in complexiteit interprofessioneel samen te werken. Naast het ondersteunen van studenten, draagt dit onderzoek bij aan professionalisering van lerarenopleiders en geeft het inzicht aan het werkveld in de volle breedte van interprofessioneel samenwerken.