This paper develops propositions on the added value of normatively-based, employee-oriented corporate social responsibility, specifically on the issue whether an individual owner-manager can add value within a foreign subsidiary by means of normatively-based, employee-oriented CSR. We suggest that this emerging research area sheds light on managerial discretion within a foreign environment and on the question if globalisation of business, based on economic rationality, inevitably leads to a race to the bottom or that normative resources - the view of owner-managers on the role of employees within their company - add value as well.Based on five case studies, this study develops propositions about the impact of international employee oriented CSR policies on mutual value creation within multinational SMEs. We detect conditions under which employee-oriented CSR adds value, what the influence is of the host country institutional environment and suggest differences across sectors and investment motives. The results suggest that not only motives but also the skills of the owner/manager as an institutional entrepreneur are critical in dealing with institutional variance.Conference paper bij het: 1st Interdisciplinary Conference on Stakeholders, Resources and Value Creation, Barcelona, 7-8 juni 2011
DOCUMENT
Tijdens deze openbare les presenteer ik u de visie en de ambitie van waaruit het lectoraat deze bijdrage wil leveren. Die ambitie is een uitwerking van de ambitie van het Kenniscentrum Innovatie en Business, waar expertise op het terrein van businessmodellen en ondernemerschap wordt ontwikkeld en uitgedragen.
DOCUMENT
Duurzame kleding is belangrijk. Als je het consumenten vraagt vindt het merendeel dit. Maar om over te gaan tot een duurzame aankoop is meer nodig dan alleen goede wil. Klanten hebben hulp nodig om die keuze in de winkel te maken. Zij hebben behoefte aan informatie, die hun op een makkelijke en leuke manier wordt aangereikt. Next Fashion Retail (NFR) heeft een toolkit ontwikkeld die retailers hiervoor kunnen inzetten. In dit whitepaper lees je over de onderzoeksresultaten waar deze toolkit op gebaseerd is en de rol van medewerkers en ondernemers in de verduurzaming van retailorganisaties.
DOCUMENT
Wie wil meetellen in de postindustriële samenleving doet er verstandig aan op tijd en voldoende te investeren in de ontwikkeling van zijn of haar unieke kennis en kunde. Immers meer en meer draait het in de kennismaatschappij om opbouw, onderhoud en versterking van het eigen competentievermogen. Wij menen dat ondanks allerlei goede ontwikkelingen aan de kant van scholen, toch het gevaar te groot is dat het beroepsonderwijs in zijn totaliteit niet voldoet aan de zich wijzigende behoeften van zowel individuen als bedrijven. We stellen daarom dat echte transformatie noodzakelijk is. Dit geldt in het bijzonder voor het technisch beroepsonderwijs omdat als oorzaak en gevolg van de veranderingen in eisen vooral de snelle technologische ontwikkelingen moeten worden beschouwd. Technische kennis en kunde moet dan ook nog eerder worden gemoderniseerd dan altijd al het geval was. Meer dan zoeken om welke technische kennis en kunde het precies gaat, lijkt systeeminnovatie aan de orde die zorgt voor een betere aansluiting op voortdurend veranderende omstandigheden. Hierbij komt bovendien dat achterblijven op technisch gebied de motor achter onze welvaartsontwikkeling, zal doen stokken.
DOCUMENT
Sociale innovatie kan bedrijven in het MKB een enorme boost geven. Maar de kennis die daarvoor nodig is, ontbreekt in veel bedrijven. Mijn Bedrijf 2.0 brengt MKB-ondernemingen in de regio Utrecht in contact met kennisinstellingen die wel beschikken over die kennis, zoals universiteiten, hogescholen, onderzoeksinstellingen en adviesbureaus. Met als doel: toepassing van deze kennis en daarmee het realiseren van duurzame economische groei van het MKB in de regio. Ruim 340 ondernemers grepen de kans om een gratis scan te laten uitvoeren die liet zien hoe hun bedrijf ervoor staat op het gebied van sociale innovatie. Die uitkomst leidde tot een adviesrapport, waarmee ze aan de slag zijn gegaan. Dankzij een voucher van € 4.000,- konden zij zich laten ondersteunen door een externe adviseur. Bovendien kregen ze de mogelijkheid om tal van workshops, opleidingen en netwerkbijeenkomsten bij te wonen die in het teken stonden van sociale innovatie. Een jaar na de eerste scan vulden ze een tweede scan in om het effect van de activiteiten vast te stellen. In dit boekje komen acht van de ruim 340 ondernemers van Mijn Bedrijf 2.0 aan het woord. Zij vertellen hoe zij werken aan een flexibele en efficiënte onderneming, waar dynamisch leidinggeven en slimmer werken voorop staan. Hun ondernemingen verschillen hemelsbreed van elkaar, maar er is een belangrijke overeenkomst: ze ondernemen nadrukkelijk samen met hun medewerkers. Dat leidt tot een grotere betrokkenheid en inzet van iedereen in het bedrijf. Zo onderstrepen deze acht ‘goede praktijken’ elk het motto van Mijn Bedrijf 2.0: De winst zit in je mensen
DOCUMENT
Deze publicatie is onderdeel van het project: Living Lab Duurzame Bedrijfsovername - Het Open Gesprek (2023-2025). Dit project werd geleid door Hogeschool Aeres en werd uitgevoerd in samenwerking met hogeschool Windesheim en Hogeschool Utrecht. In dit project is er specifiek aandacht voor overnames van complexe (familie)bedrijfsstructuren, zoals situaties met meerdere opvolgers/eigenaren. Het project is onderdeel van een breder programma over bedrijfsovername in de agrarische sector gefinancierd en gecoördineerd door Stichting regie-orgaan SIA en het Ministerie van LVVN. De informatie die in deze publicatie wordt beschreven, is onderbouwd door deskresearch, input van experts en vier interviews met bedrijfsfamilies in de periode tussen mei 2024 en augustus 2024. Drie van deze bedrijven komen uit de tuinbouwsector, een sector waar relatief veel familiebedrijven voorkomen die in een bv-structuur opereren. Het vierde bedrijf betreft een kringloopbedrijf met akkerbouw, energie, pluimvee en de verwerking van voedselresten. De deskresearch bestond uit een literatuurstudie van de familiebedrijvenliteratuur, bestudering van de beleidskaders en de wettelijke kaders, handboeken over ondernemingsrecht en studies specifiek gericht op de agrarische sector. De input van experts is in drie ronden opgehaald. Er is een expertsessie geweest met adviseurs en branche-organisaties (LTO-Noord en NAJK) op 23 januari 2025. Vervolgens zijn er experts betrokken die de publicatie hebben gecontroleerd op feitelijke onjuistheden in de periode maart-april 2025. Tot slot is er input verzameld tijdens een scholingsdag voor agrarische adviseurs en docenten in het agrarische onderwijs (10 april 2025).Er is verder kruisbestuiving geweest met een eerder project over agrarische bedrijfsopvolging waar Hogeschool Windesheim en Hogeschool Aeres in samenwerkten. Het gaat om het project: Living Lab Duurzame Bedrijfsovername – De Zachte Kant van Agrarische Bedrijfsopvolging. In dat project zijn 15 families geïnterviewd. De interviews zijn gebruikt voor enkele praktijksituaties en familiedynamieken die in deze publicatie besproken worden.
DOCUMENT
Tussen april 2017 en februari 2018 onderzochten hogeschool Utrecht en hogeschool Windesheim/Flevoland 20 ambitieuze sociale ondernemingen op succesfactoren en belemmerende factoren voor verdere groei in impact op arbeidsparticipatie. Meer informatie over het project: https://www.hu.nl/onderzoek/projecten/opschalen-van-sociale-ondernemingen-groei-in-impact en https://www.impactgroei.nl/
DOCUMENT
Dit boek is een deelverslag van het RAAK project (Regionale Aandacht en Actie voor Kenniscirculatie). Het is een explorerend onderzoek naar de wijze waarop kleine en middelgrote bedrijven in de maakindustrie innoveren.
MULTIFILE
De eerste uitgave van deze publicatie is in 1991 samengesteld onder auspiciën van de werkgroep "Kwaliteitsborgingsaspecten bij de vervaardiging van gelaste constructie" ressorterend onder de stuurgroep van het NIL Collectieve Onderzoeksproject "Lassen in de Ketel- en Apparatenbouw". In 2009 is deze publicatie aangepast aan de huidige stand der techniek. De inhoud van deze publicatie gaat in op de verschillende normen ten aanzien van kwaliteitsborging en de warmtehuishouding bij het lassen. Tevens wordt getracht informatie te verschaffen met betrekking tot het hoe en waarom van de "variabelen" die staan vermeld op de lasmethodebeschrijving. Dit laatst genoemde document zal in belangrijkheid gaan toenemen als instrument bij een verantwoord kwaliteitsbeleid. Bij gelaste constructies wordt uitgegaan van een minimum wanddikte van 3 mm.
DOCUMENT
Ketensamenwerking werkt! Uit het uitwisselingsproject blijkt dat verschillende vormen van ketensamenwerking tussen woningcorporaties en bedrijven tot voordelen heeft geleid als kortere doorlooptijden, grotere bewoners- én medewerkerstevredenheid, een betere prijs-kwaliteitverhouding van de gerenoveerde woningen, en meerwaarde op de langere termijn. We kunnen op basis hiervan gerust stellen dat ketensamenwerking succesvol kan zijn. Dit neemt niet weg dat er nog veel werk verzet moet worden om de prestaties als gevolg van ketensamenwerking ook kwantitatief te meten. Betrokkenen in dit uitwisselingsproject en andere ervaringsdeskundigen wijzen er ook op dat ketensamenwerking pas echt vruchtbaar is, als het een structureel, projectoverschrijdend karakter heeft en zich uitstrekt over alle bouwprocesfasen. Het eerste houdt in dat de selectie van bedrijven (consortia) voorafgaat aan de selectie van projecten. Het tweede betekent dat ook de beheer- en exploitatiefase van de woningen in de ketensamenwerking is betrokken. Een groeiend aantal woningcorporaties omarmt de denkwijze van het sturen op levensduurkosten of ‘total costs of ownership (TCO)’ van woningen, in plaats van sturing op initiële investeringen en beheer-, energie- en onderhoudskosten. Het koppelen van de beheer- en onderhoudsperiode aan initiële ingrepen leidt naar verwachting tot lagere levensduurkosten en hogere prestaties gedurende de levensduur van woningen. Ook komen consortia van aanbodpartijen met concepten op de markt voor de renovatie van referentiewoningtypen. De verwachte exploitatieduur van deze concepten is niet duidelijk. Investeringen in nieuwe bouwproducten en technologieën als deel van deze concepten kunnen zich pas terugverdienen in de exploitatiefase.
DOCUMENT