Excellentieprogramma’s staan sinds de start van het Sirius Programma hoog op de nationale onderwijsagenda. Intrinsiek gemotiveerde honoursstudenten prefereren docenten die hun motivatie voeden door autonomie-ondersteuning, gecombineerd met het bieden van structuur en verbondenheid. Deze studie richt zich op de samenhang tussen hoe een docent bepaalde aspecten in zijn/haar sociale werkomgeving ervaart en welke invloed dat heeft op zijn/haar doceerstrategie, in het bijzonder de strategie die autonomie ondersteunt. Daarnaast is ook nagegaan of de soort instelling (met of zonder Sirius subsidie) van invloed is op de autonomie-ondersteunende doceerstijl. De onderzochte hypothese luidt: het bieden van een autonomie-ondersteunende doceerstijl aan studenten in extracurriculaire excellentieprogramma’s hangt positief samen met docenten die zelf vrijheid ervaren vanuit hun sociale werkomgeving, die zelf intrinsiek gemotiveerd zijn, en die zelf een growth mindset hebben. Honoursdocenten (N = 47) van zes hogescholen hebben een digitale vragenlijst ingevuld. Correlatieberekeningen laten zien dat een fixed mindset gepaard gaat met het bieden van meer structuur, en dat het ervaren van druk vanuit de sociale werkomgeving gepaard gaat met het bieden van minder autonomie en minder structuur. De balans tussen autonomie en structuur en ervaren werkomgevingsdruk blijft een belangrijk thema voor toekomstig beleid en scholing rondom excellentieprogramma’s.
DOCUMENT
Presentatie VELON conferentie voor lerarenopleiders 2016, 4 en 5 februari 2016.Docenten werken graag met intrinsiek gemotiveerde studenten. Vanuit de literatuur weten we dat studenten, die intrinsiek gemotiveerd zijn, een sterke behoefte hebben aan een docent die hen ondersteunt in hun autonomie, gecombineerd met het bieden van structuur en verbondenheid. Deze studie richt zich op excellentieprogramma’s. Studenten in deze leeromgeving zijn veelal intrinsiek gemotiveerd. Om een autonomie-ondersteunende doceerstijl in te kunnen zetten, is het van belang dat de docent zelf gemotiveerd is en vrijheid ervaart. Deze studie richt zich op de samenhang tussen hoe een docent bepaalde aspecten in zijn werkomgeving ervaart en welke invloed dat heeft op zijn doceerstrategie – en dan in het bijzonder de strategie die autonomie ondersteunt.
DOCUMENT
Het doel van dit artikel is om een brede visie te schetsen op creativiteit in de kunsteducatie en het belang van autonomie voor leerlingen daarin. Eerst bespreken we de verschillende definities van het begrip creativiteit in de literatuur. Vervolgens lichten we onze bredere en dynamische visie op creativiteitsontwikkeling toe.Hoewel creativiteit in de literatuur vaak geassocieerd wordt met creatief denken, bespreken we in dit artikel dat creativiteit niet alleen een zaak is van het hoofd maar ook van het lichaam en van de omgeving. In die leeromgeving spelen leerkrachten een cruciale rol. We gaan in op de wederkerige relatie tussen creativiteit en motivatie bij leerlingen en de autonomie-ondersteuning door leerkrachten om het creatieve denken en handelen van leerlingen in de kunsteducatie te stimuleren.We bespreken zowel de verbale als de non-verbale aspecten van het ondersteunen van de creatieveautonomie van leerlingen. Vervolgens maken we aan de hand van praktische voorbeelden de vertaling naar de onderwijspraktijk. Tot slot doen we aanbevelingen voor de beroepspraktijk en de lerarenopleidingen.
DOCUMENT
De Wet passend onderwijs (2014) zou er voor moeten zorgen dat alle kinderen een goede onderwijsplek krijgen. Echter, voor leerlingen met autismespectrumstoornis (ASS) die substantiële ondersteuning nodig hebben, is dat lastig te realiseren. Zij laten problemen zien in hun betrokkenheid bij de leertaak, wat gerelateerd is aan lage schoolprestaties en voortijdige uitval. Deze leerlingen hebben baat bij een goede gezamenlijke ondersteuning van leerkracht en jeugdprofessional. Echter, leerkrachten hebben weinig kennis en ervaring met ASS om de juiste ondersteuning te kunnen bieden. Jeugdhulpverleners, die op school ingezet worden, zijn onvoldoende op de hoogte van wat er vanuit het onderwijs moet gebeuren. Leerkrachten en jeugdhulpverleners kunnen elkaar versterken, maar er is nog te vaak sprake van figuurlijke afstand en gebrek aan verbondenheid. Professionalisering is nodig, gericht op het versterken van het handelen van leerkrachten en jeugdhulpverleners in de klas en hun interprofessionele samenwerking. Hoe zo’n professionalisering eruit moet zien en hoe leerkrachten en jeugdhulpverleners elkaar kunnen versterken is nog onduidelijk. Er is behoefte aan good practices op dit terrein. Om dit complexe praktijkprobleem op te lossen, maken we gebruik van ontwerponderzoek. We richten ons op de vraag: Hoe draagt een professionaliseringstraject bij aan het versterken van het handelen in de klas en het interprofessioneel samenwerken van leerkrachten en jeugdhulpverleners, zodat zij een integrale aanpak kunnen vormgeven waarmee de betrokkenheid van leerlingen met ASS in de klas wordt vergroot? Daartoe ontwikkelen we een professionaliseringstraject, waarbij we voortbouwen op kennis uit onder andere het vooronderzoek ’T PASST WEL!. We voeren het traject uit en evalueren systematisch de genomen stappen. Het project levert een toepasbaar professionaliseringstraject met (e-)tools rondom good practices voor de (opleidings-)praktijk op. Deze producten bieden onderbouwde en overdraagbare oplossingen voor problemen waar leerkrachten en jeugdhulpverleners tegenaan lopen bij het integraal vormgeven van hun aanpak bij leerlingen met ASS.
Mobiele netwerken vormen een drijvende kracht achter de digitalisering van onze samenleving en het verdienvermogen in alle sectoren van de economie, van industrie en energie tot logistiek en zorg. Nederlandse bedrijven zien grote kansen in 6G netwerktechnologie en toepassingen die vanaf 2030 op de markt komen. De gerichte ontwikkeling van 6G kan daarnaast sterk bijdragen aan de Nederlandse en Europese ambities op het gebied van digitale autonomie en duurzaamheid.
Professionals worden steeds vaker ondersteund door AI (Artificial Intelligence, kunstmatige intelligentie). Maar hoe ervaren professionals dat? Welke vorm van ondersteuning versterkt hun professie en wat willen ze vooral niet? In dit project onderzoeken we hoe verschillende rollen voor AI (besluitvormer, adviseur of kennisbron) worden ervaren door aankomend professionals in de preventieve zorg. Doel Krachtige samenwerking professional en AI Met het project willen we inzicht krijgen in welke invloed verschillende vormen van samenwerking met AI heeft op waarden als autonomie en vertrouwen bij professionals. Deze inzichten willen we vertalen naar vormen van samenwerking waarbij de kracht van zowel professional als AI optimaal tot uiting komt. Resultaten Het beoogde resultaat van het project is een set aan concrete richtlijnen voor het context-afhankelijk ontwerpen van mens-AI samenwerkingen die recht doen aan persoonlijke waarden. Looptijd 01 april 2021 - 31 maart 2022 Aanpak We onderzoeken verschillende rollen van AI door middel van Wizard of Oz experimenten. Hierin voeren studenten paramedische studies een preventieve gezondheidscheck uit met behulp van een gesimuleerd AI algoritme. De resulterende richtlijnen toetsen we in focusgroepen met zorg professionals. Relevantie voor beroepspraktijk Het gebruik van AI heeft grote potentie voor de beroepspraktijk. Er zijn echter ook zorgen over de impact van AI op de maatschappij. Met dit project dragen we bij aan een ethisch verantwoorde inzet van AI. Cofinanciering Dit project wordt uitgevoerd als onderdeel van het programma R-DAISES dat wordt uitgevoerd in het kader van NWA route 25 – verantwoorde waardecreatie met big data en is gefinancierd door NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek)