Vier universitaire sportcentra (Amsterdam, Utrecht, Wageningen en Nijmegen) hadden naar aanleiding van een literatuuronderzoek waarin een positief verband werd gevonden tussen het aantal bezoeken aan een sportcentrum en de studieprestaties behoefte aan een vervolgonderzoek naar de relatie tussen sporten bij een Universitair Sportcentrum (USC) en studieprestaties voor de Nederlandse situatie. Daartoe is een cross-sectioneel onderzoek opgezet waarbij de studieresultaten van bachelorstudenten gekoppeld zijn aan de gegevens van het USC met betrekking tot lidmaatschap. Zo wordt er antwoord gegeven op de vraag ‘Is er een relatie tussen sporten bij het USC en studieprestaties?’ Daarbij is onderscheid gemaakt tussen universiteit, studiejaar en geslacht. De resultaten van dit onderzoek kunnen een aanzet vormen tot vervolgonderzoek naar de relatie tussen sport en cognitie (studieprestaties).
DOCUMENT
Sinds enige jaren kennen veel hogescholen een major-minor model. Middels minors kunnen studenten eigen accenten in hun studie aanbrengen. Minors kunnen daarmee worden gezien als een instrument van vraagsturing. Deze paper gaat in op factoren die studenten van belang vinden bij het kiezen van een minor.
DOCUMENT
Sinds de invoering in 2002 van de bachelor-master structuur in het Nederlandse hoger onderwijs hebben Nederlandse instellingen voor hoger beroepsonderwijs hun bacheloropleidingen veelal opgedeeld in een major- en een minorgedeelte. De major vormt de hoofdmoot van de bacheloropleiding en wordt door alle studenten van de betreffende opleiding gevolgd. Minors zijn kleinere onderdelen van een bacheloropleiding, waarbij de student een keuze maakt uit een beschikbaar aanbod van minors. Minors bieden studenten de mogelijkheid hun bacheloropleiding vorm te geven op een wijze die aansluit bij hun persoonlijke ambities, interesses en kwaliteiten. Van hogescholen mag worden verwacht dat ze een passend minoraanbod ontwikkelen en dat ze studenten voorlichten over en begeleiden bij hun minorkeuze. Daarbij is het van belang kennis te hebben van beïnvloedingsfactoren van minorkeuze. Uit vooronderzoek blijkt dat nauwelijks iets bekend is waardoor studenten zich bij het maken van een minorkeuze laten beïnvloeden. Dit promotie-onderzoek beoogt een bijdrage te leveren aan het opvullen van deze leemte. Op basis van literatuuronderzoek en veldonderzoeken onder studenten van een zestal hogescholen die deel uitmaken van Fontys Hogescholen is in kaart gebracht door welke factoren studenten zich laten beïnvloeden bij het maken van een minorkeuze.
DOCUMENT
Veel onderzoek naar de ontwikkeling van vakdidactische kennis is uitgevoerd bij studenten van universitaire lerarenopleidingen. Hbo-bachelor studenten hebben in tegenstelling tot deze groep geen vakinhoudelijke opleiding afgerond. In deze verkennende casestudy is daarom onderzocht hoe hbo-bachelor studenten van de lerarenopleiding aardrijkskunde van Fontys in Tilburg denken over hun vakdidactische ontwikkeling. In vijf groepsinterviews gaven twaalf studenten blijk van een praktische instelling, waarin ze vooral zeggen te leren van vakdidactische cursussen, het leren op de werkplek en van voorbeelden van lerarenopleiders. Bij het leren op de werkplek lijkt de werkplekbegeleider een sleutelpositie te hebben, maar studenten merken een grote variatie in kwaliteit van werkplekbegeleiding op. Tenslotte is opvallend dat deze hbo-bachelorstudenten pas na twee à drie jaar studie het nut van vakdidactiek inzien en dan behoefte krijgen aan meer verdieping.
DOCUMENT
Stoas Wageningen | Vilentum Hogeschool (hierna: Stoas) wil de aandacht voor onderzoek in de bacheloropleidingen meer zichtbaar maken en versterken. Het belang hiervan is mede ingegeven door resultaten van de Nationale Studentenenquête van 2014 en het accreditatierapport van 2013 (NVAO, 2013) en het VKO-rapport van 2013 (Meurs & e.a., 2013). Deze laten namelijk zien dat studenten en externen de aandacht voor onderzoek in het curriculum onvoldoende herkennen. In samenspraak met de directie hebben in eerste instantie de kenniskring en de curriculumcommissie van Stoas het thema ‘onderzoek in het bachelorcurriculum’ opgepakt. Een inventarisatie bij collega’s leidde in mei 2014 tot een aantal conclusies. Zo bleken docenten nogal te verschillen in hun opvattingen over onderzoek: natuurwetenschappelijk, sociaal-wetenschappelijk, kennisgericht en praktijkgericht, hard en zacht en veelsoortige perspectieven op onderzoek. Ook bleek dat op allerlei plekken in het curriculum ‘echt’ onderzoek, onderzoekende werkwijzen (projectmatig werken, kwaliteitszorg, swot-analyses, zelfonderzoek, toetsen, ontwerpen en dergelijke) en academische vaardigheden (literatuur zoeken, kritisch kijken, oriënteren, evalueren, schrijfvaardigheden) aan de orde komen, zonder dat die binnen het curriculum helder met elkaar lijken samen te hangen. Er is geconcludeerd dat er behoefte is aan meer zichtbaarheid van wat er aan onderwijs op het gebied van onderzoek is en meer gemeenschappelijkheid in water gedaan wordt, met daarbinnen ruimte voor diversiteit met het oog op de verschillende vakinhouden, typen studenten en werkplekken.Vervolgens is de Onderzoeksgroep Onderzoek in de Bachelor (OOB) ingesteld om verdere initiatieven op dit vlak te ontwikkelen. Inventarisaties bij Stoas en andere lerarenopleidingen, verkenningen van landelijke beleidsontwikkelingen, workshops tijdens onderwijsleerdagen, interviews en gesprekken met studenten, collega’s enwerkplekbegeleiders zijn voorbeelden van activiteiten van de OOB tot nu toe. In het voorliggende kaderdocument brengt de OOB de opbrengsten hiervan samen in een visie op en kader voor onderzoek in de bachelor van Stoas.
MULTIFILE
Deze module is geschikt voor alle deelnemers aan gebiedsgericht werken, zowel formele als informele krachten. De focus ligt bij bachelorstudenten die zich op zo’n praktijk oriënteren. De leerdoelen en de competenties in deze module zijn een combinatie van attitude, kennis en vaardigheden. Deze komen voort uit de vele leergangen en trainingen die in nauwe samenwerking met de praktijk door leden van de Amsterdamse Wmo-werkplaats zijn opgezet.
DOCUMENT
BACKGROUND: Access to pain education for healthcare professionals is an International Association for the Study of Pain's key recommendation to improve pain care. The content of preregistration and undergraduate physical therapy pain curricula, however, is highly variable.OBJECTIVE: This study aimed to develop a list, by consensus, of essential pain-related topics for the undergraduate physical therapy curriculum.METHODS: A modified Delphi study was conducted in four rounds, including a Delphi Panel (N = 22) consisting of in pain experienced lecturers of preregistration undergraduate physical therapy of Universities of Applied Sciences in the Netherlands, and five Validation Panels. Round 1: topics were provided by the Delphi Panel, postgraduate pain educators, and a literature search. Rounds 2-4: the Delphi Panel rated the topics and commented. All topics were analyzed in terms of importance and degree of consensus. Validation Panels rated the outcome of Round 2.RESULTS: The Delphi Panel rated 257, 146, and 90 topics in Rounds 2, 3, and 4, respectively. This resulted in 71 topics judged as "not important," 97 as "important," and 89 as "highly important." In total, 63 topics were rated as "highly important" by the Delphi Panel and Validation Panels.CONCLUSION: A list was developed and can serve as a foundation for the development of comprehensive physical therapy pain curricula.
DOCUMENT
Integratie van onderzoek in onderwijs is een hot-topic, met name in het hbo. Het boek “Integratie van onderzoek in het onderwijs” onder redactie van Griffioen, Visser-Wijnveen en Willems komt dan ook op een goed moment. Het boek wil bijdragen aan een betere verwevenheid van onderzoek en onderwijs door een overzicht geven van wat uit onderzoek over dit thema bekend is. Het boek wordt vooral besproken vanuit het perspectief van het hbo. Gekeken wordt naar de bruikbaarheid van het boek voor de praktijk. Veel opleidingen binnen hogescholen worstelen met de rol van onderzoek in het onderwijs en het afstuderen. Er is onder andere onduidelijkheid over de relatie tussen onderzoek en het beroep waarvoor wordt opgeleid, en over de kwaliteitscriteria waaraan het onderzoek van studenten moet voldoen.
DOCUMENT
Er bestaan significante verschillen tussen het aantal behaalde studiepunten van niet-leden en leden van een Universitair Sportcentrum (USC). Dat blijkt uit onderzoek van het lectoraat “Kracht van Sport” van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) en Hogeschool Inholland. Het onderzoek laat zien dat leden van het USC per jaar gemiddeld 1,3 studiepunt meer halen dan niet-leden, daarbij is gecontroleerd op de invloed van het geslacht, het studiejaar, de stad en het gemiddelde cijfer van de vooropleiding. Zowel in het eerste, tweede als derde studiejaar van de bachelor en zowel voor mannen als vrouwen werden verschillen in studiepunten gevonden. Deze resultaten geven aanzet tot grootschalig vervolgonderzoek.
DOCUMENT
Technische Bedrijfskunde student Noud Pouwels heeft zijn afstudeeronderzoek uitgevoerd bij copier-multinational Xerox uit Venray. Hij heeft zich bezig gehouden met de internationale retourstromen van copiers aan het einde van hun levenscyclus of leasetermijn. Na veel onderzoek heeft hij een beslissingsboom ontwikkeld om te bepalen wat de beste verwerkingsmogelijkheden zijn: herontwikkeling, hergebruik of ontmanteling. Deze strategie levert Xerox veel geld op.
LINK