Een belangrijk motto in de transitie naar een circulaireeconomie luidt: afval is grondstof. Het duidt op dedoelstelling om een afgedankt materiaal maximaal tehergebruiken. Helaas is het lang niet altijd mogelijkom een reststroom zodanig te recyclen dat hij alsnieuwe grondstof kan worden ingezet. Het materiaalis bijvoorbeeld te vervuild of het is vermengdmet andere materialen. Aan de andere kant kaneen reststroom ook interessante eigenschappenhebben waarvan je gebruik kunt maken. Denk aaneen bijzondere herkomst, een mooi uiterlijk of eeninteressante functionele eigenschap.
Afgelopen jaren heeft het lectoraat Crossmedia van de Hogeschool van Amsterdam samen met 13 musea en 5 ontwerpbureaus praktijkgericht onderzoek gedaan naar ‘museumbeleving’. Het doel van het onderzoek was om een evaluatie- en sturingsmodel te ontwikkelen waarmee tentoonstellingsmakers meer inzicht krijgen in het bieden van een bezoekersbeleving zodat bezoekers meer leren over de inhoud van de tentoonstelling én geïnspireerd en geraakt worden. En we hebben goed nieuws: de inzichten en resultaten van deze onderzoeksprojecten zijn nu beschikbaar in de publicatie De Tentoonstellingsmaker van de 21ste Eeuw. Ontwerpen voor Beleving. Het boek beschrijft enerzijds het onderzoeksproces, maar is ook bedoeld als hulpmiddel voor elke maker, van student tot professional, die betrokken en/of geïnteresseerd is in het creëren en evalueren van museumbelevingen.
‘Renovaties en herbestemming van gebouwen kunnen veel slimmer worden uitgevoerd’ is de stelling van bedrijven die hierbij betrokken zijn. De gangbare transformatie is vaak ingrijpend, irreversibel en gaat met (zeer) veel materiaalgebruik gepaard. Dit maakt het transformeren van gebouwen duur en tijdrovend en het heeft een onnodig grote milieu-impact. De bedrijven willen daarom onderzoeken of met textiel tot andere, lichtere en meer flexibelere oplossingen gekomen kan worden. Textiel heeft in het verleden in verschillende toepassingen bewezen waarde toe te kunnen voegen aan gebouwen, door constructies te versterken (tentdoek), gebouwprestaties te verbeteren (isolatiewaarde, akoestiek) en de belevingswaarde te vergroten (visueel, vorm). Die potentie van textiel voor gebouwverbetering gaan we benutten in de vraag naar goedkope en snelle transformatie van vastgoed. Textiel is licht van gewicht, makkelijk te vormen, sterk, isolerend, vochtregulerend en kan goed voorzien worden van extra functies. Met name in gebieden met aardbevingsgevaar en gebieden met een (tijdelijke) vraag naar flexibele indeling van ruimtes kan textiel een belangrijke bouwwaarde hebben. De doelstelling van het project is om binnen een periode van twee jaar te komen tot vier toepasbare prototypes voor: 1. het constructief versterken van bestaande buitenmuren met textiel, 2. en het realiseren van flexibele binnenmuren met gebruik van textiel Dit doel wordt bereikt door onderzoek dat zich richt op de volgende onderzoeksvraag Hoe kan bij de transformatie van gebouwen textiel worden benut voor het versterken van buitenmuren en de constructie van lichte, flexibele binnenmuren. De Hanzehogeschool Groningen, Saxion, textiel- en bouwbedrijven gaan, samen met architecten en beheerders van vastgoed, deze uitdaging aan. De vier prototypes die tot stand komen kunnen door de betrokken MKB’ers verder ontwikkeld worden tot producten die in de markt gezet kunnen worden. Daarnaast bieden de prototypes casuïstiek voor opleidingen in textiel en bouwkunde.
1. Samenvatting Het voedselbos is een aantrekkelijke propositie voor een circulaire economie, omdat het met het systeem van teelt en bewerking de aanvoer van mest- en grondstoffen en de afvoer van afvalstoffen minimaliseert. Tevens is er een beperking van de inzet van arbeid, met een posi-tief effect op natuur- en belevingswaarden. Doel van deze KIEM aanvraag is het signaleren van de belangrijkste struikelblokken voor landbouwbedrijven om om te schakelen richting voedselbosproductie. Hiertoe onderzoeken we twee boerenbedrijven die hiervoor model staan. 'Voedselbos' is een nieuw fenomeen dat de laatste jaren veel aandacht krijgt. De bedrijven maken deel uit van een netwerk van be-drijven aangesloten bij de Stichting van Akker naar Bos (VANB). Het gemeenschappelijke doel van al deze bedrijven is een transitie van de agrarische sector naar landbouw die natuur integreert in werkwijze en systeem. Opvallend is, dat de kennisbasis onder 'voedselbos' dun is; wat we hebben is vooral de ervaring van een aantal pioniers. Beschikbare literatuur is van populaire aard, met weinig wetenschappelijk fundament. Ook omtrent de positie van starten-de voedselbosondernemers zijn er nog veel vragen. Zij willen een innovatief traject in, maar tegelijk is veel onduidelijk: gedegen informatie over de huidige toestand van de bedrijven, kansen en beperkingen, of de ambities, ontbreekt. In dit korte onderzoek wordt dat voor twee bedrijven als voorbeeld in kaart gebracht. Op basis van het Farming System Model wordt een QuickScan van het bedrijf gedaan, er wordt een kwalitatief interview afgenomen en het bedrijf wordt in foto, diagram en kaart vastgelegd. Op basis daarvan wordt samen met de onderne-mers vastgesteld wat nu eigenlijk de concrete struikelblokken zijn bij de transformatie, en wordt dat vertaald naar de opgave die het netwerk van bedrijven zich stelt. De grotere onderzoeksvraag die daarbij speelt is: Wat is de potentiele betekenis van voed-selbossen in het agrarisch systeem in Nederland?
In de samenleving is sprake van toenemende aandacht voor de circulaire economie. Inzet is Nederland afvalloos in 2050. Biobased materialen zijn in opkomst, recycling en upcycling staan in de belangstelling, nieuwe businessmodellen rond afvalhergebruik en waardecreatie worden ontwikkeld. Digitale productietechnieken zoals 3D-printing, robot-aangedreven bewerkingen en lasersnijden komen beschikbaar en bieden kansen voor nieuwe toepassingen en werkgelegenheid. De Hogeschool van Amsterdam werkt al enige jaren aan kennisontwikkeling omtrent bioplastics en bio-composieten waarin textielvezels hergebruikt worden. In de afgelopen twee jaar is in het RAAK-mkb RECURF project gewerkt aan het onderzoeken van diverse materiaalcombinaties, waarbij textiele restvezels van drie bedrijven (Sympany, Starbucks en Ahrend) gecombineerd zijn met verschillende bioplastics, en toepassingsmogelijkheden zijn verkend. Uit dat onderzoek blijkt dat er specifieke kansen liggen voor het ontwikkelen van plaat- en schaalvormige interieur toepassingen. Denk aan wandpanelen van denim, cafétafels van jute en geluiddempende panelen. RECURF-UP! verkent deze kansen voor het ontwikkelen en verdiepen van kennis over circulaire bio-composieten en de inzet van digitale productietechnieken. De kennis wordt ontwikkeld, aan de hand van vier casestudies die worden uitgevoerd met MKB-bedrijven uit de gehele keten. Het onderzoek richt zich op concrete materiaaleigenschappen, op het daadwerkelijk circulair maken van de ketens van vezel tot eindproduct en op het gebruiken van digitale productietechnieken. Het onderzoek kijkt niet alleen naar technische aspecten, maar ook naar de belevingswaarde. Eerder onderzoek laat zien dat er op dit gebied goede kansen liggen voor bio-composieten met textiel. RECURF-UP! is een samenwerking van HvA, Saxion, vezelleveranciers en mkb-bedrijven uit het RECURF project met nieuwe kennispartijen Avans en HZ (Centre of Expertise Biobased Economy) en een aantal nieuwe mkb-ondernemingen die kennisvragen hebben op het gebied van circulaire bio-composieten en digitaal produceren. Via brancheorganisaties Modint, NRK en FME komt de kennis uit het project, breed beschikbaar voor bedrijven in de sectoren textiel, kunststof en digitaal produceren.