Curious Hands for Educational Labs is een onderzoek naar het ontwerp van onderwijs op het snijvlak van kunst, wetenschap en technologie. Een onderzoek waarin maken als een materieel proces wordt gezien dat bijdraagt aan een belichaamde manier van leren. Dit artikel is een vervolg op Het belang van ruimte en materialiteit voor leren in de kunsten (Kunstzone 04, 2021).
DOCUMENT
Automutilatie vertrekt vanuit een noodsituatie. Het is een poging tot evacuatie van ondraaglijke inhouden, tot vermindering van onnoembare spanningen, tot non-verbale communicatie… Het is vaak een vorm van zich behelpen zonder appel op of tussenkomst van de ander en gaat dan gepaard met verstomming, zwijgen of verzwijgen. Daden nemen de plaats in van woorden. Hier en daar kan automutilatie evolueren tot een soort verslaving of addictie, die in een spielerei wel eens met één d geschreven wordt: a-dictie. Zonder spreken. Binnen de hulpverlening is het in elk geval van het grootste belang een professionele houding en inzet te bewaren tegenover dit soms traumatiserend verschijnsel. Het is geen sinecure om de neiging tot reageren vanuit diverse negatieve gevoelens door te denken, te verteren en te bevatten. Automutilatie is een uiterst gevoelig en complex thema dat menig GGZ-werker voor bijzondere uitdagingen plaatst. Conform het profiel van deze boekenreeks wordt een en ander vanuit diverse theoretische en klinische perspectieven belicht. Zo wordt gezorgd voor meerdere kaarten die er hopelijk (nu eens naast, dan weer op elkaar) toe bijdragen een duister en onherbergzaam gebied te helpen ontsluiten.
MULTIFILE
Terwijl de inspiratie van professionals wel als de basis voor hun beroepsuitoefening wordt beschouwd, lijkt zij binnen de hedendaagse beroepspraktijk in toenemende mate onder druk te staan. De zoektocht naar mogelijke inspiratiebronnen voor professionalisering in deze studie begint met de ontwikkeling van een model dat de zinvolle potentie van professionaliteit centraal stelt: het realiseren van humanitaire waarden, zoals gezondheid of rechtvaardigheid, onder complexe omstandigheden. Professionele expertise is dan vooral besluitvorming op het snijvlak van analyse en aanpak, zoals het voorschrift van de arts of het vonnis van de rechter. Verder benadrukt het model het belang van de verankering van professionaliteit in de beroepsgroep, de arbeidscontext en de samenleving. In het tweede deel staan zogenoemde beelden van de professional centraal. Dat zijn praktijktheorieën waarin een ideaal voor professioneel functioneren wordt belichaamd in en door de professional als persoon. Voorbeelden van zulke praktijktheorieën zijn de lerende professional, de reflectieve praktijkwerker, de presentiebeoefenaar en de intrapreneur. Beelden van de professional zijn identificatiemodellen voor professionals en inspiratiebronnen voor professionalisering, zo blijkt in dit deel. In het derde en laatste deel wordt de werkzaamheid van deze praktijktheorieën in het reflectieve discours van professies onderzocht door een analyse van tien jaargangen van het vaktijdschrift voor maatschappelijk werkers. Beelden van de professional worden in dit tijdschrift vooral gebruikt om een praktijkideaal te schetsen, maar ook om een praktijkrealiteit te beschrijven. Juist als realiseerbare idealen zijn zulke beelden bij uitstek geschikt als inspiratiebronnen voor professionalisering
MULTIFILE
"Artificial Kinship" is een innovatief artistiek onderzoeksproject dat de synergie tussen kunst, technologie en zorg onderzoekt. Het project bouwt voort op de ervaring met belichaamde kunstmatige intelligentie (AI) in de robotkunst en zet die kennis in om de complexe en dynamische interacties binnen de zorgsector te herdefiniëren. Traditionele, rigide robotsystemen hebben moeite met de menselijke dynamiek in zorgverlening. Tegelijkertijd laten de ethische principes van de zorg weinig ruimte voor de onvoorspelbaarheid van praktijkexperimenten. Robotkunst heeft binnen de robotica een rijke geschiedenis in het bevragen van wetenschappelijke tradities. Een terugkerend thema is het contrast tussen het feilloze imago van robots in gecontroleerde omgevingen en hun ogenschijnlijke hulpeloosheid in de onvoorspelbare buitenwereld. Dit thema wint aan maatschappelijke, maar ook artistieke urgentie nu de verwachtingen van AI-toepassingen stijgen. Om op die urgentie te sturen heeft artistiek onderzoek naar AI meer uitwisseling tussen, en ontwikkeling van relevante praktijken nodig. Dit project verkent zulke verbinding en ontwikkeling in onderzoek naar AI-toepassingen die beter aansluiten bij de vaak onvoorspelbare realiteit van zorgsituaties. Het project is opgezet als een multidisciplinaire samenwerking waarin studenten, onderzoekers, zorgprofessionals en kunstenaars gezamenlijk experimenteren en in dialoog treden. We onderzoeken hoe kunstzinnige experimenten bijdragen aan het ontwerpen van mensgerichte zorgsystemen. Hierbij combineren we de potentie van AI om zorgprocessen te ondersteunen met de lessen uit de robotkunst over de mogelijkheden en beperkingen van AI in de realisatie van "Artificial Kinship": empathie, affiniteit en verbondenheid tussen mens, machine en omgeving. "Artificial Kinship" benut technologie en artistieke kennis om zorg en welzijn toekomstbestendig te maken, met als doel inzichten te genereren die zowel de zorgsector verrijken als artistieke praktijken rond deze thema’s verder ontwikkelen en beter met elkaar verbinden. De resultaten worden breed gedeeld, zodat de opgedane kennis direct bijdraagt aan vernieuwende benaderingen in het onderwijs en de praktijk van zorg en welzijn.
Leren door te maken; hoe werkt dat in de praktijk op een middelbare school? Promotieonderzoeker Imka Buurke onderzoekt het vormgeven van een Educational Laboratory (E-lab) waarin belichaming en materialiteit een rol spelen tijdens het leren door leerlingen. Dit promotieonderzoek is onderdeel van het onderzoeksprogramma Curious Hands: Moving Making to the Core of Education, dat gefinancierd wordt door NWO.Van oudsher is het Nederlandse onderwijs gebaseerd op het idee dat kennis, cognitie en leren, abstracte processen zijn in het individuele brein en gescheiden zijn van het lichaam, van de materie en van het sociale. Op dit moment neemt de erkenning van het belang van materialiteit en belichaming in het onderwijs toe. Daarbij spelen er sinds 2014 landelijke ontwikkelingen in de richting van beter techniekonderwijs, maakonderwijs en digitale geletterdheid in het onderwijscurriculum van het voortgezet onderwijs.Dit onderzoek laat zien hoe de kunst en artistieke leerprocessen kunnen fungeren als een inspiratie voor onderwijsvormen waarin het belang van materialiteit en belichaming wordt hersteld. Het richt zich op het vormgeven van onderwijs in Educational Laboratories (afgekort E-labs) waarin belichaming en materialiteit een rol spelen tijdens het leren door te maken.Titel: Curious Hands in het Educational laboratory Dit onderzoek is een onderdeel van het onderzoeksprogramma Curious Hands: Moving Making to the Core of Education. Een onderzoek naar het vormgeven van een Educational Laboratory waarin belichaming en materialiteit een rol spelen tijdens het leren door te maken. Traditioneel is het westerse onderwijs (inclusief Nederlands onderwijs) gebaseerd op het idee dat kennis, cognitie en leren, abstracte processen zijn in het individuele brein en gescheiden zijn van het lichaam, van de materie en van het sociale. Dit idee is echter de afgelopen eeuwen zwaar besproken, en op dit moment neemt de erkenning van het belang van materialiteit en belichaming in het onderwijs toe (Newen, De Bruin & Galagher 2018.) Dit onderzoek draagt bij aan deze ontwikkeling door te laten zien hoe de kunst en artistieke leerprocessen kunnen fungeren als een inspiratie voor vormen van onderwijs waarin het belang van materialiteit en belichaming in het onderwijs wordt hersteld. Een bijdrage aan de hoognodige herwaardering van belichaamde impliciete kennis (tacit knowlege) zoals bijvoorbeeld te vinden is in vele ambachten en technische beroepen. Dit onderzoek richt zich op het vormgeven van onderwijs in Educational Laboratories (afgekort E-labs) waarin belichaming en materialiteit een rol spelen tijdens het leren door te maken. Het onderzoek sluit aan op landelijke ontwikkelingen die zich sinds 2014 in het Nederlandse onderwijs afspelen. Een ontwikkeling in de richting van beter techniekonderwijs, maakonderwijs en digitale geletterdheid in het onderwijscurriculum van het primair en voortgezet onderwijs.
Taal is een modaliteit van het lichaam. Kinderen leren met hun lijf wanneer zij door spel de wereld ontdekken. Kinderen verwerven taal om deze ervaringen te verwoorden en zodoende grip op de wereld en de mensen om hen heen te krijgen. Professionals die met jonge kinderen werken (h)erkennen dit belichaamde leren, de ‘embodiedness’ van taal, maar hebben te weinig zicht op dit proces om daar in hun taalonderwijs op aan te kunnen sluiten. De vraagstelling voor dit onderzoek komt vanuit onderbouwleerkrachten uit hartje Rotterdam die deze verstedelijkte cultuur als een verarmde pedagogische omgeving benoemen. Zij leggen daarbij een verband met taalachterstanden. De taalstimuleringsprogramma’s waarmee zij werken om die taalachterstanden tegen te gaan zijn ontwikkeld met een sterke focus op cognitieve opbrengsten waarin de verwevenheid van taal(verwerven)–lijfelijkheid–kennis(verwerven) uit beeld is geraakt. Hierdoor is een kennisniche ontstaan. Met dit onderzoek willen we hierop inspelen. Enerzijds wil het de relatie lijfelijkheid-taal-kennis inzichtelijk maken. Anderzijds gaat het erom dat de functie van het lijf in taalverwerving zichtbaar wordt in het handelen van professionals. Meer specifiek gaat het om de vraag hoe fysiek, sensorisch en manipulatief spel leidt tot betekenisstructuren voor het conceptualiseren van de dynamische en relationele aspecten van taal, met als doel de inzichten die dit oplevert te gebruiken voor het innoveren van het vroegschoolse taalonderwijs. Met de professionals willen we, door precieze observaties, de relatie tussen spelgedrag, taalgedrag en speelomgeving in kaart brengen. Vervolgens willen we in ‘communities of practice’ taalonderwijs ontwerpen dat aansluit bij het belichaamde leren van jonge kinderen. Vanuit deze onderzoeksmethodiek ontstaan nieuwe praktijken die van binnenuit het taalonderwijs vernieuwen. Een deel van de participerende scholen in dit onderzoek heeft een vergelijkbare stedelijke context. Omdat de vraag breder wordt gevoeld, doen ook scholen in andere contexten mee. Dat biedt mogelijkheden voor vergelijking van die contexten.