In dit document worden de mogelijkheden voor het hernieuwd in gebruik nemen van de spoorlijn tussen Assen en Stadskanaal onderzocht. Hierbij wordt voortgebouwd op het project Flying Carpet waarbij een mogelijke verbinding door middel van autonome voertuigen voor vliegveld Eelde is onderzocht. De volgende aspecten zijn onderzocht: -De route van de voormalige spoorlijn, het aantal kruisingen en de geschiktheid voor autonome voertuigen -De route, frequentie en exploitatiekosten van de huidige openbaar vervoer (OV) verbindingen waarvoor autonome voertuigen een alternatief kunnen bieden -Een grove schatting van de infrastructuurkosten
DOCUMENT
ICT in intelligente voertuigen levert innovatieve systemen op. Deze innovatieve systemen richten zich op maatschappelijke knelpunten (verkeersveiligheid, milieubelasting en congestie) en consumenten waarde. Recent wordt meer nadruk gelegd op maatschappelijke knelpunten. Vijf (5) a tien (10) jaar geleden werd de nadruk gelegd op het creëren van consumenten waarde. Deze innovatieve systemen moeten wel geaccepteerd worden door de eindgebruikers. Er is nog maar beperkt onderzoek gedaan naar acceptatie van veiligheidssystemen in intelligente voertuigen. Uit literatuuronderzoek komt naar voren dat verschillende vormen van acceptatie gehanteerd worden. Tevens blijkt dat veel onderzoekers spreken over acceptatie maar de acceptatie niet (kunnen) meten. Om inzicht te krijgen in het gedrag en beleving van bestuurders wordt in dit onderzoek voorgesteld om de evolutie van de cruise control (CC) naar adaptive cruise control (ACC) en naar cooperative adaptive cruise control (C-ACC) te gebruiken om acceptatie te voorspellen en te beoordelen. Er zijn bijzonder veel acceptatiemodellen en theorieën. Deze worden in de praktijk veelvuldig gebruikt binnen de Informatie en Communicatie Technologie (ICT). In deze paper wordt een route uitgezet voor het opzetten van een onderzoek waarbij gebruik gemaakt wordt van het UTAUT-acceptatiemodel. Dit onderzoek moet uitwijzen welke criteria de acceptatie beïnvloeden.
DOCUMENT
DOCUMENT
Het samenwerkingsverband van a.s.r., Kropman, Hogeschool van Amsterdam en Venema E-mobility heeft een pilot DC Nanogrid ontworpen waarin de betrouwbaarheid en veiligheid gewaarborgd zijn. Speciale aandacht tijdens dit project is besteed aan zwerfstromen, kathodische bescherming en autonome aansturing van het living lab op het a.s.r. verzekeringen parkeerdek. Een autonome systeembalans wordt gevonden door een Droop Rate Control (DrC) regeling. In het actieve DC-net heeft ieder component in het systeem een “gedragscode”: een eenvoudige regelstrategie die bepaalt wat het apparaat doet bij welke netspanning uitgaande van een nominale spanning (opwek en verbruik zijn in balans een hogere spanning (er is meer opwekvermogen aanwezig) of een lagere spanning (er is opwekvermogen te kort). Venema E-mobility heeft in dit project drie DC/DC laders ontwikkeld die zelfstandig met een drooprate control gestuurd worden. Het living-lab is getest en gekoppeld aan het bij a.s.r. aanwezige duurzame PV-opweksysteem en is onderdeel geworden van het grotere laadsysteem in het parkeerdek inclusief energiemanagement en beheeromgeving in InsiteSuite. De onderzoeks- en testresultaten zijn omgezet in conceptrichtlijnen en actief ingebracht in de Nederlandse normalisatie werkgroepen (NEN TC 64 en TC 81).
DOCUMENT
The present invention refers to an autonomous road transport system based on autonomous vehicles operating similarly to trains on railways. In this system, a regular road vehicle, such as a car, bus or truck, can be properly equipped with sensors and computers to drive itself, guided by virtual tracks from one station to another. A virtual railroad is built from a set of stations connected by virtual rails. Virtual rails can be any type of technique or equipment capable of guiding the vehicle through the center of the road autonomously, such as advanced mapping and location techniques. The stations serve as a starting and stopping point for vehicles.
DOCUMENT
This research evaluates how Project-Based Learning (PBL) is implemented in the Innovative Design program that is taught at The Hague University of Applied Sciences. This paper offers insights about the way students and teachers experience PBL within this program, and how the implementation can be improved according to previous research in this field. By studying relevant literature, a list of important (organizational and didactical) factors regarding the implementation of PBL is created. Questionnaires investigating these factors are then circulated among the teachers and students of the program. The results of the questionnaires are analyzed against guidelines provided in the literature. Based on this comparison, recommendations for the improvement of the PBL approach within the program are provided. The analysis shows that the program offers meaningful projects, and the students are properly prepared to collaborate. Nevertheless, the analysis also shows that the program still has room for improvement. The assessment methods are still unrefined, the students experience time-pressure while working on their projects, and the teachers can benefit from additional training to be better prepared for teaching in a PBL environment. Fortunately, the teachers indicate willingness to learn new PBL specific teaching skills. https://nl.linkedin.com/in/haniers
MULTIFILE
In this project we take a look at the laws and regulations surrounding data collection using sensors in assistive technology and the literature on concerns of people about this technology. We also look into the Smart Teddy device and how it operates. An analysis required by the General Data Protection Regulation (GDPR) [5] will reveal the risks in terms of privacy and security in this project and how to mitigate them. https://nl.linkedin.com/in/haniers
MULTIFILE
Innovative development is a program that is given at The Hague University of Applied Sciences. This program teaches students to become more innovative. This article will look into the current approach and measure the growth in innovativeness of the students over the years. This was measured with a survey, based on the Berkeley innovation index. The results from the survey were calculated and scored based on eight factors. The innovative development program was compared with another program called information security management. These programs are from the same faculty. The information security management program did not show significant growth over the years in innovation. The innovative development program had resulted in a significant growth in innovativeness over the years. Some of the factors could be improved to increase the effectiveness of the innovative development program. https://nl.linkedin.com/in/haniers
MULTIFILE
Dit proefschrift heeft als onderwerp de toepassing van agenttechnologie in productie en productondersteuning. Onder een agent verstaan we in deze context een autonoom opererende software entiteit die gemaakt is om een zeker doel te realiseren en daartoe met de omgeving comuniceert en zelfstandig acties kan uitvoeren. In moderne productiesystemen streeft men ernaar om de tijd van ontwerp tot productie zo kort mogelijk te houden en de productie af te stemmen op de wensen van de individuele eindgebruiker. Vooral dit laatste streven past niet in het concept van massaproductie. Een methode moet gezocht worden om kleine hoeveelheden of zelfs unieke producten tegen een lage kostprijs te fabriceren. Om dit te verwezenlijken zijn voor dit onderzoek speciale goedkope productieplatforms ontwikkeld. Deze hercongureerbare productiemachines noemen we equiplets. Een verzameling van deze equiplets in een gridopstelling geplaatst en gekoppeld met een snelle netwerkverbinding is in staat om een aantal verschillende producten tegelijk te produceren. Dit noemen we exibele parallelle productie. Voor de softwareinfrastructuur is agenttechnologie toegepast. Twee typen agenten spelen hierin een hoofdrol. Een productagent is verantwoordelijk voor de totstandkoming van een enkel product. De productiemachines worden voorgesteld door zogenoemde equipletagenten. De productagent weet wat er moet gebeuren voor het maken van een product terwijl de equipletagent weet hoe een of meer productiestappen moeten worden uitgevoerd. Het hier voorgesteld concept verschilt in veel opzichten van standaard massaproductie. Elk product in wording volgt zijn eigen, mogelijk unieke pad langs de equiplets, de productie wordt per product gescheduled en niet per batch en er is geen sprake van een productielijn. Dit proefschrift stelt de softwarearchitectuur voor en beschrijft oplossingen voor de routeplanning waarbij het aantal wisselingen tussen equiplets geminimaliseerd is, een scheduling die gebaseerd is op schedulingschema's zoals toegepast in real-time operating systems en een op autonome voertuigen gebaseerd transportsysteem. Bij al deze oplossingen speelt de productagent een belangrijke rol. (uit de samenvatting van het proefschrift) SIKS Dissertation Series No. 2014-31 The research reported in this thesis has been carried out under the auspices of SIKS, the Dutch Research School for Information and Knowledge Systems.
DOCUMENT
Online winkelen is populair. Tussen 2010 en 2019 zijn de onlinebestedingen in Nederland volgens brancheorganisatie Thuiswinkel.org gestegen van circa 10 miljard tot bijna 26 miljard euro. In 2020 hebben de coronamaatregelen geleid tot een groei van 40 tot 60% in het aantal onlineaankopen (data CBS over 2020). De verwachting is dat ook na de coronacrisis sprake blijft van een verdere verschuiving van fysiek winkelen naar online winkelen; een verwachte groei per jaar van 15% bij multichannelwinkels en 7,5% bij pure webwinkels. Daarmee rijst de vraag wat de effecten van de bezorgeconomie zijn voor onder andere mobiliteit, logistiek, het milieu en de verkeersveiligheid.
DOCUMENT